De tweedeling in de economie

Er zijn verschillende tweedelingen in onze maatschappij. Wat normaliter bedoeld wordt met tweedeling is het verschil tussen arme en rijke mensen. Dit is geen tweedeling in de principiële zin, omdat het enkel en alleen het gevolg is van andere, meer fundamentele, tweedelingen. Hier gaat het om een van die fundamentele tweedelingen, die tussen openbare- en privésector.

De moderne maatschappij is er een die hoog georganiseerd en geïndustrialiseerd is. Die maatschappij wordt draaiende gehouden door de mensen die er deel van uitmaken. Om die taak te kunnen vervullen hebben die mensen een heleboel zaken nodig, waarvan de meeste vallen onder de volgende drie noemers: gezondheid, veiligheid en opleiding.

Al vanuit het begin van de ontwikkeling van onze maatschappij is het zo dat de waarde van de meeste zaken uitgedrukt wordt in geld. In het producerende deel van de maatschappij wordt niet geprobeerd zoveel mogelijk te produceren, maar geprobeerd zo veel mogelijk geld te verdienen, met het idee dat dit uiteindelijk tot hetzelfde resultaat leidt.

Zaken als gezondheidszorg en onderwijs kosten geld. Het in de loop van de tijd groeiende bedrijfsleven bleek niet bereid die investeringen op zich te nemen, ondanks het feit dat ze steeds belangrijker werden voor haar eigen functioneren. Onderwijs en gezondheidszorg werden zo taken voor de overheid, een instituut dat zich in eerste instantie alleen bezig hield met oorlog en dergelijke, wat nu buitenlands beleid en veiligheidsbeleid zou heten.

In de loop van de ontwikkeling van de moderne maatschappij is de behoefte aan onderwijs en gezondheidszorg steeds sterker gestegen, tot op het huidige moment waarop deze kosten veel groter zijn dan die van de oorspronkelijke veiligheidstaken. Tegelijkertijd heeft het bedrijfsleven ongeveer dezelfde rol gehouden van het produceren, het geld verdienen. Het eindpunt van dit proces is de huidige situatie waarin er sprake is van een duidelijke tweedeling in de maatschappij en haar economisch functioneren.

Er zijn twee manieren om met deze tweedeling om te gaan: er van uitgaan dat deze een natuurlijke scheiding is, of om uit te gaan van het tegenovergestelde. Stel dat de scheiding natuurlijk is. Dan is het onzinnig om op de overheidssector dezelfde normen aan te leggen als de privé-sector. Onder andere het idee dat de taken van de overheid op een of andere manier kostendekkend moeten zijn of geld moeten opbrengen is dan ook onzin.
        Aan de andere kant: stel dat de scheiding onnatuurlijk is, dat wil zeggen: men ziet de maatschappij als een geheel waarbij zaken als onderwijs en gezondheidszorg een zijn met de arbeid die de mensen verrichten binnen het productieproces. Dan moeten onderwijs en gezondheidszorg gezien worden als operationele kosten verbonden aan de productie, dat wil zeggen, onderwijs en gezondheidszorg moeten direct betaald worden uit de omzet van de bedrijven, voor het moment dat de winst berekend wordt. Natuurlijk betekent dit dat die winsten dramatisch zullen dalen.

De huidige politiek volgt niet één van deze uitgangspunten, maar maakt een keuze uit alle twee. Ten eerste gaat men ervan uit dat de scheiding natuurlijk is, want het bedrijfsleven hoeft niet de lasten van gezondheidszorg en onderwijs op te brengen. Maar aan de andere kant probeert de politiek aan de overheidstaken meer en meer dezelfde normen op te leggen als aan het bedrijfsleven. Kortom, de politiek kiest een aanpak waarbij de overheidstaken het slechtste van beide visies krijgt. Dit blijkt uit de veelgehoorde opinie dat het bedrijfsleven het "geld verdiend", terwijl de overheid het "geld opmaakt". Een ander veel gehoord standpunt is dat de overheidssector inefficiënt is en geld verspilt, vergeleken met de private sector. Aangevoerd als bewijs wordt dan weer dat de overheid zo veel geld kost.

