De Volkskrant, 21-04-2006, door Ianthe Sahadat
Bèta-leraren moeten plezier in het lesgeven behouden
Te weinig mensen kiezen voor het onderwijs. Vooral voor de exacte vakken dreigt
een lerarentekort. Werkdruk en onderwijsvernieuwing ontnemen het plezier in
lesgeven.
'Ik snap niet waarom mensen geen docent willen zijn, het is een geweldig vak',
zegt natuurkundepromovenda Anzhela Pavlovska (31). Sinds een jaar loopt
Pavlovska stage als docent wiskunde. Samen met twintig andere studenten volgt ze
de lerarenopleiding aan de Technische Universiteit Delft (TULO) voor een
eerstegraads lesbevoegdheid. Daarmee is Pavlovska een uitzondering in bètaland.
'De studentenaantallen zijn laag', erkent Martin Jacobs,
coördinator van de opleiding. 'Mensen komen in Delft studeren om ingenieur te
worden. Leraar is voor hen geen voor de hand liggende optie. Heel spijtig.'
Behalve spijtig is het vooral een groot maatschappelijk
probleem, want de lerarenkamer vergrijst. Veertig procent van de docenten in het
voortgezet onderwijs is ouder dan 55 jaar. Binnen vijf jaar dreigt een tekort
van 12.500 leraren te ontstaan. De studentenaantallen op de lerarenopleidingen
kunnen dat gat niet dichten, becijferde de overheid in de notitie 'Werken in het
onderwijs 2006'.
Als de economie verder aantrekt, worden de tekorten nog
groter. Vooral exacte vakken zijn conjunctuurgevoelig: de hoge beloningen in het
bedrijfsleven lonken. De notitie voorspelt over vijf jaar 5.200 onvervulde
vacatures voor leraren exacte vakken. In het gunstigste geval.
'Een gigantische klap', zegt Marleen Barth, voorzitter van de
CNV Onderwijsbond. 'De uitstroom is veel groter dan de instroom. De oorsprong
van de vergrijzing ligt in de jaren tachtig. De leerlingaantallen liepen terug
en ineens was er geen werk meer in het onderwijs. Nu zie je daarom twee
leeftijdsgroepen voor de klas, docenten zijn of jonger dan 35 of ouder dan 50,
daartussen zit een gat.'
Volgens schattingen van de CNV Onderwijsbond begonnen in 2005
landelijk slechts 8 studenten aan een eerstegraads lerarenopleiding natuurkunde.
'De aantallen worden nergens centraal bijgehouden. De enige manier om erachter
te komen is alle lerarenopleidingen af te bellen', aldus Barth.
Jacobs van TULO denkt dat de schatting te pessimistisch is.
'Alleen bij ons begonnen in 2005 al zeven studenten aan de eerstegraadsopleiding
natuurkunde.' Hij ziet dat bètastudenten enthousiast over hun vak zijn, het leuk
vinden kennis over te dragen. 'Maar eerstegraadsdocenten zijn meer dan alleen
'lesboer'. Hun vakkennis moeten ze ook kunnen gebruiken om lesmethoden en
lesmateriaal te ontwikkelen. Het docentschap heeft geen goede reputatie. Het
verdient slecht en leerlingen zijn niet gemotiveerd.'
'Met de verschillende onderwijsvernieuwingen is het vak onder druk
komen te staan. De waardering van de vakdocent is afgenomen', meent ook Els de
Hullu, lerarenopleider bètavakken en docent biologie aan de docentenopleiding
van de Leidse Universiteit (Iclon). Volgens Barth is de leraar 'niet langer
kennisverstrekker, maar te vaak begeleider of uitvoerder van het lesboek.
Daarmee verliest het vak aan intellectuele uitdaging.'
Barth vindt de werkdruk bovendien te hoog en de beloning te
laag. 'Academici, vooral in de bètasector, kunnen elders 25 tot 40 procent meer
verdienen.' Om de werkdruk te verlagen, moet het aantal lesuren omlaag, stelt
ze. 'Met 23 zogeheten 'klokuren' heeft Nederland het hoogste aantal van de EU.
