Sociologische begrippen: mobiliteit
Mobiliteit wordt vrijwel universeel voorgesteld als iets positiefs. In dat
positieve oordeel zit een (over)grote hoeveelheid culturele voorinstelling,
namelijk de cultuur van de rijken, bestuurders, intellectuelen en nomaden.
De rijken en de bestuurders omdat ze vrij willen kunnen reizen, weg van
degene die ze uitgebuit en bestolenen hebben, in verband met het intrinsieke
gevaar dat de misdadiger loopt bij ontdekking. De intellectuele omdat
uitwisseling van ideeën belangrijk is. En de nomaden, omdat reizen hun
natuurlijke habitat is - hieronder vallen de culturen afkomstig uit het
Midden-Oosten.
Voor de gewone bevolking, de onderste tweederde, is mobiliteit van veel
minder belang, omdat ze toch gewoon moeten werken op het land of in de
fabriek. En de geslaagde residente gemeenschappen hebben sterke nadelen en
overlast van de nomadisch georiënteerde bevolking. Die afkomt op waar het
goed gaat niet om bij te dragen, maar om te profiteren. Zoals door gewone
misdaad. Waarover natuurlijk enthousiast gelogen wordt door de media, ook
behorende tot de kosmopolitisch dus nomadisch georiënteerden, die beweren
dat het allemaal wel meevalt. Maar, kennelijk zonder het te beseffen, hier
het bewijs aanleverde, vanuit het omgekeerde
(de Volkskrant, 15-12-2011, van verslaggeefster Wil Thijssen):
De "georganiseerde" criminaliteit daalt
sterk in Oost-Europa, zodra de grenzen open gaan. En wel omdat ze hun
werkterrein verleggen naar vruchtbaarder gronden: West-Europa. Het
directe gevolg van toegenomen mobiliteit.
Naar Sociologische krachten
, of site home
.
|