Onderstaand een samenvatting van een paar pagina's van Bert's Geschiedenissite 20 jul.2007

110

Carboon (363 - 290 miljoen jaar geleden)

 
 

Het tijdvak 350 - 280 miljoen jaar geleden wordt Carboon genoemd. De naam van dit vijfde tijdvak van het Paleozoïcum,  is afgeleid van het Latijnse woord voor steenkool: carboniferous. Steenkool is ontstaan uit de dikke lagen veen die tijdens de laatste 33 miljoen jaar van het Carboon gevormd zijn. Deze veenlagen ontstonden in de uitgestrekte tropische moerassen in de rivierdelta's, kustvlakten en moerassige bergdalen.

De steenkoolafzettingen komen voor door heel noordelijk Europa, Azië en het midwesten en oosten van Noord-Amerika. Deze lagen zijn soms elf tot twaalf meter dik. De naam Carboon wordt door de gehele wereld gebruikt om deze periode te beschrijven, alhoewel deze in Noord-Amerika is onderverdeeld in het Mississippian (Vroeg Carboon) en Pensylvanian (Laat Carboon). De grens tussen het Vroeg en Laat is lager dan die van het Mississippian en het Pensylvanian in Noord-Amerika.

Het Carboon kende aanvankelijk een warme periode. Overal op Aarde heerste een tropisch, broeierig klimaat, wat de vegetatie zeer ten goede kwam. Zelfs in de Poolstreken ontstonden uitgestrekte bossen De oorzaak van dit tropische klimaat was zeer waarschijnlijk gelegen in het feit dat de dampkring een zeer hoog koolzuur bevatte. Koolzuur bezit namelijk de eigenschap, evenals het glas van een broeikas, de zonnewarmte gevangen te houden. Het hoge gehalte van koolzuur en waterdamp in de lucht en daarnaast het warme klimaat waren de oorzaak voor de snelle groei van reusachtige varens die door de voortplanting van hun sporen uitgestrekte bossen vormden. (z, Bomen en planten in het Carboon

Later vond er een sterke afkoeling plaats, waardoor de ijskap op de Zuidpool groeide en de zeespiegel verder en verder zakte. Tegen het eind van het Carboon waren alle oceanen die bij het uiteenvallen van het continent Pannotia in het Cambrium waren ontstaan, verdwenen. 

Rond het eind van het Carboon was de uitgestrekte Centrale Pangeaanse Bergrug gevormd, samen met een hoogvlakte. Door deze bergrug werden de vochtige equatoriale winden tegengehouden waardoor het klimaat droger en droger werd. Rond de Evenaar - waar het klimaat warm en vochtig was, ontstonden uitgestrekte moerassen. Seizoenen bestonden niet omdat de enorme Panthalassic Oceaan het grootste deel van de Aarde bedekte en daarmee de temperatuur grotendeels regelde. Door de lage zeespiegel stonden grote delen van het land met elkaar in verbinding, waardoor de flora en fauna zich konden verspreiden. Er ontstond een enorme variëteit aan leven. Bossen bedekten grote delen en moerassen waren talrijk. Bomen en Planten in het Carboon. Op de moerassige bodem moeten talloze diersoorten hebben geleefd, zoals schorpioenen, spinnen, duizendpoten, sprinkhanen, krekels, kakkerlakken en slakken.

Boven: Carboon (bron: Natuurhistorisch Museum Maastricht)

De insecten veroverden ook het luchtruim. In de lucht verschenen Libellen, Waterjuffers en talrijke andere insecten. Vooral in barnsteen, wat niets anders is dan de versteende hars van bomen, zijn veel insecten en afdrukken van voorhistorische dieren bewaard gebleven.

Rechts: De Meganeuropteris, de Reuzenlibelle, behoorde tot de grote insecten die ontstonden tijdens het Carboon.


Aan land vertoonden zich ook steeds meer Amfibieën, want door de enorme bebossing werd de lucht steeds beter voor longademhaling geschikt. Het aantal  soorten nam sterk toe en uit de Labyrinthodontia (Stegocephalia), die behoren tot de oudste amfibieën, ontwikkelden zich de voorouders van de reptielen: de Cotylosauria of Stamreptielen en de Synapsiden, de verre voorouders van de latere zoogdieren.