Bronnen bij Psychologische praktijktips: ambitie

Het grote gevaar van ambitie blijkt uit de onderzoeksgegevens in onderstand artikel (de Volkskrant, 26-04-2008, door Jorien de Lege):
  Gefnuikte ambitie

Mariëtte Hamer (PvdA) was de gedoodverfde opvolger van Jacques Tichelaar en werd het ook. Maar er is ook een verliezer.


...    Het zal niemand zijn ontgaan dat Samsom gokte en verloor, maar anders dan bij de openlijke lijsttrekkersverkiezing bij de VVD in 2006 was in dit geval geen sprake van openbaar of langdurig campagnevoeren. Drie dagen kandidaat zijn, een speechje achter gesloten deuren en een geheime stemming. Minimaal gezichtsverlies dus, over tot de orde van de dag.
    Of het voor iemand die gepasseerd wordt gemakkelijk is om het verlies te accepteren, hangt onder andere van de verwachtingen af, stelt organisatiepsycholoog Ron Oostveen van Arbeids- en Organisatiepsychologie Gelderland, waar loopbaanadvies wordt gegeven. ‘Als je het idee hebt dat jouw tijd nog wel komt, dan gaan veel mensen nog harder werken na het mislopen van een promotie.’
    Vooral jonge werknemers kunnen tegen een stootje, zij zijn er van overtuigd dat ze nog genoeg kansen hebben om hun ambities waar te maken. Maar na twintig jaar noeste arbeid is volgens Oostveen voor veel mensen de rek er wel uit, dan moet het succes in zicht zijn. En dan blijkt ook of iemands verwachtingen over zijn carrièreverloop realistisch waren.
    Oostveen: ‘Vaak wordt gezegd dat je bepaalde resultaten moet kunnen behalen, zonder dat naar je persoonlijke capaciteiten wordt gekeken. Op sommige hbo-instellingen wordt nog steeds verkondigd dat je binnen vier jaar na je afstuderen een leidinggevende functie moet hebben. Dat is je reinste nonsens, je moet gewoon je vak leren verstaan en dat heeft niets met tijd te maken.’
    Om zijn cliënten te leren omgaan met hun gefnuikte ambitie, laat hij ze vooral kritisch naar hun verwachtingen kijken. ‘Gekrenkte trots speelt meestal niet eens zo’n grote rol, het gaat de meesten erom dat ze niet begrijpen waarom ze gepasseerd worden voor een functie waarvan zij vinden dat ze die verdienen.’ Je verwachtingen bijstellen naar een realistischer niveau kan betekenen dat er niet meer inzit. En dat is voor veel mensen moeilijk te accepteren. ‘Het is een bekend verschijnsel dat 80 procent van de mensen denkt dat ze qua prestaties bij de beste 20 procent horen.’ Een snelle rekensom wijst uit dat dus minimaal 6 op de 10 mensen zichzelf overschat.
    Of je gemakkelijk accepteert dat je gepasseerd bent voor een functie, heeft bovendien te maken met je rechtvaardigheidsgevoel, zegt organisatiedeskundige Erik van de Loo. Iedere keuze kent voors en tegens, waardoor een zekere ambivalentie ontstaat. Als die ambivalentie niet wordt uitgesproken, ontstaat een extreem beeld van de kandidaten waarin de winnaar wordt geïdealiseerd, en de verliezer het gevoel krijgt onheus bejegend te worden.
    ‘Het is belangrijk dat alle argumenten voor en tegen een kandidaat eerlijk worden uitgesproken en meegewogen, wil iemand zijn verlies goed kunnen accepteren.’ Voor de winnaar is het bovendien belangrijk dat hem geen onhaalbare doelen worden gesteld, want dan kan het alleen nog maar tegenvallen.
    Een zuiver proces van moge de beste winnen dus, maar in veel keuzeprocessen spelen geheime agenda’s en onuitgesproken voorkeuren mee. ....


Tussenstuk:
Ambitie-EHBO

Wie achter het net vist, moet onder ogen zien dat de werkgever misschien niet zo overtuigd is van zijn kwaliteiten als hij. Het brein heeft hier een paar mooie trucs voor. Zo wordt een functie ineens een stuk minder leuk als je bent afgewezen. Je gaat je richten op alle negatieve aspecten: ver van huis, een vervelende werksfeer of niet uitdagend genoeg. Zo kom je al snel in het reine met het feit dat je gepasseerd bent. Dit wordt door psychologen cognitieve dissonantie genoemd en hoe kritisch je ook naar jezelf kijkt, iedereen heeft er last van.
    Een ander verschijnsel is dat je vindt dat jouw goede prestaties komen door je uitstekende kwaliteiten, maar dat die ander zich heeft bediend van onethische methoden om aan de top te komen. Zo hoef je niet aan jezelf te twijfelen, de ander speelt vuil spel. In de psychologie heet dit de fundamentele attributiefout, en ja, ook dit doet iedereen wel eens.
    Ter illustratie een recente enquête van MT.nl: van de 300 managers die werden ondervraagd, vond 89 procent dat zij hun positie hadden bereikt door hard werken, of eerlijk zijn (78 procent). 77 Procent van de ondervraagden vond echter dat collega's hun ambities hebben waargemaakt met zwartmaken, ellebogenwerk of een relatie met de baas.

