Een discussie over de onderwijsvernieuwing |
5 jul.2006 |
Onderstaand een discussie over de onderwijsvernieuwing, tussen een representant
van het oude en een van het nieuwe leren.
De Volkskrant, 24-06-2006, dubbelinterview door Robin Gerrits
Wat maakt het onderwijs beter: meer regels of meer ruimte?
Veel ouders en leraren zijn bezorgd over de kwaliteit van het voortgezet
onderwijs. Terecht, vindt filosoof Ad Verbrugge. Nergens voor nodig, meent
bestuurder Pieter Hettema.
Het debat over wat goed onderwijs is, heeft het afgelopen jaar aan felheid
gewonnen. In zijn rubriek legde Volkskrant-redacteur Martin Sommer veel
onvrede bloot van ouders en leraren over recente vernieuwingen in het onderwijs.
Velen vrezen dat de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs wordt uitgehold. Op
scholen moet het te veel leuk zijn, luidt hun oordeel, en leraren en toetsers
mogen steeds minder eisen stellen. Verdedigers van wat wel ‘het nieuwe leren’
wordt genoemd voelen zich in de hoek gedrukt. Zij menen dat bezorgde ouders en
leerkrachten aan nostalgie lijden. De samenleving verandert, en daarom ook het
onderwijs.
Begin dit jaar werd de vereniging Beter Onderwijs Nederland
(BON) opgericht om de kritische ouders en leerkrachten een stem te geven. In NRC
Handelsblad presenteerden oprichters Ad en Marijke Verbrugge BON aan weldenkend
Nederland: gooi dat klassikale onderwijs niet weg, riepen ze, en terug met de
oude schooltypen, verdedig de zwaarbevochten diploma’s. Weg ten slotte met die
uitdijende managementlaag.
Het is een aanleiding om cultuurfilosoof en BON-voorzitter Ad
Verbrugge te confronteren met Pieter Hettema, voorzitter van de vereniging van
schooldirecteuren Schoolmanagers VO. Want: wat ís nu eigenlijk het belangrijkste
dat het onderwijs de jeugd moet meegeven voor hun toekomst?
Pieter Hettema: ‘Het belangrijkste is jongeren een goede oriëntatie op de
samenleving te geven. In brede zin: kijken hoe die samenleving werkt, maar ook
weten wat voor mogelijkheden er zijn, en hoe je die kunt realiseren. Doordat de
samenleving dynamischer is geworden, zijn sociale vaardigheden, ict,
studievaardigheden belangrijker geworden dan de traditionele kennis. Je hebt
altijd een basis van kennis nodig, dat blijft. Je kunt noties niet plaatsen
zonder kapstok. Maar soms is er een nieuwe kapstok geconstrueerd, die beter is.’
Ad Verbrugge: ‘Ik vind het ongelukkig om over de leerlingen en de jongeren
te spreken. Een gymnasiast uit de grachtengordel is iemand anders dan een
Marokkaanse jongere uit een Rotterdamse achterstandswijk. Voor al die jongeren
is het belangrijk dat ze een zekere greep krijgen op hun eigen leven. Dat doen
ze met objectieve kennis. Of dat nou schrijven van Nederlands is, het hanteren
van een lasapparaat, of het lezen van Latijn, da’s maar net welke kant ze
opgaan. Daarbij is het belangrijk dat je hebt geleerd een zekere discipline op
te brengen, dat je je aandacht bij iets kunt houden, of het nou om iets
praktisch of iets theoretisch gaat. Het gaat dus om de combinatie vakinhoud en
werkhouding.’
Hettema: ‘Wat mij verbaast is dat jullie oproepen tot iets dat nu juist
aan het gebeuren is. Meer dan ooit geeft de overheid ruimte aan het onderwijs.
Scholen vernieuwen zich. Niet als doel in zichzelf, maar om recht te doen aan de
grote variatie van leerstijlen.’