Een vanuit deze onlogische standpunten logische conclusie is dat het beter is om taken die vervuld worden door de overheid over te hevelen naar de bedrijfssector, de zogenaamde privatiseringen.

De voorstanders van dit beleid kijken voornamelijk naar de Verenigde Staten, alwaar het proces van privatiseringen veel verder is gevorderd. Bewust of onbewust gebruikt men dan dus de volgende redenatie: we moeten kiezen uit beleid A en beleid B; de Verenigde Staten hebben beleid A; de Verenigde Staten zijn het rijkste land ter wereld; dus wij gebruiken beleid A.

Deze vergelijking tussen Europa en de Verenigde Staten bevat een essentiële fout. Er is namelijk een voorwaarde weggelaten voor de geldigheid ervan, namelijk dat alle andere omstandigheden in beide continenten gelijk zijn. In feite zijn er een enorm aantal en een aantal enorme verschillen. Ten eerste zijn er de geografische verschillen: de Verenigde Staten zijn veel groter dan de verschillende Europese landen. Als men Europa als één wil zien, dan zijn er enorme etnografische verschillen tussen de Verenigde Staten en Europa, wat betreft talen en culturele verscheidenheid.

Ook op het maatschappelijke vlak zijn er grote verschillen: in Europa is de veiligheid beter, de gezondheidszorg is beter, en het onderwijs is beter. Enige uitleg van deze feiten is noodzakelijk, gezien de algemene vooroordelen over de Verenigde Staten
        Ten eerste de veiligheid. Alle misdaadcijfers en ook de omvang van de gevangenisbevolking liggen in de VS hoger dan in Europa. De onveiligheid in de Amerikaanse binnensteden is spreekwoordelijk. Veiligheid bestaat er alleen in de witte voorsteden en het platteland..
        Ten tweede het onderwijs. Bij alle wereldwijd gehouden tests op vaardigheden en feitenkennis van scholieren scoren de VS (ruim) onder het gemiddelde van de Europese manden. Het misverstand dat hier heerst is dat de top op onderwijsgebied in de VS, de elite universiteiten, representatief is voor het hele onderwijs. Het tegendeel is het geval. Daar komt nog bij dat een flink deel van die topkwaliteit ontstaat door een voortdurende instroom van talent uit het buitenland.
        Ten derde de gezondheidszorg; daarvoor geldt iets dergelijks. De top van de Amerikaanse gezondheidszorg is misschien iets beter dan die in Europa. Die gezondheidszorg is echter beschikbaar voor maar een beperkt deel van de bevolking. Kijkt men naar de bevolking als geheel, dan is de gezondheidszorg aanzienlijk slechter dan in Europa, waarbij een hoog percentage van de bevolking in de VS in het geheel niet is verzekerd tegen de kosten ervan, zodat ze er geen gebruik van kunnen maken.

De gemeenschappelijk factor bij alle drie deelgebieden is dat de top in de VS hoger is, maar het gemiddelde lager. Wat nog onderzocht moet worden of dit ook niet geldt voor de Amerikaanse rijkdom in het algemeen. Dit is een studie op zich, maar significante cijfers zijn dat het merendeel der gezinnen niet kan rondkomen van een enkel inkomen, en dat 39 procent van de Amerikaanse kinderen opgroeit in omstandigheden van armoe.

Kortom, zelfs op het gebied van de algehele maatschappelijke rijkdom is de gemiddelde Amerikaan waarschijnlijk aanzienlijk slechter af dan de gemiddelde Europeaan. Er is dan ook geen enkele reden om de Amerikaanse visie op de overheidstaken te overwegen. De politici die dat wel doen, verkeren waarschijnlijk in de positie van hen die wel voordeel hebben aan de Amerikaanse maatschappelijke model: de top.

Het voorgaande is het hoogste niveau van een discussie die op meerdere niveaus speelt, namelijk het verdelingsvraagstuk .


Naar Sociaal economisch model , Hiërarchie economie , of site home .