De cijfers in het artikel geven al aan dat het eigen inzicht omtrent capaciteiten zeer dubieus is. En daaruit, plus wat bekend is over de werkelijkheid, kan men over de cijfers uit het tussenstuk over de hoe managers aan hun positie zijn gekomen, concluderen dat het oordeel met betrekking tot collega's het juiste oordeel is: managers komen aan hun positie door zwartmaken, ellebogenwerk en een relatie met de baas. En dat is zo omdat binnen de groep van managers het streven achter hun positie en een stijging daarin  niet gelegen is in het besef dat ze hun werk goed doen, maar uitsluitend in dat andere ding: ambitie. Dat inhoudelijke totaal waardeloze ding, dat alleen maar gaat over egoïsme, en ander nare zaken.
    Snapt u nu hoe het beroep van manager aan zijn slechte reputatie is gekomen?

Bijna een vol decennium later, precies dezlefde boodschap (men heetf natuurlijk niet geluisterd) met wat meer details. Eerst even de samenvatting (de Volkskrant, 04-02-2017, door Wilma de Rek):
  Ziek van de stress

De mens heeft het brein van een vis als het op stress aankomt: hij is niet toegerust op de moderne tijd. Vandaar de toename van burn-outs en depressies; we worden massaal ziek van werkdruk, prikkels en slecht nieuws.


Tussentitel: Probeer vooral geen succesnummer van jezelf te willen maken

Waarmee men natuurlijk niet bedoelt dat je helemaal niets moet willen, maar dat je niet te veel moet willen, in de zin van dat je dingen moet willen die haalbaar zijn, in ieder geval ten dele. Want iets-niet-halen leidt tot dit:
  De zoektocht naar de oorzaak van de alarmerende toename van burn-out, overspannenheid en depressie heeft al een hele stoet verklaringen opgeleverd, maar geen van alle zijn ze afdoend. Dat komt doordat het zoekterrein doorgaans beperkt blijft tot onze eigen tijd; tot het hier en nu. Om echt te snappen hoe het zit met aandoeningen als burn-out en depressie moet je terug in de tijd. Geen honderd jaar, geen tienduizend jaar, maar miljarden jaren. Je moet terug naar het begin van het leven op aarde.
    Overspannenheid, burn-out en depressie hebben namelijk een opvallende overeenkomst: aan de basis ervan ligt stress. Nauwkeuriger gezegd: een tekortschietend stresssysteem. Een stresssysteem waaraan de evolutie over een periode van miljarden jaren heeft geslepen en dat voor de meeste organismen op aarde gedurende het grootste deel van de evolutie uitstekend voldeed.
    Maar nu niet meer. Althans niet voor de moderne homo sapiens. Die heeft zichzelf de afgelopen duizenden jaren opgezadeld met zo veel ongrijpbare stressveroorzakers, dat zijn stresssysteem het niet meer kan bijbenen. Het is evolutionair niet goed aangepast aan de eisen van de moderne levensstijl; het heeft daarvoor domweg nog geen tijd gehad. Weliswaar klinkt 'duizenden jaren' eindeloos lang; in het licht van de evolutie - die 13,7 miljard jaar geleden begon met de oerknal - stelt zo'n periode niets voor.
    Stress heeft de naam iets van deze tijd te zijn, maar niets is minder waar: stress is er altijd geweest en zal er altijd zijn. Stress ligt niet alleen aan de basis van nare klachten en vervelende gevoelens. Stress ligt aan de basis van heel veel: van het leven op aarde, van het ontstaan van nieuwe soorten; van de mens. Het probleem van het woord stress is dat het een containerbegrip is. Iedereen denkt te weten wat het is, maar intussen worden er totaal verschillende dingen onder verstaan.
    In wezen betekent stress niks; stress is het Engelse woord voor spanning. Als we zeggen dat we 'last hebben van stress', bedoelen we eigenlijk iets anders. Dan bedoelen we dat we last hebben van onze stressresponsen op bepaalde stressveroorzakers, de stressoren.
    Dieren die gedurende langere tijd aan stressoren worden blootgesteld, gaan zich 'deprimeren', onderdrukken: hun eetlust neemt af, ze gaan oppervlakkiger slapen, ze vertonen geen interesse in de omgeving. De symptomen die mensen met een depressie hebben, vertonen sterke overeenkomsten met de symptomen van dieren onder chronische stress.


