Bronnen bij Denkfouten, spookaanval
Vredig lezende op de vroege zaterdagmorgen wordt het geestesoog van de
redacteur getroffen door een artikel van wetenschapsredacteur van de
Volkskrant Marcel Hulspas, over de wetenschap als denksysteem. Zijn
kapstok is een enquête gehouden op het internet, met het verzoek aan de
ondervraagden de waarde van de wetenschap in een enkele zin samen te vatten.
Overigens vermeldt Hulspas niet hoe de vraag in het Engels was gesteld, maar
we mogen veilig aannemen dat het over science ging, in welk geval de
enquête niet over wetenschap maar over natuurwetenschap ging. Toch een ander
onderwerp.
Hulspas bouwt zijn artikel lekker op, beginnende met allerlei gegeven
alternatieven, maar al redelijk snel toe werkend naar de meest passend
gebleken versie, namelijk dat wetenschap een methode van denken en kijken
naar de werkelijkheid is, met als essentie een ingebouwd controleproces op
zijn bevindingen en theorieën.
Terwijl de lijst van alternatieven met al zijn wetenschappelijke
verworvenheden langs komt, voelt men het "maar" dat er zit aan te komen
steeds groter worden. Dat idee wordt al gevoed door de kop van het artikel,
want die luidt 'Bescheidenheid siert de wijzen'. Op ongeveer eenderde is het
ook min of meer duidelijk waar het pad van het "maar" naar toe leidt: naar
de hemel.
Nog een paar alinea's verder passeren we de hemelpoort en gaan we, het
vermoeden van de hoofdredacteur bevestigend, het rijk van de grote "maarder"
van de wetenschap binnen: het rijk van God. In de laatste derde deel van het
artikel krijgen we een kort verslag van de worsteling van de mensheid met
zijn behoefte aan absolute wet en zingeving in de wereld, en de uitkomst van
die worsteling voor wat betreft de wetenschappelijke wereld zelf: God is
niet van belang.
Dat is niet voldoende voor Hulspas, en hier komt het: 'Maar dat wil
niet zeggen dat het wereldbeeld van de wetenschap superieur en zaligmakend
is.' En Hulspas leert de wetenschap na nog een paar zinnen de les: 'Dat
theorieën slechts een beperkte houdbaarheid hebben, dat het nuttig kan zijn
oude overtuigingen te laten varen en in te ruilen voor betere. De wetenschap
leert ons dat alle kennis beperkt is - om te beginnen de wetenschappelijke.
Dat is geen standpunt dat wetenschappers graag uitdragen. ... Als ze de
plaats van de mens zo goed kunnen relativeren, dan moeten ze toch zelf ook
in staat zijn zelf een stapje terug te doen, en niet meer rond te bazuinen
dat zij de uitverkorenen der aarde zijn.'
Op dit moment gaat er ineens nog een licht in de geest van de hoofdredacteur
branden, want dit denkproces heeft hij de laatste tijd al twee keer eerder
gezien, een proces dat bij gebrek aan een beter woord nu maar even de
spookaanval wordt genoemd. In het geval Hulspas gaat het over wetenschap
versus God. En hij verdedigt God door de tegenstand, de wetenschappers, iets
toe te dichten, namelijk het rondbazuinen dat zij de uitverkorenen der aarde
zijn. Nergens in de de antwoorden op de enquête die Hulspas doorneemt komt
dit rondbazuinen voor. En Hulspas zal misschien wel een enkel geval van
wetenschappelijk opscheppen vinden, maar nergens iets vinden dat de term
rondbazuinen rechtvaardigt. Wat er wel gebeurd is dit: wetenschappers wordt
iets over hun resultaten gevraagd, en vertellen over die resultaten. Die
zijn overweldigend. Daarbij hoeft niets te worden rondgebazuind, het kan bij
simpele opsommingen blijven. Dat is de boodschap die de wetenschap afgeeft.
De boodschap die Hulspas ontvangt, van het rondbazuinen, zit in zijn eigen
hoofd. Hij vertaalt de opsomming van successen als een superieur
rondbazuinen. En hij kan dat ook als zodanig interpreteren, omdat hij die
interpretatie al in zijn hoofd heeft: hij weet al dat de resultaten van de
wetenschap superieur zijn, dus dat hoeven de wetenschappers hem helemaal
niet te vertellen, dat kan hij zelf wel invullen. En hij vult het in. En
daarna gaat hij dit rondbazuinen van superioriteit aanvallen. En dit, zoals
overduidelijk blijkt uit het laatste deel van zijn artikel, ter verdediging
van het grootste slachtoffer van de superioriteit van de wetenschap: het
rijk van God en zijn openbaringen en heilige boeken. Het artikel van Hulspas
kan eigenlijk niet anders gelezen worden als een verdediging van de wereld
van de religie, en als Hulspas dat niet bedoeld, is het volkomen onduidelijk
wat hij wel wil zeggen. Ervan uitgaande
dat
hij echt wat wil zeggen, moeten we het eerste dus maar aannemen.
Dit is dus wat hier bedoeld wordt met spookaanval
: je vult de
woorden van anderen aan met denkbeelden van eigen makelij, en valt
vervolgens die denkbeelden aan.
