Crimineel gedrag kent, net als vrijwel alle andere menselijk gedrag, meerdere of
vele oorzaken. Maar ook voor vrijwel alle menselijke gedrag geldt dat er een
hoofdoorzaak is.
De hoofdoorzaak van criminaliteit is gebrek aan empathisch vermogen.
Deze uitspraak heeft wetenschappelijk gezien de status van een vermoeden,
maar er zijn vele aanwijzingen voor.
Het eerste vermoeden is te vinden als je het extreem van crimineel gedrag
neemt: het benemen van andermans leven. Dat beleven van andermans leven is in de
natuur voor sommige soorten een "natuurlijke" zaak. Die soorten noemt men
"roofdieren".
Voor roofdieren geldt de regel, enkele uitzonderingen daargelaten, dat ze als
eenlingen opereren. En je mag veilig aannemen dat empathie voor een andere
levensvorm iets is dat vooral ontwikkeld is in soorten die in groepen leven.
Ruwweg: empathie gaat niet samen met het doden van anderen. En voor alle
tussenvormen van het benadelen van anderen, zoals criminaliteit, mag je dus
veilig aannemen dat het op zijn minst moeilijk samengaat met empathie.
Een tweede aanwijzing zit in de verdeling van criminaliteit bij mensen over
de verschillende soorten. De twee hoofdsoorten van mensen zijn namelijk man en
vrouw. En criminaliteit is zeer sterk een zaak van de mannelijke soort. Tevens
is van de mannelijke soort bekend dat ze een stuk meer moeite heeft met empathie
dan de vrouwelijke. Om voor de hand liggende redenen: empathie van de vrouw met
haar nakomelingen is van essentieel belang. Bij mannen ligt dat een stuk
genuanceerder zoals uit talloze bronnen, van psychologie tot literatuur, bekend.
Nu is een dergelijk samenvallen van factoren op zich ook geen bewijs, maar
waar het geldt voor meerdere soortgelijke vormen van samenvallen, telt het bij
elkaar op wel als een reeks aanwijzingen, opsommende tot een bewijs. De sterkte
waarvan mede bepaald wordt door de intuïtie aangaande dit onderwerp. Iedereen
"weet" namelijk dat criminaliteit een vorm van gebrek aan empathie is, blijkende
uit uitdrukking als "Weet je wel wat je een ander aandoet?". Nou, de crimineel
dus niet. Althans: niet bewust en niet op het moment van de daad.
Het bovenstaande is alleen maar een expliciete vorm van uitschrijven van de
denkprocessen waarop die intuïtie is gebaseerd.
Er zijn nog meer aanwijzingen dat criminaliteit een gebrek aan empathie is.
Want een disdanig significant gebrek aan empathisch vermogen valt namelijk onder
de geestesafwijkingen. net als een significant gebrek aan vermogen tot redenatie
valt onder de geestesafwijkingen. Dat laatste komt in diverse variaties, met
kennelijk verschillende kwalitatieve overgangen gezien termen als zwakzinnig,
debiel en imbeciel. termen aanduidende nieuwe groepen van onvermogen van het
betrokken individu. Met als als allereerste kwalificatie natuurlijk: "kan je er
nog zelfstandig mee functioneren in de maatschappij?" Zo nee, dan ben je
zwakzinnig. Enzovoort.
De constatering dat criminaliteit valt in de categorie "geestelijke kwalen"
heft belangrijke consequenties. Van de mest geestelijke kwalen is bekend dat ze
moeilijk tot niet te genezen zijn. Van het "simpele" voorbeeld van vermogen tot
redeneren is dat dusdanig moeilijk, dat je het met enig gemak kan afronden tot
"niet" - er is nog nooit iemand uit de categorie "imbeciel" genezen van zijn
kwaal. En bij normale vormen van vermogen tot redeneren is bekend dat het
betrekkelijk weinig verandert in de loop van het leven: de vuilnisman kan zich
niet opwerken middels studeren tot professor in de sterrenkunde.
Van de andere kant bekeken: er zijn geestelijke kwalen waarvoor wél vormen
van werkzame behandeling bestaan. Dat zijn vrijwel uitsluitend de minder
gewenste karaktereigenschappen, als lichtere vormen van neerslachtigheid,
eigenwaan, en dergelijke. Dus is het leerzaam om te kijken naar de
behandelingsmethoden die wel werken, in verband met de mogelijkheid om ze ook op
criminaliteit toe te passen.
Nu kent de behandeling van de gewone, min of meer karakterologische,
geestelijke kwalen een redelijk bekende geschiedenis, ruwweg startende met de
psychoanalyse van Sigmund Freud. Met als hedendaagse stand van zaken dat die
therapieën die het meest effectief zijn, behoren tot de algemene categorie van
"cognitieve therapie" => .
Het algemene uitgangspunt van cognitieve therapie is niet dat de behandelaar
de cliënt geneest, maar dat de cliënt zichzelf geneest. De behandelaar reikt de
cliënt "cognitieve", dat wil zeggen: redelijke, rationele, of op uiterlijk
gedrag slaande argumenten, toe die de cliënt er, door middel van het inzien van
de redelijkheid ervan, toe moet brengen om ander gedrag te gaan vertonen.
