De economische groeiwetten
Een van de belangrijkste economische wetten is de wet van de groei. In feite
is het geen echt economische, maar een wiskundige wet. In woorden luidt de
wet dat wat het grootst is, het hardst groeit. Het eerste economische
voorbeeld: Jan heeft 1000 gulden gespaard, en Piet 100.000 gulden. Ze zetten
het geld op eenzelfde soort rekening met een zelfde rente percentage, stel
10 procent. Na tien jaar heeft Jan afgerond 2600 gulden, en Piet 260.000.
Oftewel Jan heeft er 1600 gulden bij, en Piet heeft er 160.000 gulden bij.
In guldens is de groei van Piet kapitaal 154.400 groter dan dat van Jan. In
algemenere termen: wat het grootst is, groeit het hardst. Toegepast op
personen is dit de micro-economische groeiwet
Een exacteling zou kunnen tegenwerpen dat het percentage van de
groei hetzelfde is. Dat is in wiskundige zin juist, maar in economische zin
niet relevant: zowel Jan als Piet betalen hun rekeningen uiteindelijk in
guldens, en niet in percentages.
Een tweede groeiwet is de investerings-groeiwet. Stel twee bedrijven hebben
een omzet van 10 miljoen en 100 miljoen. Als bij gelijkblijvende andere
omstandigheden bedrijf A een bedrag van, stel, 1 miljoen kan investeren in
product- of efficiency ontwikkeling, dan kan bedrijf B 10 miljoen
investeren. Bedrijf B kan dus zijn bestaande producten beter ontwikkelen,
nieuwe producten sneller ontwikkelen, of zijn productiekosten verder omlaag
brengen dan bedrijf A. Bedrijf B zal dus met betere, nieuwere, of goedkopere
producten op de markt kunnen komen dan bedrif A, puur en alleen omdat het
groter is. Dit is de macro-economische investeringsgroeiwet.
Hoewel het populair is geworden om de wereld voor te stellen als een enkele
economie, is de werkelijkheid dat er tussen sommige delen van de wereld meer
overeenkomsten zijn dan tussen andere, oftewel er zijn min of meer
duidelijke grenzen zijn aan te geven. Die werkelijkheid wordt weerspiegeld
in het woordgebruik als de westerse economie, de Japanse economie, de
Zuid-Amerikaanse economie. Die locale economieën zijn in feite conglomeraten
van bedrijven.
Daar waar voor bedrijven een groeiwet geldt, geldt voor conglomeraten van
bedrijven iets dergelijks, maar dan op grotere schaal. In een land of
economie waarbinnen een mate van samenwerking bestaat, kunnen grotere
economieën meer en/of grotere investeringen doen dan kleinere economieën,
bij gelijkblijvende andere omstandigheden als samenwerkingsgraad. De grotere
locale economieën zullen dus het hardst groeien. Dit is de globale
investeringsgroeiwet.
Bij het nemen van investeringsbeslissingen van grote kapitalen worden die
beslissingen op lokaal of globaal economisch niveau genomen. De meeste
opbrengst is volgens de verschillende groeiwetten te verwachten bij
investering in de grootste entiteiten. Bij een keuze tussen een investering
in een grotere of een kleine locale economie, is qua opbrengst de keuze die
voor een grote economie. Maar als deze beslissingen genomen moeten worden
door bedrijven of andere economische instellingen binnen een lokaal
conglomeraat, zullen ze vaak toch lokaal investeren, omdat die investeringen
tot locale economische activiteit leiden, waar het investerende bedrijf weer
van kan profiteren.
Stel nu dat een individueel persoon in een kleine economie op een of andere
wijze een kapitaal heeft verworven. Dan is het volgens de groeiwet het
verstandigst om het kapitaal te beleggen in een andere, grotere economie. En
een individu heeft geen economische bindingen met zijn eigen economie, zoals
grotere economische instellingen dat wel hebben. Volgens de
investeringsgroeiwet stroomt het individuele kapitaal dus van de kleine naar
de grotere economie. Dit is de economische stromingswet.
