Bronen bij Beslissingen en risico-analyse: deskundigen

Hoewel redelijke duidelijk en redelijk bekend is dat risicoafwegingen in de handen van de gemiddelde burger niet in al te rationele handen zijn, is men in de meeste kringen toch huiverig dit aan deskundigen over te laten. En dit vooral in links intellectuele kringen, omdat beseft dat die deskundigen voornamelijk uit bèta-wetenschappers zullen bestaan. Een voorbeeld hiervan is onderstaande bron (de Volkskrant, 30-12-2005, boekbespreking door Martin Sommer):
  De doem van deskundige duiders

De Duitse socioloog Ulrich Beck had in 1986 het manuscript van zijn boek Risikogesellschaft nog nauwelijks ingeleverd, of het dak de Russische kerncentrale Tsjernobyl vloog de lucht in. Het boek was onmiddellijk een doorslaand succes.


Tussentitel: In de risicosamenleving bepalen wetenschappers wat risico's zijn

....    In de wereld van Beck worden de spanningen in de postmoderne samenleving niet langer teweeggebracht door de sociale kwestie. Rijk en arm, iedereen krijgt met risico’s te maken. Daarbij komt dat risico’s geen tastbare, maar potentiële gevaren zijn. Je weet niet welke kust de volgende tsunami zal aandoen. Hoofdthema in de politiek is niet langer wie mag meedoen, maar wie kan ontsnappen – zie onlangs New Orleans. De onzekere toekomst is politiek geworden en daarmee verandert de verhouding tussen openbaar bestuur, wetenschap en burger radicaal.
    Beck had zijn boek geschreven als een sociologische doordenking van de milieuproblematiek. Maar twintig jaar en een ingezakte milieubeweging later blijkt het dekseltje van de risicosamenleving ook heel goed te passen op de potjes van vele andere angsten en bedreigingen die samenhangen met de globalisering – variërend van vogelgriep tot Poolse loodgieters en de omgang met terreurrisico’s. Het draait om gevaren waar de mens zelf verantwoordelijk voor is en die vervolgens niet of nauwelijks beheersbaar zijn. Al bij al een buitengewoon vruchtbaar idee dus, zo blijkt opnieuw uit Leven in de risicosamenleving, een bundel lezingen die dit en vorig jaar door het Nederlands Gesprek Centrum werden georganiseerd.
    Risico’s in onze directe omgeving zijn onzichtbaar. Van horen zeggen of op televisie gezien. In de risicomaatschappij hebben we daarom duiders nodig, een priesterkaste die ons eenvoudige burgers vertelt wat er gebeurt. Dat zijn de wetenschappers. ‘Een theorie over de risicosamenleving moet een theorie over wetenschap zijn’, schrijft wetenschapsfilosoof Gerard de Vries in een uitstekende inleiding. In de moderne, industriële maatschappij deelde de politiek de lakens uit. De wetenschap was dienstbaar en zocht naar middelen van vooruitgang, variërend van technische uitvindingen tot het sociale ingenieurschap van de welvaartsstaat. Nu zijn de rollen diffuus geworden. Door de globalisering is de lange arm van de politiek verschrompeld tot een lam handje. De politicus deelt zijn sturende rol maar al te graag met de wetenschappelijke expert. De filosoof Rüdiger Safranski, ook in de bundel: ‘Het verlangen naar deskundigen die het laatste woord spreken, is een seculiere versie van het verlangen van de kerkganger.’
    Of we het leuk vinden of niet, de wetenschap is onvermijdelijk gepolitiseerd. Alleen ogenschijnlijk spelen politicus en wetenschapper nog hun oude rollen – die van soevereine opdrachtgever en die van waardenvrije denker. En dat zou wel eens bij uitstek kunnen opgaan voor Nederland, dat van zichzelf al een neiging had om tegenstellingen te depolitiseren, om commissies van wijzen knopen te laten doorhakken en om alle ijzeren beleidscirkels van middenveldinstellingen ruimhartig te bedienen. De vraag wie de macht controleert, verschuift naar de vraag wie in staat is de expertocratie tegenspraak te bieden – en niet alleen tegenspraak maar ook tegenmacht, omdat er miljarden overheidsgeld aan beleidsonderzoek te verspijkeren is.
    Die tegenmacht organiseren is buitengewoon moeilijk, aangezien het debat permanent onder de hypotheek staat van de wetenschappelijke autoriteit. Let maar eens op bij omstreden kwesties, van de legalisering van drugs tot het klimaat of euthanasie en de multiculturele samenleving; telkens stellen wetenschappers in rapporten, studies en interviews hun ‘feiten’ tegenover de ‘beelden’ van de bemoeial van buiten die het niet begrepen heeft. Zo kon je in het spellingsdispuut de voorzitter van de Taalunie eerst horen zeggen dat het ‘onverstandig’ was van de kranten om zich tegen het nieuwe Groene Boekje te keren, en vervolgens dat het ‘uitgesloten’ was dat de nieuwe spelling zou worden teruggedraaid of aangepast. De wetenschap had geadviseerd, de politiek had geknikt, en de praktijkgebruikers hadden het nakijken.
    Zo wordt het de burger onbehaaglijk te moede. Hij heeft tegenwoordig wel een grote mond, maar zijn hartje is kleiner dan ooit. Als het gevaar zijn lelijke kop nog moet laten zien, dan is de beleving van de burger – en daarmee de rol van de media – ook een politieke hoofdschotel geworden. Het gaat immers niet alleen om werkelijke, maar ook om beleefde risico’s. Het politiek-wetenschappelijk complex staat voor de keuze: moet de ongerustheid in de samenleving worden aangeblazen met code rood of geel, dan wel juist kleiner worden gemaakt?    ...
    Ja, de filosoof Rüdiger Safranski zegt het in een vraaggesprek, maar zijn stelling is niet meer zo populair: ‘We moeten een zintuig ontwikkelen voor economische belangen. Dan blijkt dat kennispositie en belangenpositie correleren.’ Alle grote politieke besluiten, van Betuwelijn tot Schipholbaan, van studiehuis tot inburgeringstraject, en van rijksdienstverzelfstandiging tot windmolenparkinrichting, allemaal worden ze wordt begeleid door een ‘bijenzwerm van deskundigen’ (Safranski). Wetenschappers geven hun advies en nemen vervolgens de benen als het mis gaat. ...