Verbrugge: ‘Alleen komt wat vroeger van het departement uit Zoetermeer of
Den Haag kwam nu van de grote schoolconglomeraten: didaktieken worden ingevoerd,
modellen zoals het nieuwe leren worden van bovenaf opgelegd. We worden
overstelpt met brieven van zeer ontevreden docenten. Die grotere vrijheid komt
dus niet ten goede aan de leraren.’
Hettema: ‘Die signalen zijn onweerlegbaar. Soms beginnen schoolleiders
slecht voorbereid aan vernieuwing. Maar ook voor leraren is een cultuuromslag
nodig. Want waar scholen gaan vernieuwen ontstaat onzekerheid. Docenten die niet
gewend zijn samen te werken moeten dat toch gaan doen. Ze moeten ingaan op wat
leerlingen inbrengen in plaats van wat ze zelf hebben voorbereid. Dat levert
spanningen op.’
Verbrugge: ‘Onzin. Dit verhaal horen we al decennia lang. In de jaren
zeventig werd docenten die zich verzetten tegen de Mammoetwet verweten dat ze
onzeker waren over de nieuwe situatie, later hetzelfde met basisvorming,
studiehuis, en bachelor-master-structuur. Docenten worden daarmee psychologisch
gediskwalificeerd. De discussie moet, zakelijk en met argumenten, erover gaan
hoe zij die veranderingen waarderen.’
Hettema: ‘Ik diskwalificeer niemand. Maar ik krijg van ondernemers te
horen dat het onderwijs eerder werknemers opleidt dan ondernemers. Ze zeggen te
schrikken als ze met scholen te maken krijgen, want daar is een afspraak is niet
altijd een afspraak.’
Verbrugge: ‘Maar hoe komt dat dan? Dat hele debat over studiehuis en
tweede fase is volstrekt onvoldoende gevoerd. Ook de Kamer heeft zitten slapen.
Daarom moet de discussie nu wel gevoerd worden, want als we zo doorgaan, hebben
wij een groot probleem.’
Hettema: ‘Juist daarom hebben we met de minister afgesproken dat het
voorlopig is afgelopen met stelselwijzigingen. Handen thuis! De regie over de
veranderingen binnen het onderwijs ligt op schoolniveau, en dat is goed.’
Verbrugge: ‘Ik denk juist wél dat een stelselherziening nodig is en wel
voor de examens: we moeten weer vastleggen wat kinderen aan het eind van hun
opleiding precies moeten kunnen. Weg met die procesbeschrijvingen van nu. De
kwaliteit moet omhoog. En daarnaast moet er een maximum worden gesteld aan
niet-onderwijsgerelateerde zaken, de overhead. De schoolconglomeraten moeten
worden opengebroken. Docenten krijgen te maken met maatregelen die vier, vijf
lagen boven hen zijn genomen, door mensen die ze helemaal niet meer kennen.’
Hettema: ‘Voor de discussie is het natuurlijk leuk om het zo neer te
zetten. Maar in de praktijk komen maar 2 van de 4247 schoolleiders van buiten
het onderwijs. Bovendien: we hebben te maken gekregen met nieuwe functies:
systeembeheerders voor de computers, specifieke begeleiders voor de
zorgleerlingen. Dat valt ook onder overhead. Ik zou de minister niet willen
smeken: grijp in, want de managers doen het niet goed. Dan vraag je in feite om
de stortvloed aan circulaires waarover we vroeger klaagden.’
Stelling: We moeten af van al die onzinvakken als ANW, verzorging, en wat er
de laatste 10 jaar allemaal is bijgekomen.
Verbrugge: ‘Een vak als algemene natuurwetenschappen mag er wat mij
betreft uit, ja. Onvoldoende niveau, en vakinhoudelijk onduidelijk. Je kunt
beter een gedegen natuurkundevak neerzetten.’
Hettema: ‘Ik zou scholen juist meer ruimte willen geven in de inrichting
van die vakken. Dat wat geleerd moet worden, moet helder gedefinieerd worden,
maar hoe het gegroepeerd wordt, is aan de school. Dus of het nou ANW of wiskunde
a of b heet, leerkrachten en scholen moeten samen bedenken hoe ze dat het beste
kunnen ordenen. Dat kan nu anders zijn dan over vijf jaar, en op de ene school
anders dan op de andere.’