Hoewel het voorgaande strikt theoretisch is opgebouwd, is er niet meer dan
een half geopend oog voor nodig om te kunnen constateren dat in de wereld
van de werkelijke economie precies zo werkt. Het meest opvallende voorbeeld
is dat van de Afrikaanse of Zuid-Amerikaanse dictators, die hun geld
allemaal in het westen belegden en dus investeerden (hetzelfde geldt in
mindere mate voor de huidige leiders). Een ander mooi voorbeeld is de gang
van zaken rond de Russische economie. Zodra deze economisch in contact kwam
met de westerse economie omdat het kapitaal in handen kwam van individuen
die vrij konden handelen, stroomde het kapitaal met honderden miljarden
tegelijk naar het westen. Een derde voorbeeld is dat in alle economieën die
van een positie van min of meer isolatie naar een situatie met meer
vrijhandel met het westen zijn gegaan, de inkomensverschillen in die landen
altijd ontzettend zijn gestegen.
In het algemeen kan men stellen dat er vrijwel geen onderontwikkelde
economie is die zich heeft ontwikkeld, die die ontwikkeling in een situatie
van volkomen vrijhandel heeft gedaan. Een tweede regel is dat zwakke
economieën die in een situatie van toegenomen vrijhandel met het westen zijn
gekomen door die verandering verzwakt zijn.
De laatste fase van de toepassing van de groeiwet is daar waar de grotere
economieën hun omvang gebruiken om zichzelf in een gunstige positie te
plaatsen ten opzichte van de zwakkere economieën. Voorbeeld zijn de
importheffingen die Europese landen leggen op vele landbouwproducten uit
Afrika. Omdat deze producten het voornaamste exportproduct zijn, is dit in
feite een exportbarrière voor de Afrikaanse economie. Dit is de eerste
coërsieve, zichzelf afdwingende, groeiwet: hoe groter de economie, hoe
gunstiger handelsvoorwaarden het kan afdwingen, en hoe harder ze kan
groeien.
De belangrijkste toepassing van de coërsieve groeiwet ligt in combinatie met
de locale investeringsgroeiwet: door kleinere economieën te dwingen hun
economieën open te stellen voor de westerse economie, garandeert de grotere
economie een extra groei ten koste van de zwakkere economie. De
belangrijkste instrumenten van deze groeiwet zijn het Internationale
Monetaire Fonds (IMF) en de Wereldbank. Deze instellingen lenen geld aan
zwakkere economieën, op voorwaarde dat deze hun economieën privatiseren en
vrijhandel met het westen invoeren. De coërsieve groeiwet veroorzaakt een
versnelde verdere verzwakking van de al zwakkere economieën. In sommige
gevallen leidt dit tot een volledige instorting van de economie. De meest
recente heeft plaatsgevonden in Argentinië in juni-juli 2002. Andere
Zuid-Amerikaanse landen staan in augustus 2002 op het punt van instorten.
Als het voorgaande juist was, zou het zo moeten zijn dat de grootste
voorstanders van de vrijhandel en alles dat daarmee samenhangt te vinden
zijn in de grootste economie. En natuurlijk klopt dit want die grootste
voorstanders zijn te vinden in de Verenigde Staten. Om precies te zijn is
het zo dat de belangrijkste instrumenten van de coërsieve groeiwet, het IMF
en de Wereldbank, vrijwel volledig beheerst worden door Amerikanen. Of dit
puur uit winstbejag of andere vormen van eigenbelang is, is onderwerp van
een andere discussie. Er blijft het pure feit dat het werkt zoals het werkt:
de Verenigde Staten gebruiken economische wetten om andere economieën,
landen, en burgers van die landen uit te persen. Een situatie die niet
zonder precedent is, de oude Romeinen waren de Amerikanen hierin al ruim
tweeduizend jaar voor.
Naar Economie, basis, I
,
Economie lijst
,
Economie overzicht
, of site
home
.
|