Toelichting bij Neurologie, cerebellum: schema
In Neurologie, cerebellum is de globale informatie omtrent het
neuron-netwerk in de kleine hersenen al gegeven. Hier volgt nog wat meer
details. Eerst nogmaals het schetsmatige overzicht van de cerebellaire cortex:
De locatie van de diverse cellen geeft ook een duidelijke aanwijzing van
hun functie. De Golgi-cellen liggen in de granular of nuclear layer,
tussen de granular-cellen - met hun dendrieten reikende naar de
parallel fibers van de molecular layer. Dit geeft aan dat een deel
van hun functie een terugkoppeling van de werking van de granular-cellen
is - omdat dit ook een inhibitory effect betreft, wordt dit feedback
inhibition genoemd.
De eveneens remmende stellate- of stellar-cellen liggen in de
molecular layer en hebben geen verbindingen naar buiten. Deze cellen oefenen
hun remmende invloed dus direct op de granular-cellen - dit
feed-forward inhibition. De basket-cellen liggen ook in de
molecular layer, maar sturen hun output naar de Purkinje layer, de
laag van Purkinje-cellichamen die tussen de molecular layer en
granular of nuclear layer in ligt. Ze synapsen direct op het lichaam
van de Purkinje-cel.
Dit alles is gerepresenteerd in het logische schema, hier in wat een
wat ruimer formaat. De exciterende of inhiberende werking van de verschillende
synapsen is op de standaardwijze aangegeven met (+) en (-):
De signalen lopen van links naar rechts, tenzij anders aangegeven. De
grote massa loopt van de mossy fibers via de glomeruli (naar de
korrelcellen en uiteindelijk naar de Purkinje-cellen. In het schema zijn vanuit
de Golgi-cel verbindingen naar zowel glomeruli als naar het cellichaam
van de granular cells getekend, omdat beide in de literatuur vermeld
staan - of het laatste juist is, is niet duidelijk.
Ondanks de modulerende werking van de andere celsoorten zou dat een
betrekkelijk simpele netwerk zijn. Gezien de rol van de taak die het cerebellum
vermoedelijk verricht, ruimtelijke berekeningen en coördinatie, is een meer
ingewikkelde werking voor de handliggend. Hoe dat precies gaat, is vooralsnog
onduidelijk. Maar bovenstaande schema kan wel als uitgangspunt dienen voor
verdere ontwikkelingen.
Wel bekend is de fysieke rol van de tweede soort input naast de
mossy fibres,de
climbing fibres. Die hechten direct aan het lichaam van de
Purkinje-cellen, en doen deze heftig vuren. Dit wordt door sommigen geassocieerd
met een leerproces, maar het is onduidelijk hoe dit sterke uitgangssignaal het
voorgaande deel van het netwerk beïnvloedt - zie het schema.
De climbing fibre komen van de kern genaamd de inferior
olivary nucleus (inferoir: onderste) in de olive, een
onderdeel van het middenbrein. En technicus zou dit eerder interpreteren als een
soort noodknop: op deze manier wordt de rest van het netwerk overslagen en
direct naar de uitgang gegaan.
Een aanlerende functie zou het actieve deel van het netwerk moeten
kunnen beïnvloeden. En die toeging wordt verschaft door de mossy fibres.
Het is voor de hand liggende dat een deel daarvan de aanlerende functie heeft.
Daarom terug naar de basis van het netwerk. Dat bestaat uit de
combinatie van
granular- en Purkinje-cellen. Die combineren in de molecular layer,
het dikste deel van de cortex, waarin de axonen van de granular-cellen,
onder naam parallel fibers, synapsen aan de dendrieten van de
Purkinje-cellen - voor één parallel fibers om ongeveer één op de
vijf Purkinje-cellen. Ook dit kan het beste samengevat worden in een schema:
De algemeen geldende afspraak in dit soort schema's is dat twee lijnen die
elkaar kruisen op de tekening geen verbinding maken - tenzij er een bolletje
getekend is op het kruispunt.
