Bronnen bij Journalistieke fouten: de keuze voor allochtonen

25 okt.2006

Het eerste keuzemoment voor de journalistiek kwam met de rellen in de Rotterdamse Afrikaanderwijk:
 

Uit: De Volkskrant, 11-10-2006, door Peter Giesen

Hoe Allah verscheen in Rotterdam

De Rotterdamse Afrikaanderwijk had in de hete zomer van 1972 de primeur: voor het eerst kwam het in Nederland tot rassenrellen. Turkse gastarbeiders kregen het aan de stok met boze blanke buurtgenoten. De islam speelde bij die ongeregeldheden nog geen enkele rol. Anno 2006 is het geloof juist de grootste splijtzwam in de Afrikaanderwijk: ‘Jullie zijn een zootje moordenaars, met dat kutgeloof van jullie!’


...    De aankomst van Turken en Marokkanen verliep allesbehalve geruisloos. Lang voor Pim Fortuyn werden ze al uitgemaakt voor alles wat mooi en lelijk was. Ze zaten aan ‘onze’ vrouwen, ze pikten onze banen in of trokken juist van de steun; ze waren crimineel; hun eten stonk en ze slachtten schapen op het balkon. ...
Toen Piet Spruit en zijn vrouw er begin jaren zestig kwamen wonen, woonden in de Afrikaanderwijk vooral Hollandse arbeiders. Je kreeg er niet zomaar een huis, zegt Spruit. ‘Mijn hele doopceel werd gelicht. Dat ik voer, was een groot minpunt. Zeelieden stonden bekend als vechtersbazen.’
    De buurt kende een vast ritme. Elke ochtend floepte om zes uur overal het licht aan. De mannen pakten hun fiets of brommer en reden naar het werk, naar de haven, de scheepswerf of de fabriek. ‘En dan gingen de vrouwen nog even terug naar het vlooienbakkie’, zegt Spruit. Huissleutels werden weinig gebruikt; overal hingen touwtjes uit de brievenbus. Het waren gezellige tijden, want ‘iedereen kon elkaar’. Zo nu en dan werd er flink gevochten, maar, zegt Spruit, ‘altijd met de blote vuisten, en de volgende dag praatte je weer met elkaar’.
    In deze wereld deed Allah terloops, bijna sluipenderwijs, zijn intrede. ...
    Ook de moderne immigratie in Nederland ontstond doordat grote bedrijven eind jaren zestig goedkope arbeiders uit Turkije en Marokko haalden. ...
    Bedrijven wisten nauwelijks wie ze in huis haalden. In 1962 toog een delegatie van de RDM naar het Centraal Station om de eerste Turkse werknemers te verwelkomen. Ze keken uit naar mannen in kleurrijke folkloristische kostuums. Daardoor misten ze de Turken die in hun onopvallende wollen colbertjes stilletjes op zoek gingen naar hun eerste opvangadres. ‘Werving en selectie gebeurde ontzettend amateuristisch’, zegt stadshistoricus Paul van de Laar van het Rotterdams Historisch Museum. ‘Het moest allemaal zo goedkoop mogelijk, want het was toch maar tijdelijk.’   ...
     In die eerste jaren werd integratie door alle partijen als onwenselijk gezien. De buitenlandse werknemers zelf hoefden niet te integreren: ze wilden werken en zoveel mogelijk geld naar huis sturen. Dat was ook prima, schreef het hoofd van het Economisch Bureau van de gemeente Rotterdam, A. van Wickeren, in een notitie aan de gemeenteraad. ...
    Van de semi-apartheid die Van Wickeren voorstond, kwam echter niets terecht. In plaats daarvan belandden de gastarbeiders in buurten als de Afrikaanderwijk. Net als andere negentiende-eeuwse wijken stond deze buurt op de nominatie om gesloopt te worden. De huizen werden nauwelijks meer onderhouden en wie het zich kon permitteren, trok weg naar nieuwe buitenwijken of randgemeenten. Van de leeggekomen panden werden vaak pensions voor gastarbeiders gemaakt.
    De oorspronkelijke bewoners waren er niet blij mee. In de hete zomer van 1972 liep de irritatie op. Na een huurconflict wilde een Turkse huisbaas een Nederlandse vrouw met drie kinderen uit haar huis zetten, volgens buurtbewoners omdat hij van haar woning een pension wilde maken. Daar kwam nog een grief bij, die met de islam al helemaal niets te maken had: de buurtbewoners vonden dat de buitenlandse werknemers zich vervelend gedroegen tegenover Nederlandse vrouwen.
    ‘Kijk, die lui kwamen uit de bergen en die waren gewend aan vrouwen met 86 lagen kleding. Daar zagen ze opeens onze vrouwen lopen in korte rokjes. Die dachten dat elke Nederlandse vrouw een temeier was’, zegt Piet Spruit. ‘Ik had toen heel lang blond haar, daar hebben ze een keer een stuk vanaf geknipt’, zegt zijn vrouw Jacqueline.   ...
    Hoe dan ook, op een warme zomeravond in augustus besloot een groepje potige buurtbewoners dat het mooi geweest was. In slagorde trokken ze naar een pension in de Paarlstraat. Ook Piet Spruit was erbij. ‘Die Turken, die vlogen naar buiten. Wat denk je, als er opeens van die witte heethoofden voor je staan, met zúlke ogen van kwaadheid’, herinnert hij zich.   ...
    De volgende dag sloegen de rellen over naar de nabijgelegen Wapenstraat. ...
     Avro’s Televizier filmde de rellen. ’s Avonds sprak een geëmotioneerde presentator Jaap van Meekren over ‘Rotterdam, waar de lessen van de Tweede Wereldoorlog na 25 jaar alweer zijn vergeten’. Zwaar overtrokken, oordeelt stadshistoricus Paul van de Laar. Racisme was de relschoppers allerminst vreemd, maar er speelden veel meer dingen mee, vooral onvrede van bewoners die hun buurt zagen verpauperen en zich in de steek gelaten voelden door de gemeente. ...


Red.:   En die keuze tegen autochtonen in de arme wijken en voor de allochtonen is daarna nooit meer veranderd, en zelfs zo sterk geworden, dat nu van autochtonen verwacht wordt dat ze zich aanpassen aan de allochtonen - "geven en nemen" heet dat dan.


Naar Journalistieke fouten , Media lijst Politiek & media overzicht  , of site home .