Bronnen bij Beslissingen, psychologisch: religie illusie

De geschiedenis van de mensheid kent een lange reeks fantasieën, goden, religies, ideologieën, en dergelijke. Zodanig veel dat er wel een voordeel in moet zitten. Dat voordeel is vermoedelijk het hebben van een recept, een kader, om de veelheid van de meer stabiele en algemenere indrukken van de omgeving te kunnen rubriceren en organiseren, zodat ze later ook weer makkelijker uit het geheugen oproepbaar zijn.

De ultieme vorm hiervan is de enkele almachtige godheid. Het argument voor het bestaan van zo'n "god" is bekend: als zo veel mensen er in geloven, moet het wel waar zijn - een globale vorm van het staafjes-experiment. Het argument heeft precies dezelfde geldigheid als dat voor de optische illusies uit het hoofdartikel  : alle mensen zien dat de balk niet gelijkmatig grijs is, maar alle mensen zien het fout. Maar de godheid-illusie is een fout op een dergelijk fundamenteel niveau van het denken in de geest, dat deze natuurlijk niet zonder gevolgen blijft voor de werking van de rest ervan  .

Onderstaand een voorbeeld van het "nuttigheid"-argument (DePers.nl, 03-09-2009, door Marcel Hulspas):
  Geloven is geen afwijking

Geloven is het gevolg van de manier waarop we de wereld beschouwen, denkt neuroloog Bruce Hood. En niet een relict uit duistere tijden.

...  Neuroloog Bruce Hood gooit het over een andere boeg. Het wezen van geloven (in het bovennatuurlijke) is het opbouwen van veronderstellingen omtrent de onzichtbare structuur van de wereld. Een manier van kijken die we in de loop van de evolutie hebben verworven, en die onontbeerlijk is om te overleven. Zoals Hood in een interview met De Pers benadrukt: ‘Ik ben het niet eens met zijn bewering dat religies hun voortbestaan te danken hebben aan de indoctrinatie van kinderen, en dus ook niet met zijn oplossing voor wereldproblemen, die erop neerkomt dat als we maar ‘bevrijd’ zijn van godsdienst we een betere, zo niet ideale samenleving kunnen stichten.’
    Het ‘leren geloven’ begint volgens hem al op zeer jonge leeftijd: ‘In het tweede levensjaar zijn kinderen in staat om aan levende voorwerpen mentale drijfveren toe te kennen. Niemand leert ze dat – het gaat om een aangeboren vermogen de omgeving op een bepaalde manier te interpreteren. Daar komt bij dat kinderen al op zeer jonge leeftijd in staat zijn om patronen te herkennen, en daar een oorzaak of doel aan kunnen toekennen. De combinatie van die twee zorgt voor interessante denkfouten. Kinderen kunnen constateren dat een stuk speelgoed, een pop, kan denken. Een bovennatuurlijk idee.’
    ‘Kinderen denken ook geruime tijd dat anderen hetzelfde denken als zij. Dat is de basis voor het latere geloof in de mogelijkheid van telepathie. Kinderen hebben geen besef van de dood. Als iemand gestorven is, vragen ze steeds weer waar hij of zij ‘nu’ is. Ze kunnen zich niet voorstellen dat de geest verloren gaat. Vandaar ons geloof in de hemel en in geesten, en vandaar de populariteit van het dualisme van lichaam en geest.’
    In zijn streven om de buitenwereld te begrijpen, maakt het kind denkfouten, en tezamen vormen deze fouten wat Hood Supersense noemt: ‘We ervaren overal om ons heen orde, en constateren dat er hogere mentale krachten schuilgaan achter de zichtbare werkelijkheid. En we proberen deze mentale kracht te benaderen, er een band mee op te bouwen, door middel van rituelen. Dat ‘voelen’ is universeel. En daarom zijn we allemaal geneigd te geloven in een soort god, in geesten, in een leven na de dood, in de macht van rituelen – ook als er geen enkele godsdienst voorbijkomt om ons dat in te fluisteren.’
    Volgens Hood biedt deze Supersense de mensheid grote voordelen. Ze is volgens hem noodzakelijk om samen te werken: niet alleen religies – alle groepen zijn gebaseerd op een ‘bovennatuurlijk’ gevoel bij elkaar te horen, het geloof een superorganisme te vormen dat zich uit in rituelen. De fundamenten van het economisch verkeer (vertrouwen in geld, in de waarde van overeenkomsten) vormen volgens Hood een gemeenschappelijk, niet-empirisch geloofssysteem. Hetzelfde geldt voor het gevoel een natie te zijn, en het aanbidden van symbolen als een vlag.
    Onze Supersense veroordeelt ons er toe in vele opzichten ‘gelovigen’ te zijn. ...

Wat Hood beschrijft, is doodgewoon het verschijnsel dat de hersenen in eerste instantie de wereld om hen heen ordenen. Als tweede dat ze die ordening in hun hoofd identificeren met de werkelijke wereld. En als derde dat ze die onjuiste identificatie zelfs de andere kant op projecteren: ze denken dat datgene wat in hun hoofd plaatsvindt een maat is voor wat er in de rest van de wereld gebeurt.
    Mensen met kennis van de algemene semantiek weten dat de eerste gelijkstelling al onjuist is - de wereld in hun hoofd is beslist niet identiek aan de werkelijke wereld. En dat de tweede stap dus dubbelfout is: de wereld in hun hoofd is dus absoluut geen maat voor de rest van de wereld.
    Wel constateert Hood terecht dat het hebben van deze capaciteiten tot ordening een groot voordeel biedt. Maar dat wil absoluut niet zeggen dat de huidig gegroeide uitvoering daarvan de beste of zelfs maar een goede versie hiervan is. Zoals blijkt uit Hood's opmerking 'We ervaren overal om ons heen orde, en constateren dat er hogere mentale krachten schuilgaan achter de zichtbare werkelijkheid.' Dit is apert onjuist, daar er nog nooit iemand die hogere mentale kracht heeft waargenomen, en alles er dus voorlopig op wijst dat die er niet is. Dit is een uitnemend voorbeeld van projectie van innerlijke ordening binnen naar de buitenwereld.
    Hood's laatst geciteerde opmerking is dus volstrekt onjuist. De evolutie heeft ons veroordeeld tot vele valkuilen, waaronder die van 'geloven'. Maar dat wil niet zeggen dat je gedwongen bent daarin te trappen.


Naar Beslissingen  , of site home  .


9 sep.2009