Deze vorm van argumentatie is een bron van twee belangrijke
wetenswaardigheden: de vooringenomenheid van de bedenker, en de
krachtsverhouding binnen de inhoudelijke discussie. Om met dat laatste te
beginnen: het is dus Hulspas zelf die de superioriteit van de wetenschap
onbewust invult: met zijn onbewuste geest beschouwd hij zelf de wetenschap
als superieur. En het andere: met zijn bewuste geest verzet hij zich tegen
deze onbewuste kennis, want bewust stelt hij dat de wetenschap die
superioriteit niet moet rondbazuinen, en omdat de wetenschap dat
rondbazuinen niet doet, stelt hij dus in feite dat de wetenschap niet
superieur is.
Dit is het denkproces dat de hoofdredacteur eerder meende te hebben gezien.
Het eerste geval speelt gedurende de afgelopen maanden. Als lezer van de
Volkskrant krijgt hij natuurlijk ook een aanzienlijk deel van de
discussie rond allochtonen mee. Wat opviel was de grote hoeveelheid
artikelen waarin op allerlei manieren verkondigd wordt dat allochtonen niet
zo slecht zijn als men beweert, dat het merendeel der allochtonen geen
tasjesdieven en moordenaars van Theo van Gogh zijn, zoals men beweert, en
dat er ook maatschappelijk zeer geslaagde allochtonen zijn, in tegenstelling
tot wat men beweert. Wat op een gegeven moment ging opvallen aan dit soort
artikelen, was het gebrek aan artikelen waarin wel verkondigd werd dat alle
allochtonen wel slecht zijn, dat alle allochtonen tasjesdieven en moordenaar
van Theo van Gogh zijn, of dat alle allochtonen schoonmaker of werkloos
zijn. Mogelijkerwijs hebben die artikelen in andere kranten hebben gestaan
(op televisie waren ze in ieder geval niet). Maar aan het feit dat zelden of
nooit naar deze artikelen wordt verwezen, en waar ernaar verwezen is, zoals
bijvoorbeeld het beroemde of beruchte van Paul Scheffer, er niet dit soort
generaliserende opmerkingen in staan, wordt hier de conclusie getrokken dat
er in ieder geval niet voldoende zijn om de stroom tegenartikelen te
rechtvaardigen.
Dit was dus het eerste geval van spookverdediging: de reeks artikelen in
de Volkskrant ter verdediging van generalisaties in andere artikelen is
een spookverdediging, omdat die andere artikelen nauwelijks of niet bestaan.
Wat wel bestaat is een gestage reeks berichten over wandaden gepleegd door
allochtonen. En er bestaat wel een relatie met dit soort berichten - het
patroon is dit: een allochtoon pleegt een tasjesroof, en kort daarna
verschijnen artikelen die boze woorden wijden aan alle autochtonen omdat die
allochtonen over een kam scheren, en aan niet-bestaande artikelen waarin dit
gedaan wordt.
Het andere geval van spookverdediging is zeer recent. De dag van de eerste
bomaanslagen in Londen was nog niet voorbij, of er waren diverse prominenten
op televisie om de mensen toe te spreken hoe onterecht het was om de
conclusie te trekken dat alle moslims het gedaan hadden. Dat was een
spookverdediging, omdat nog niemand de tijd had gehad om te beweren dat het
de schuld was van alle moslims. Wat de prominenten kennelijk in hun hoofd
hadden was dat het het logisch was voor mensen om te denken dat het de
schuld was van alle moslims.
Uit deze laatste twee vormen van spookverdediging kunnen dezelfde lessen
getrokken worden als uit de eerste: de bedenkers ervan beseffen onbewust het
bestaan die generalisaties, hebben die generalisaties dus ook in hun eigen
hoofd, en, zoals het Hulspas voorbeeld laat zien, versterken op die manier
onbewust de argumenten voor de juistheid van het idee dat ze willen
bestrijden.
Maar behalve de overeenkomst van methode, is er ook een overeenkomst van
doel in de drie gevallen. Hulspas verdedigt de wereld van de ideologie, van
de openbaring, tegen de wereld van de werkelijkheid en de relatieve
waarheid. De schrijvers van de "niet alle allochtone artikelen zijn slechte
artikelen" doen in feite hetzelfde: wat zij verdedigen is de oude ideologie
van "niets slechts van de allochtonen" of in zijn wat algemenere vorm: de
"alle zwakke en zielige mensen zijn goed" ideologie, het "zielige-negertje"
syndroom. En de verdedigers van "niet alle moslims plegen aanslagen"
verdedigen de ideologie dat er niet iets mis kan zijn met religie.
De werkelijkheid is dat in alle drie gevallen de gerapporteerde
gebeurtenissen de ideologie onderuit halen: de resultaten van de wetenschap
zijn superieur aan de resultaten van bidden, er is een sterke
oververtegenwoordiging van allochtonen in misdaad en ander maatschappelijk
ongerief, en er is een sterk verband tussen het voorkomen van gemengde
moslim en niet-moslim bevolkingen en geweld door moslims.
Wat men met deze werkelijkheid wil doen, is een volgend verhaal. Maar dat
datgene wat men eraan wil doen waarschijnlijk ineffectief en mogelijkerwijs
contraproductief en gevaarlijk is als men de werkelijkheid niet onder ogen
wil zien, is een waarheid die allang bewezen is door de loop van de
geschiedenis.
Naar Denkfouten
, of site home
·.
|