Waarbij men dan hoopt dat dat ook de interne impulsen die aanleiding geven tot
de ongewenste verschijnselen, zal verbeteren.
Een illustratief geval van "geestelijke kwaal" en de genezing ervan is die
van verslaving, in haar vele vormen. Het massale vorkomen van verslaving is het
directe bewijs dat verslaving moeilijk tot zeer moeilijk te genezen is. ook
bijzonder interessant is het weinig bekende feit dat 80 procent van de
verslaafden, voor het overgrote deel van jongere leeftijd, ergens in de dertiger
jaren van hun leven vanzelf van hun verslaving afkomt - degenen die overblijven,
de zwaar-verslaafden, komen er vrijwel zonder uitzondering nooit meer vanaf.
Uit dit voorbeeld blijkt dus, net zoals dat van de cognitieve therapie, dat
de genezing van geestelijke kwalen vrijwel uitsluitend een zaak is van de
betrokkenen zelf. De buitenwacht kan alleen argumenten aanreiken, maar hun
verdere invloed is zeer beperkt.
Waarna de situatie aangaande criminaliteit afgeschat kan worden als volgt: in
het algemeen zijn geestelijke kwalen zeer moeilijk behandelaar - en als je
uitgaat van behandelbare geestelijke kwalen, dan blijkt dat de behandeling voor
het overgrote deel door de betrokkene zelf moet worden gedaan en in eerste
instantie bestaat uit het veranderen van gedrag. Het geval van criminaliteit
ligt ergens tussen deze twee polen.
Waarna de conclusies zichzelf schrijven. Als allereerste aanname mag je er
van uitgaan dat criminaliteit niet te behandelen of genezen is. Tenzij, en
slechts tenzij, de betrokkene zelf bereid is tot verandering.
Ten tweede: de behandeling kan nooit in plaats komen van andere vormen van de
aanpak van criminaliteit, samen te vatten als "straf". Als je de crimineel de
keuze biedt tussen behandeling of straf, is de behandeling nooit en te nimmer
vrijwillig. Die behandeling zal dus nooit werken, zoals uitvoerig bewezen door
de praktijk. Waarvoor, door een beperkt aantal waarnemers opgemerkt, hetzelfde
geldt als voor verslaving: het is voornamelijk een kwestie van jongere mensen,
en de meesten komen er in hun eind twintiger en dertiger jaren van af. En ook
geldt dat voor degenen die dan nog crimineel blijven, ze er vrijwel nooit meer
vanaf komen.
Dat vertaalt zich redelijk direct naar de praktijk: het bestrijden van
criminaliteit bestaat, net als van de behandelbare geestelijke kwalen, uit het
veranderen van gedrag. En daar waar de crimineel niet vrijwillig bereid is tot
behandeling, bestaat de aanpak van criminaliteit dus in eerste instantie alleen
uit het fysiek voorkomen van crimineel gedrag. Dat wil zeggen: het verwijderen
van de crimineel uit de samenleving, want het is niet doenlijk de hele
samenleving te veranderen. Als het een kleine groep is, door ze in een gebouw te
stoppen: de gevangenis. En als het een te grote groep wordt, door ze te isoleren
in een van de overige maatschappij gescheiden gebied, waar ze volledig
zelfstandig hun zaken mogen regelen.
Welke laatste maatregel voor de West-Europese landen simpel is in te voeren,
aangezien het overgrote deel van hun criminaliteit, met name dat deel dat de
huidige criminaliteit tot maatschappelijk onbeheersbaar maakt, afkomstig is van
allochtone immigranten: de verwijzing van de allochtone crimineel naar zijn land
van oorsprong.
Tot slot: naast behandeling behoeft criminaliteit ook een vorm van straf. "In
de gevangenis zetten" is, zoals we gezien hebben, eigenlijk geen vorm van straf,
maar van quarantaine: het voorkomen van criminaliteit door isolatie. Bij het
toebedelen van straf is er een simpele, natuurlijke, regel: de straf moet passen
bij het vergrijp. Het vergrijp is een vorm van het benadelen van anderen,
waarbij het dus zo is dat de crimineel gen besef heft van het nadeel dat hij de
nader berokkent. De straf moet dus bestaan uit het toedienen van eenzelfde soort
van behandeling aan de persoon van de crimineel, uit de hoop dat de crimineel
daardoor een dusdanig praktisch besef krijgt van datgene dat hij een andere
aandoet, dat hij de volgende keer er minder toe geneigd is, of in staat is die
neiging te onderdrukken.
Dat wil zeggen: ontvoerders zet je in de gevangenis - voor dit enkele geval
is "gevangenis" dus wel een vorm van straf. Een dief ontneem je een deel van
zijn bezittingen. En een geweldpleger is op één en slechts één manier te
bestraffen: door het toedienen van een zelfde portie van geweld. Met in alle
gevallen enige toegift zodra de crimineel bewezen heeft ongevoelig te zijn voor
dit soort prikkels. het in de gevangenis zetten bij wijze van straf van
een geweldpleger heeft evenveel zin als het behandelen van een maagkwaal met een
huidzalf. Een gezond-verstand redenatie die eveneens uitvoerig bewezen is door
de praktijk.
Naar Psychologische krachten
, Psychologie lijst
, Psychologie overzicht
, of site home
.
|