Verbrugge: ‘Daar was ik al bang voor. Het leidt uiteindelijk tot steeds
vagere exameneisen. Daarom houden wij vast aan de vakken. Dat is duidelijk voor
iedereen. Als je dat loslaat ontstaat enkel verwarring. Ik vind het
verontrustend en wij zijn er faliekant tegen.’
Stelling: BON bepleit eerherstel van de leerkracht. Maar die is toch al
oppermachtig in de klas?
Hettema: ‘Het is goed als leraren meer deel uitmaken van een team, en zo
hun professionaliteit delen. Tot nu toe was het gebruikelijk dat de leraar in de
klas de baas is. Dat zal ook in de toekomst vaak zo zijn, maar er is een
keerzijde aan. Ouders en leerlingen zullen klagen over ondoorzichtigheid. En de
kwaliteitsontwikkeling van vakken laat ook te wensen over.’
Verbrugge: ‘Natuurlijk moet een leraar samenwerken. Maar de leraar wordt
steeds meer uit zijn vak gehaald. Hij moet gaan werken in thema’s, hij is
onderworpen aan de grillen van het jaarteam.
‘Er ontstaat een enorme verwarring over de vakken. En dan
bedoel ik niet het leraarsvak of het pedagogische vak, maar gewoon Engels, Duits
of Natuurkunde. Ook met het begrip contacturen wordt gegoocheld: als je tijdens
je Franse les begeleid wordt door de gymjuffrouw geldt dat tegenwoordig als
contactuur. Dus ontwikkeling van vakinhoud, wanneer dat staat voor ontwikkeling
van Frans, Engels, prima. Maar niet weer zo’n man die didactiek gaat
ontwikkelen, en die aan de leraren oplegt.’
Hettema: ‘Je hebt het steeds over het vak centraal stellen. Ik merk dat
er steeds meer scholen en leraren zijn die zeggen: we moeten de leerling
centraal stellen in het onderwijsproces.’
Verbrugge: ‘Dat vind ik zo’n flauwekul! Alsof die andere leraar dat niet
zou doen. Het gaat mij ook om die individuele leerling! Ik maak me daar zelfs
heel erg druk om. Ik merk dat nogal wat studenten binnenkomen die hun talen niet
beheersen. Collega’s van mij ontdekken dat zelfs vwo-leerlingen, de top van ons
onderwijs, met een enorme achterstand binnenkomen. Al die praatjes over de
individuele leerling zijn volstrekt loos. Ze worden tekortgedaan, ze zijn
verwaarloosd in die periode.
Het geldt ook voor mensen op het vmbo. Wanneer die
secretarieel werk gaan doen en ze kunnen die zinnen niet eens schrijven, ze
weten niet hoe leestekens werken, dan zijn die mensen gewoon tekortgedaan! Die
hele individuele ontplooiing, dat is gewoon een loze kreet!
Hettema: ‘Je generaliseert te veel. Als je recentelijk de examenrubriek
van de Volkskrant hebt gevolgd, heb je kunnen zien dat de examens van de
middelbare school een veel hoger niveau hebben dan de meeste mensen denken.’
Stelling: De plannen van BON zijn leuk voor gymnasium en vwo, maar hebben de
vmbo-leerling weinig te bieden.
Hettema: ‘Daar zit wel wat in. Jullie zetten vmbo-leerlingen een beetje
weg als mensen uit de praktijk, en die moeten daar maar blijven. Vroege
selectie, homogenere groepen. Terwijl: als er één sector is waar de laatste
jaren kansrijke ontwikkelingen plaatshebben, is het wel het vmbo. Ik zie daar
leerlingen werken met meer zelfstandigheid dan ik ooit vermoed had.’
Verbrugge: ‘Het vmbo heeft een gigantisch probleem. We hebben jaarlijks
60 duizend uitvallers die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten.