Deze analyse lijkt ervan uit te gaan dat al een aanzienlijk deel van onze praktische risicobesluiten door deskundigen wordt gedaan. Het stuk van Marcel van Dam, maar nog ontzettend veel andere voorbeelden zoals bijvoorbeeld de gang van zaken rond aardopwarming en bevolkingsgroei, laten zien dat in het geheel geen sprake van is. Misschien gaat er wel, zoals Martin Sommer stelt, een grote hoeveelheid geld in te beleidscircuit, maar dit beleidscircuit bestaat voor het overgrote deel uit mensen die alleen met de meest levendige fantasie als wetenschapper zijn te omschrijven, zoals economen, juristen, bestuurskundigen, MBA's, consultents, en dergelijke. Het eerste voorbeeld dat Sommer zelf geeft, de gang van zaken rond de spelling, is een even andersoortig maar even goed voorbeeld, omdat het vaststellen van een spelling helemaal geen wetenschap is. De latere voorbeelden van de besluitvorming rond de Betuwelijn en de Schiphol, en studiehuis en inburgeringstraject, hebben allemaal gemeen dat in de uiteindelijk besluitvormingen de invloed van beleidsdeskundigen op ministeries en dergelijk zeer groot, en de invloed van politici die de beleidsdeskundige aansturen doorslaggevend is geweest,. In al die gevallen waren er ook adviezen van op  de respectieve terreinen deskundige wetenschappers, die lijnrecht tegen de  beleidsdeskundige adviezen en de politici ingingen: geen Betuwelijn, de Schiphollijn op bestaand spoor, en geen studiehuis.
    Kortom: niettegenstaande de door Sommer gedane beweringen omtrent de invloed van wetenschappers op beslissingen aangaande zaken die risico's inhouden, is die feitelijke invloed nihil. De meest waarschijnlijke verklaring voor deze vergissing is dezelfde als de meest waarschijnlijke verklaring voor de reden dat mensen in het algemeen zulke slechte inschatters van risico's zijn: angst. Mensen zijn banger voor bommen dan voor virussen omdat bommen meer lawaai maken, en niet omdat ze meer doden veroorzaken. En Martin Sommer is banger voor wetenschappers dan voor beleidsdeskundigen of politici, omdat hij de taal van de laatste wel begrijpt, en die van de eerste niet.


Naar Beslissingen  , of site home  .