Een docent heeft tijd nodig voor voorbereiding, nakijkwerk en het bijhouden van
het eigen vak.' En ze wil meer onderwijsassistenten: 'Toen dat in het
basisonderwijs werd ingevoerd, steeg het aantal aanmeldingen op de Pabo direct.
Een lagere werkdruk maakt het vak aantrekkelijker.'
Ook De Hullu pleit voor werkdrukverlaging: 'Vooral voor
beginners is het een zwaar beroep. Docent worden, legt een druk op je, je zwakke
kanten worden blootgelegd. De uitstroom onder jonge docenten is uitermate hoog.
Met meer begeleiding en vakcoaches kun je dat tegengaan. '
Het Iclon telt momenteel 63 bètastudenten. De Hullu:
'Biologie is niet zo'n probleem, maar voor wiskunde, natuurkunde en scheikunde
worden landelijk veel te weinig docenten opgeleid. Gelukkig hebben we nog steeds
zij-instromers, mensen die na enkele jaren bedrijfsleven voor een carrièreswitch
kiezen.'
Tussenstukken:Feiten en cijfers in het onderwijs
Lerarenopleidingen zijn er in drie niveaus. De pabo (Pedagogische Academie
Basisonderwijs) leidt op tot onderwijzer in het basisonderwijs. De
hbo-lerarenopleiding leidt op tot tweedegraadsdocent: een leraar mag dan
lesgeven aan vmbo, mbo en de onderbouw (klas 1 t/m 3) van havo en vwo.
Eerstegraadsdocent word je na afronding van een universitaire studie. De
eerstegraadsopleiding aan de universiteit duurt na de studie 1 jaar.
Eerstegraadsdocenten geven les in de hoogste klassen van havo en vwo.
Tweedegraders kunnen in een apart traject ook een eerstegraadsbevoegdheid halen.
Tussen 2005 en 2010 zal een gat ontstaan tussen vraag en aanbod van docenten in
het voortgezet onderwijs van 12.500. Op een totaal van ongeveer 82 duizend
leerkrachten betekent dit een tekort van ongeveer 15 procent. De grootste
tekorten worden verwacht bij de exacte vakken, Duits en klassieke talen en op
het vmbo.
Het startsalaris (bij een 40-urige werkweek) van een leraar in het voortgezet
onderwijs is 2198 euro. Dit is hoger dan het startsalaris van de gemiddelde
hbo'er , dat op 1988 euro ligt.
Een academicus verdient gemiddeld 2250 euro. Het startloon is
vergelijkbaar met andere sectoren, maar vrij snel daarna beginnen lonen elders
te stijgen en in het onderwijs veel minder.
Een docent in het voortgezet onderwijs kan in achttien jaar tot een
eindloon van 3359 euro opklimmen.
'Ik ben dol op proefjes en practica'
Na zestien jaar in het bedrijfsleven nam Maarten Duijnstee (46) ontslag om
docent natuurkunde te worden. 'Na mijn studie geneeskunde heb ik met plezier in
de farmaceutische industrie gewerkt. Toch was ik op zoek naar een diepere
bevrediging.' Sinds september staat Duijnstee als stagiair voor de klas, nu bij
een 5 vwo. 'Ik ben dol op proefjes en practica, dat vinden de leerlingen ook erg
leuk. Ik test ze thuis eerst op mijn kinderen en hun vrienden. Op maandag en in
de avonduren volgt hij colleges vakdidactiek en enkele vakinhoudelijke
specialisaties. 'Dat had niet gehoeven als ik biologie was gaan geven, maar ik
had mijn zinnen op natuurkunde gezet: een ontzettend leuk vak.'