Volgens ons komt dat doordat we die leerlingen lastig vallen met dingen waar ze
niets mee kunnen. Daarnaast zitten er te veel verschillende leerlingen bij
elkaar, jongens, meisjes, mavo-kinderen en de traditionele
ambachtsschoolleerlingen, leerlingen met gedragsmoeilijkheden, sociale
problemen. Trek dat uit elkaar, ook fysiek, en herstel de mavo.’
Hettema: ‘Maar waarom zou je dat landelijk voorschrijven? Bovendien, als
je heel consequent selecteert, loop je kans op brokken. Kijk naar de
Universiteit van Leiden, die is teruggekomen van selectie aan de poort, omdat
groepen die ze zouden weren het goed bleken te doen. Jongeren zijn in deze
leeftijdsfase nog behoorlijk in ontwikkeling. Als je alleen maar leunt op de
gegevens van de basisschool en van de Citotoets, dan raken we een hoop jongeren
kwijt met talent dat dan niet ontplooid wordt.’
Verbrugge: ‘We verliezen nu tienduizenden jongeren per jaar. Het is nog
nooit zo erg geweest. Dus die mooie praatjes hebben er precies toe geleid dat we
ontzettend veel kinderen kwijtraken. Vroeger kon je op de lts beginnen, als late
starter, dan deed je lts-c, en dan kon je via mts naar hts. Dat traject kon je
vroeger volgen!’
Hettema: ‘Velen van die tienduizenden die je noemt hebben gewoon hun
vmbo-diploma gehaald, alleen leren ze niet door. Ze gaan aan het werk en
ontwikkelen zich zo ook goed.’
Stelling: Ik zou liever in deze tijd onderwijs krijgen dan in mijn eigen
jeugd.
Hettema: ‘Daar ben ik het hartgrondig mee eens. Het is nu allemaal veel
actueler, veel gevarieerder. Ik heb hbs gedaan, dus ik ben nog van voor de
Mammoetwet. Er wordt vaak hoog opgegeven over de hbs, maar wat mijn zoon en
dochter nu op het vwo leren, dat is echt een paar tandjes hoger dan wat ik heb
opgestoken.’
Verbrugge: ‘Nee, ik ben blij indertijd op school te hebben gezeten,
gewoon ongedeeld vwo. Ik vond zeker niet alles leuk, maar heb er achteraf bezien
wel veel geleerd. Ik vond het schokkend te merken dat zowel mijn neefjes en
nichtjes als mijn eerstejaars met minachting over hun eigen school spreken.
Minstens de helft zei: ik heb de afgelopen zes weken, op de universiteit dus,
meer geleerd dan in de drie jaar hiervoor. Natuurlijk overdrijven ze, maar de
minachting waarmee ze over hun eigen schooltijd spreken, was voor mij volstrekt
nieuw.’
Tussenstukken:
Pieter Hettema
Pieter Hettema ( 1954) is voorzitter van Schoolmanagers VO, de vereniging
waarbij 95 procent van de directeuren van middelbare scholen in Nederland is
aangesloten. Hettema volgde de lerarenopleiding, en studeerde sociale geografie
in Groningen. Hij werkte als leraar en werd later ambtenaar op het ministerie
van Onderwijs. Daarna was hij negen jaar rector van de Montessori
Scholengemeenschap in Amsterdam. Hij woont met vrouw en twee kinderen in
Amsterdam.
Ad Verbrugge
Ad Verbrugge (1967) is hoofddocent sociale filosofie en cultuurfilosofie aan de
Vrije Universiteit. Eerder doceerde hij ethiek aan de Leidse universiteit. In
2001 promoveerde hij op een kritiek op Heideggers Sein und Zeit. Hij
schreef daarnaast de essaybundel Tijd van onbehagen (2004). Begin 2006
richtte hij met onder anderen zijn echtgenote en met econoom Arnold Heertje de
vereniging Beter Onderwijs Nederland op. Hij woont met zijn vrouw, classica
Marijke Verbrugge, en hun drie kinderen in Leiden.
Naar Onderwijsbeleid, lijst
,
Rijnlands beleid
, Rijnlands beleid,
overzicht , ofsite home
.
|