Het instrumentarium van een vis
Homo sapiens stamt, net als alle andere organismen, af van de eencellige die zo'n tien miljard jaar na de oerknal op aarde ontstond. Ook de eencellige had last van stressoren. Zijn grootste stressor was de hitte in de vulkanische oersoep waarin hij leefde. Hij verdedigde zich daartegen met zogeheten 'heatshockeiwitten', die ervoor zorgden dat zijn celwand niet smolt.
    In de loop van de tijd werden de eencelligen meercelligen, ontstonden uit de meercelligen zeewormen en ontstond uit de zeewormen de vis. Al die soorten hadden te kampen met hun eigen stressoren, zoals infecties, voedselschaarste en verwondingen. Deels gingen ze die stressoren te lijf met de stressresponsen van hun voorgangers, deels ontwikkelden ze daarbovenop een nieuwe stressrepons.
    Nadat de vis zijn intrede had gedaan, zo'n vijfhonderd miljoen jaar geleden, is aan het stressysteem van levende organismen niet meer zoveel toegevoegd. Bij de zoogdieren, die na de vis op aarde kwamen, werd weliswaar het 'limbisch systeem' in de hersenen verder ontwikkeld, waardoor emoties meer bij de stressrespons konden worden betrokken. En vanaf de primaten kwam er wat meer hersenschors bij en dus een groeiend bewustzijn. Maar in grote lijnen was het stresssysteem een half miljard jaar geleden wel zo'n beetje aangelegd.
    Oftewel: wij mensen gaan onze moderne stressoren te lijf met het instrumentarium van een vis.
    Heel lang konden we daarmee prima uit de voeten. Als onze verre voorvader achter een struik een bewegende gestalte zag waarin hij een leeuw meende te herkennen, sloeg zijn stresssysteem meteen aan. Zijn immuunsysteem bereidde zich alvast voor op dreigende infecties door verwondingen. In zijn lijf begon de adrenaline te stromen en in zijn hersenen de noradrenaline. Zijn oren spitsten zich, de hartslag versnelde, de spieren gingen strak staan, de bloeddruk steeg, de pupillen verwijdden zich en het hormoon cortisol werd aangemaakt. Hij reageerde op de stressor met een stressrespons die hem klaarmaakte om te vechten, te verstijven of te vluchten. Een prima stressrespons die kon helpen te overleven; met een beetje mazzel zat hij hoog en droog in een boom tegen de tijd dat de leeuw hem met opengesperde bek besprong.
    In de 21ste eeuw heb je aan dat soort reacties weinig. Ja, als een verkrachter je pad kruist of een vallend stuk gesteente je dreigt te verpletteren, dan wel. Maar als er een appje binnenkomt van je baas met de vraag of je op zijn kamer wilt komen 'omdat hij een niet zo heel erg leuke mededeling heeft', schiet je met een verhoogde hartslag en een geactiveerd immuunsysteem weinig op. En als je in je bed naar akelige filmpjes op Facebook ligt te kijken of het vervelende hoofd van Donald Trump ziet voorbijkomen, evenmin.
    Boze tweets, toeterende automobilisten, eindeloze files: het zijn stressoren waarvan je niet doodbloedt, maar toch veroorzaken ze in het menselijk lichaam nog altijd dezelfde reacties als een brullende leeuw. Zelfs op stressoren die puur psychisch zijn (gaat mijn lief vreemd? Hoe moet ik verdomme die nieuwe wasmachine betalen?) reageert het stresssysteem alsof we nog in de oertijd leven. Het produceert de heatshockeiwitten die de eencellige 3,5 miljard jaar geleden uitvond, wapent het lichaam tegen dreigende infecties door verwondingen en maakt ons klaar te vechten, verstijven of vluchten.
    Dat zijn reacties waaraan we niet alleen niks meer aan hebben, ze leveren óók nog eens bijwerkingen. Hartkloppingen, uitbrekend zweet, buikpijn en andere onaangename gevoelens, kortom: alles wat we omschrijven als 'het stressgevoel'. En dat stressgevoel hebben we steeds vaker, aangezien de moderne wereld een overdosis aan nieuwe stressoren met zich meebrengt, waarvan het hinderlijk piepende mobieltje de zoveelste is. Naarmate onze omgeving kunstmatiger wordt, worden die stressoren bovendien abstracter. In het tijdperk waarin we nu leven, dat van de digitale revolutie, kunnen stressoren ook dingen zijn als zorgen over de gevolgen van de klimaatverandering, angst voor terrorisme, of de hiervoor al genoemde information overload. Paradoxaal genoeg blijken zelfs dingen die juist zijn bedacht als prettige vrijetijdsbesteding - uitgaan, sporten, de nieuwste series op Netflix bijhouden - stress te kunnen veroorzaken.

Enzovoort. Overigens wordt in dit artikel er helemaal niet over gesproken dat de natuur naturlijk ook een tegenkracht heeft verschaft om het evenwicht weer terug te brengen na het teveel aan stress en adrenaline (of beter: noradrenaline): serotonine. Maar lees daarvoor meer over de werking van neurotransmitters enzovoort  .


Naar Psychologische praktijktips  , site home  ·.

27 apr.2008