Toen Duijnstee met lesgeven begon, dacht hij 'dat doe ik wel
effe'. Dat viel tegen. 'Leerlingen zijn wel geïnteresseerd in een docent, maar
niet bovenmatig. De essentie is: leg ik goed uit en houd ik orde? Mijn leeftijd
is een voordeel, iemand van 25 heeft minder natuurlijk overwicht; voor een
15-jarige ben ik een fossiel.' Financieel gaat hij erop achteruit. 'Voor de
geldelijke beloning moet je het niet doen, hoewel je er heel behoorlijk van kan
leven. Vakliefde en graag willen uitleggen, zijn de belangrijkste redenen. Het
is jammer dat de status zo laag is, maar dat verander je niet zomaar, de
voldoening moet toch vooral zitten in de zelfverwezenlijking. Onderwijs past bij
me, ik ben heel blij met deze keuze.'
'Een echte baan is dé manier om het vak te leren'
Aldine Aaten (25) moet nog afstuderen als wiskundige, maar staat al anderhalf
jaar voor de klas. 'Een echte baan leek me dé manier om het vak te leren. Mijn
studie duurt vijf jaar. Het vijfde jaar vul ik met het halen van een
lesbevoegdheid.' Door medestudenten werd ze raar aangekeken: 'zonde van je
opleiding, dan doe je niets meer met je vak.' Zo ziet Aaten het niet: 'Ik vind
lesgeven leuk en onderwijs belangrijk; je draagt concreet iets bij aan de
maatschappij en leerlingen zijn soms best geïnteresseerd in de 'hogere'
wiskunde.'
Haar grootste angst was om 'in een ingedutte vaksectie te
belanden'. Dat gebeurde niet. 'Ik werk op een leuke school met jonge en
enthousiaste collega's. Heel inspirerend.'
Toch verlaat Aaten aan het einde van het schooljaar het
onderwijs. 'Ik moet mijn scriptie nog schrijven, daar heb ik nu geen tijd voor.
Als ik in december afstudeer, wil ik kijken wat er nog meer bij mij past;
bijvoorbeeld het bedrijfsleven of onderzoek.'
De beloning is voor Aaten niet dé reden om het onderwijs te
verlaten. 'Een reden om te stoppen, is voor mij de scheve verhouding tussen de
taken die ik heb, en de uren die er voor staan. Ik heb simpelweg te weinig
tijd'. legt Aaten uit. 'Natuurlijk heb je als beginnend docent meer
voorbereidingstijd nodig, maar scholen kunnen daar financieel geen rekening mee
houden en dat is niet bevorderlijk voor het animo voor dit vak.'
'Ik heb geen twijfels: dit is mijn plek, voor de klas'
De Oekraïense Anzhela Pavlovska (31) studeerde wiskunde in haar geboorteland,
promoveerde vervolgens in Duitsland en ontmoette toen haar man: een Rus die in
Nederland woonde. Ze besloot hem te volgen en koos voor een onderwijscarrière.
'Ik wilde als tiener al lesgeven, maar kon goed leren en ging toch naar de
universiteit. Na mijn studie ging ik onderzoek doen, maar tijdens mijn promotie
vond ik het lesgeven aan studenten eigenlijk het leukste. Toen ik zelf kinderen
kreeg, wist ik weer: ik wil lesgeven. De jongelui op de middelbare school zijn
wel ouder, maar het blijven kinderen.' In Delft volgt Pavlovska sinds september
de lerarenopleiding aan de TU. Het doceren gaat haar goed af. 'Misschien omdat
ik in de bovenbouw havo en vwo lesgeef; die kinderen willen wel leren en werken.
Ondanks de negatieve verhalen over het vmbo wil Pavlovska het liefst daar een
baan. 'Al die verhalen over vergrijzing en tekorten zie ik absoluut niet in de
praktijk. Er zijn amper vacatures voor wiskundedocenten in Zuid-Holland, waar ik
woon. Alleen tijdelijke, maar ik wil een vaste aanstelling.' Ook vindt Pavlovska
niet dat het onderwijs slecht betaalt. 'Je moet het niet vergelijken met het
bedrijfsleven. Dat is onterecht. Ik kan heel goed leven van een docenteninkomen.
Ik snap niet waarom mensen geen docent willen zijn, het is een geweldig vak. Ik
heb geen twijfels: dit is mijn plek, voor de klas.'
Terug naar Onderwijsbeleid, lijst
,
Rijnlands beleid
, Rijnlands beleid,
overzicht , of naar
site home
.
|