Meningsvrijheid |
DE ANDERE KANT - NÍET
IN DE KRANT
|
|
Met de vrijheid van meningsuiting
is het eigenlijk heel simpel. Er zijn twee gevallen: de zaken waar iedereen het
over eens is, en de zaken waar niet iedereen het over eens is.
In de eerste soort zaken is het
juist wenselijk om vrijheid van meningsuiting te hebben, want een beetje twijfel
is altijd goed, en er is sowieso heel weinig kans dat er iemand naar de
dissident luistert.
In de tweede soort zaken is het
nog belangrijker om vrijheid van meningsuiting te hebben, want anders kan je
niet de goede oplossing vinden, als gemeenschap.
Kortom: er is geen zinnige zaak
denkbaar die je er toe zou moeten brengen om tegen de vrijheid van meningsuiting
te zijn.
Gelukkig is de mensheid door de
natuur uitgerust met de capaciteit om ook een oneindig aantal onzinnige zaken te
kunnen bedenken. Goed fatsoen, belediging, "normatieve opvattingen", we
hebben ze allemaal weer voorbij zien komen in de de recente discussies.
Gelukkig begint door het
aanhouden van de discussie ook het aantal voorstanders van zinnigheid weer wat
toe te nemen, en met de laatste voorstellen om de bestaande beperkingen uit de
wet te schrappen leken we in de goede richting te zijn.
Tijd dus voor de tegenstand om
het ultieme wapen naar buiten te rollen: de holocaust. Of nog beter: de
Holocaust. Want wat je ook al dan niet zou mogen beweren, één ding zou zeker
niet moeten mogen: het ontkennen van de joodse holocaust.
Maar natuurlijk slaat ook op de
joodse massamoord het kernargument: of het staat voldoende vast en dan is er
geen reden het ontkennen te verbieden, of het staan niet voldoende vast en dan
is er nog veel meer reden het niet te verbieden.
Dus haalt men er allerlei
secundaire argumenten bij als: het is beledigend voor de slachtoffers. En dan
zijn we weer op het tweede punt: beperking van de vrijheid van meningsuiting
gaat over onzinnige zaken als belediging.
Waarom is belediging een onzinnig
argument? Simpel:omdat het niet voldoende objectief is en niet voldoende hard is
te maken.
Belediging kent als emotie alleen
een bestaan in de hersenen, en is verder nergens aanwijsbaar. Wie zegt dat
iemands claim op "beledigd zijn" juist is? Er is een even goede kans dat hij/zij
iets te horen heeft gekregen dat hij/zij niet wil horen. Alle claims over
belediging aangaande religie vallen in deze categorie. Religieuzen willen niets
horen dat hun geloofsovertuigingen in twijfel trekt.
Maar die slachtoffers van de
joodse holocaust dan? Die kunnen toch best wel eerlijk beledigd zijn door de
ontkenning van hun lot?
Vast wel, maar dan moet iedere
ontkenning van een begane misdaad verboden worden. Want dat is voor de
slachtoffers altijd beledigend. En dat laatste is geen zinnig mens voor, want je
weet vaak weer niet volkomen zeker dat de misdaad begaan is, en dan zou iemand
niet kunnen ontkennen, ondanks het feit dat hij het niet gedaan heeft.
Maar de joodse holocaust, dat is
toch een speciaal geval?
En daarop luidt het antwoord:
Nee. Dat is alleen een speciaal geval in onze cultureel eenzijdige beleving -
massamoorden en holocausts zijn talrijk in de geschiedenis, en de joodse was
beslist niet de grootste. Ook in de Tweede Wereldoorlog is er meer geholocaust
jegens de Russische kant dan jegens de joodse - schattingen lopen tussen de
twintig en de dertig miljoen slachtoffers.
Maar die Tweede Wereldoorlog en
die vervolgingen zijn toch begonnen met beledigingen ...?
Nee, die beledigingen speelden
een rol, maar er waren talloze andere en belangrijkere factoren in dat geval, en
er zijn nog tallozer gevallen dat soortgelijke situaties van belediging niet
hebben geleid tot dit soort toestanden. Belediging is het gevolg, en niet de
oorzaak.
Waar het om gaat is om die
andere, essentiëlere, factoren boven water te krijgen, en het grote gevaar van
die oorzaken is dat ze onderhuids spelen, in het broeinest van maatschappelijke
emoties.
De roep tot beperking van
meningen is een van de sterkte ingrediënten van dat broeinest van
maatschappelijke emoties. "Je mag geen 'brand' roepen in een of vol theater",
citeert de Volkskrant (hoofdredactioneel commentaar, 30 mei 2009
) de Amerikaanse opperrechter Wendell Holmes in
uitspraak uit 1918, ter ondersteuning van het standpunt van beperking. Maar dan
ligt de bewijslast bij de eiser: die moet bewijzen ten eerste dat er sprake is
van een vol theater, en ten tweede dat er "Brand!" geroepen wordt. En het
pleidooi van een "vol theater" is datgene dat men niet wil geven, omdat dat
volle theater slaat op de licht-aanbrandbaarheid van de volgelingen van de
islam.
Het bestaan van de discussie over
de vrijheid van meningsuiting is dus wel degelijk het signaal van een
maatschappelijk broeinest. En de bron van dat broeien is volkomen duidelijk: het
ideologische vuur van de islam en haar aanhangers.
De oplossing van het probleem is
natuurlijk het naar buiten brengen van dat broeien, en het besproeien ervan met
flinke hoeveelheden water. Het water van de rationaliteit en de verlichting.
En voor het naar buiten brengen
van alle maatschappelijke broeien, is een onbeperkte van vrijheid van
meningsuiting onontbeerlijk!
|