De vraag is: hoe kan in zo'n simpel netwerk, een verbindingsmatrix,
een lerende functie ingebouwd zijn? Daarvoor zijn er toch meerdere
mogelijkheden. Ten eerst is daar een functie die bekend is van de grote
hersenen, onder de naam "use it or lose it" - dat wil zeggen: als
niet-genetische bepaalde, min of meer aangeleerde, functionaliteiten, niet
regelmatig gebruikt worden, gaan die functionaliteiten achteruit - dat wil
zeggen: de bijbehorende neurale verbindingen worden zwakker. Dat proces kan je
omkeren, en veronderstellen dat het veelvuldig gebruik van bepaalde verbindingen
die verbindingen versterkt.
Een tweede mogelijkheid is externe feedback. De mossy fibers
komen ook van de middenbrein en hersenstam, waar de basale waarnemings- en
motorische informatie rondgaat. Stel dat dat betekent dat een bepaalde dendriet
van een Purkinje-cel veelvuldig geëxciteerd wordt - overeenkomstig met een
bepaalde beweging. Dan is het goed voorstelbaar dat ook andere verbindingen aan
deze dendriet, afkomstig van andere mossy fibers, bijvoorbeeld afkomstig
uit de neo-cortex en bestaande uit: "Doe dat", versterkt worden. In die laatste
verbinding is dan dus geleerd.
Voor dit soort functionaliteit spelen de details van de input- en
outputsignalen een cruciale rol. Die informatie staat vaak verspreid over
verschillende onderwerpen - zeker in de specialistische maar ook in de algemene
literatuur als Wikipedia. Hier een poging tot verzameling.
Voor die verzameling stappen we weer over op de evolutionaire
benadering. Het cerebellum is namelijk een culminatie van eerdere
ontwikkelingen, die plaats hebben gevonden vanaf het ruggemerg. Daar gaan we dus
beginnen.
Het neurologisch ruggemerg is iets dat stamt van alle gewervelde
dieren. Het is een verzamelplaats voor zenuwbanen komende van
waarnemingsorganen, en gaande naar spieren van ledematen en elders. In het
ruggemerg vinden de eerste besturingsprocessen plaats:de coördinatie van de
onderdelen van de ledematen, en de combinatie met de input van de
waarnemingsorganen.
De coördinatie van onderdelen van ledematen is al een punt bij
zoiets simpels als een tentakel - om die als geheel te kunnen sturen, moeten er
vele spieren op een gecoördineerde manier samenwerken. De door de mens gebouwde
machines komen op dat terrein nog niet verder dan wat bijzonder houterig
uitziend gestuntel. Die coördinatie vindt plaats in zenuwknopen in het
ruggemerg, in klompjes neuronen genaamd ganglia.
Bij de coördinatie van spieren komt nog een tweede essentieel
verschijnsel om de hoek kijken: terugkoppeling.
Het tweede is de coördinatie tussen waarnemingsorganen en besturing.
Dat is ingewikkelder, vergt meer neuronen, en meer plaats dan er is in het
ruggemerg van een gewervelde. De eerste vormen van coördinatie zijn van de
soort: zie zwarte vlek van links naar rechts op het netvlies, steek tong uit (in
mensentaal: "kikker vangt vlieg"). Nu is zelfs deze basale handeling al
bijzonder ingewikkeld, want de tong moet niet uitgestoken worden richting zwarte
vlek, maar ergens daar waar de zwarte vlek zal zijn als de tong eenmaal volledig
is uitgerold.
Dat is dusdanig ingewikkeld, en de knoop van neuronen die dit
coördineert dusdanig groot, dat deze al snel buiten het ruggemerg komt te liggen
- dat is de eerste vorm van het brein. Zo'n grote knoop met een duidelijk
samenhangende structuur heet een nucleus. Diverse nuclei met bijbehorende
functies vormen neurologische organen. En de verzameling van deze organen is het
brein. Waarbij er in het brein diverse groeistadia zijn voorgekomen, leidende
tot de driedeling: hersenstam, emotionele hersenen, grote hersenen.
Hier gaat het dus alleen om de fase van ruggemerg naar hersenstam,
maar dat is de fase die volledig zelfstandig het lichaam kan besturen. Wat daar
boven gebeurt is slechts een aanpassing op dat volledige functioneren - het
verschuift gedragingen, maar maakt relatief slechts een zeer beperkt aantal
nieuwe functionaliteiten aan. Ten opzichte van het menselijke functioneren als
geheel is er weinig verschil tussen het met een groepje van tien een boom
uithollen en met een groepje van honderd een VOC-schip bouwen.
Naar Neurologie, cerebellum
, of site home
·.
|