Bronnen bij Economie, basis, II : stedelijke ontwikkeling
|
14 okt.2008 |
Uit: NRC Next, 02-09-2008, door Evert Jan Ouweneel
Zonder boer geen gouden tijden
...
Ooit leefde men op aarde van jagen en verzamelen, maar dat
leverde onvoldoende voedsel op voor een beschaving. In vier gebieden op aarde
zien wij eerst de landbouw opkomen en daarna een beschaving: in het
Midden-Oosten, in Oost-Azië en in Midden- en Zuid-Amerika.
In de eerste beschaving, die van Mesopotamië (het huidige
Irak), gebruikten de priesters vanaf 3500 voor Christus het voedsel van de
boeren om de tempeldienst steeds verder uit te breiden en te verfraaien. Zij
waren de eersten die zo de handel en nijverheid stimuleerden. Maar geleidelijk
aan ontstond er ook los van de tempeldienst een economie en werd de markt steeds
drukker bezocht. Naarmate de boeren meer voedsel overhielden, konden zij zelf
van alles ruilen. De vraag nam toe en steeds meer mensen konden zich vol tijd
bezighouden met weven, bakken, timmeren, besturen, genezen, vechten, enzovoort.
Dat leverde nieuwe en betere producten op, wat weer de ruilhandel stimuleerde.
De markt werd groter en geleidelijk groeide de nederzetting uit tot knooppunt in
een regionaal web van handelsbetrekkingen. In het Midden-Oosten liep dat web van
de Nijl tot aan de Indus. En natuurlijk, hoe meer kostbaarheden op één plaats,
hoe groter de aantrekkingskracht hiervan op plunderaars. De belangrijkste
knooppunten in het handelsweb werden steden met hoge muren, waarbij de macht van
de strijders toenam ten koste van de priesters.
Red.: Dat gebruik door priesters en later de strijders van het
voedsel van de boeren ging niet altijd en overal op vrijwillige basis.
Naar Economie, basis II
,
Economie lijst
, Economie overzicht
, of site home
.
|