Rob Krier (1938)
Luxemburgse architect en beeldhouwer, http://www.krierkohl.com/
Rob Krier werd in 1938 geboren in het Luxemburgse Grevenmacher.
1959-1964 Studie Architectuur aan de Technische Universiteit van München,
Duitsland.
Na zijn studie gaat hij van 1965-1970 een samenwerkingsverband aan met O.M.
Ungers, Keulen/Berlijn, en met Frei Otto, Berlijn/ Stuttgart, Duitsland.
Sinds 1972 heeft Krier een Bureau in Montpellier, Frankrijk, in samenwerking met
Nicolas Lebunetel.
- 1973-1975 Wetenschappelijk hoofdmede werker aan de Universiteit van Stuttgart,
Duitsland en gastdocent aan de École Poly-technique Fédérale Lausanne,
Zwitserland.
- 1976-1998 Professor aan de Technische Universiteit van Wenen, Instituut voor
Architecturaal Ontwerp, Oostenrijk.
Rob Krier had van 1976 tot 1993 een bureau in Wenen, Oostenrijk.
- 1986 Gastdocent aan Yale University, New Haven, Verenigde Staten.
- Sinds 1993 heeft hij Bureau in Berlijn, Duitsland,in een vennootschap met
Christoph Kohl.
- Rob Krier werkt eveneens als beeldhouwer. Zijn beeldhouwwerk is voornamelijk
te bezichtigen in publieke ruimtes.
Ondanks de totale afwijzing van de ideeën van Le Corbusier haalt Rob Krier in
het boek ¨Town Spaces¨ nog vertederd het antwoord van de meester aan, dat hij
kreeg op een fanbrief die hij hem stuurde als student. Krier keerde zich er al
snel van af en ontwikkelde zich tot een traditionalist pur sang - wars van
spektakel, dienstbaar, want architectuur en stedenbouw horen onder de toegepaste
kunsten. 'Normaal' is het sleutelwoord in zijn ontwerpen. Hij hanteert nog een
paar begrippen waar vroeger vloek en verbanning op stond, zoals 'vredig',
'gezellig', 'vriendelijk', 'gemoedelijk'. Krier wil terug naar de menselijke
maat. Met binnenpleintjes, torens en poorten: woonbuurt en ridderburcht ineen.
Op hun website en in hun boek presenteren ze zich vol trots,
je kunt maar beter in de aanval gaan dan in de verdediging blijven hangen, als
anti-modernisten, met in één adem erbij 'zonder anti-innovatief te zijn'. Het
grote kwaad is het Nieuwe Bouwen en de invloed die de beweging nog heden ten
dage heeft.
Voor Rob Krier en zijn jongere partner en schoonzoon
Christoph Kohl is het modernisme, het grote ontwerpideaal van na de oorlog, zo
ver doorgeschoten en onmenselijk geworden dat het sociale desintegratie
bevordert, ' want het behandelt de stad als een abstract systeem '. Het Nieuwe
Bouwen heeft het leven verziekt met zijn absolute scheiding van wonen, werken en
recreëren, en heeft een onpersoonlijke architectuur opgeleverd, die niet meer
aan stad of land gebonden is. Zo'n modernistische wijk kan overal staan en geeft
ook geen houvast en veiligheid meer. ' Vergeten is dat huizen de beschermende
schelp zijn om onze dagelijkse activiteiten. '.
' De vroegere complexe taal van de architectuur ', zegt Krier,
' met zijn regionale kleur die prachtige en verrassende variaties opleverde,
werd gereduceerd tot een vorm van technische expressie. ' Hij grijpt in zijn
architectuur weer terug op dat rijke verleden. Zijn dogma is de rijkdom van een
historisch gegroeide stad weer als uitgangspunt te nemen voor nieuwe stedenbouw
en architectuur.
In de loop der eeuwen, luidt zijn stelling, is een
onnoemelijk aantal modellen voor stedelijk leven uitgeprobeerd, die een enorme
ervaring opleveren voor de oplossing van toekomstige problemen. ' Ondanks de
verwoestingen van twee wereldoorlogen kan deze gebouwde encyclopedie nog steeds
geraadpleegd worden ', zegt hij. En: ' Technologische vernieuwingen veranderen
ons leven, maar er zijn een paar grondwetten van wonen en leven in een stad die
nog altijd tellen. ' Hoe groter die vernieuwingen, hoe meer betekenis die oude
wetten krijgen in emotionele zin.
In zijn boek ¨Town Spaces¨ worden tientallen projecten en
voorstellen voor prijsvragen behandeld, verspreid over heel Europa. Wat je ook
van zijn werk vindt, hij verstaat de regionale taal en geschiedenis, hij neemt
de lokale taal van de architectuur op in zijn werk. In zijn boek legt hij uit
hoe hij te werk gaat. Die encyclopedie van eeuwen bouwen is een uitgangspunt, de
lokale bouwtraditie een andere, de archeologie van het grondgebruik ter plekke
een derde. Hij gaat niet uit van een lege ruimte, een vlakte opgespoten zand.
Hij kijkt naar de gebruiksgeschiedenis van een locatie en neemt in zijn
ontwerpen graag de loop van een oude boerenweg op, van een verdroogde of
vergeten waterloop, oude paden en slotenpatronen, de grenzen van landerijen en
akkers.
Krier heeft opdrachten in heel Europa, maar de meeste op dit
moment in Nederland, een halve eeuw lang juist het bolwerk van dat Nieuwe
Bouwen. Hij staat er ook zelf versteld van. 'We zijn zo'n eenzaam bolwerk in de
verdediging van de traditionele stedenbouw dat ik het een wonder vind dat juist
in Nederland, een van de meest progressieve en moderne landen van Europa, dit
thema niet alleen openlijk en serieus wordt bediscussieerd, maar ook nog eens
wordt uitgeprobeerd.'
Zijn bureau heeft in Nederland vele projecten om handen, in
binnensteden en buitenwijken, in grote steden en op het platteland, met het
invullen van gaten en voor het ontwerpen van compleet nieuwe gemeenschappen. Hij
is in. Hij is een alternatief. Hij is geliefd en hij is omstreden. Zijn
projecten worden omhelsd en weggehoond. Zijn fans vinden zijn stedenbouw en
woningontwerpen een verademing, een terugkeer naar kleinschaligheid en
menselijke maat - vredig, gezellig, vriendelijk, gemoedelijk. De tegenstand
spreekt van Anton Pieck-architectuur, Disneyland, decorbouw en
bruine-kroeg-nostalgie. Zijn tegenstanders wijzen zijn architectuur af als een
ontkennen van de eigen tijd. Hij werpt er tegenin dat hij uit die encyclopedie
van eeuwen bouwkunst de menselijke maat heeft teruggehaald.
In sommige ontwerpen werkt hij samen met andere architecten.
De Resident, waarvan hij het stedenbouwkundig ontwerp en een onderdeel tekende,
is een mengeling van grootschalig en kleinschalig, en sky-high ook nog eens.
Maar op straatniveau - de peilschaal van het openbare leven - is alles menselijk
en overzichtelijk.
Brandevoort ontwierp hij naar de wetten van zijn ideologie
als een stadje zoals een stad hoort te zijn, met een kleine dichtbebouwde 'oude'
kern, doorsneden door vier straten, die allemaal uitkomen op een poort, steeds
verschillend vormgegeven zodat je weet waar je de stad binnenkomt. Die
zogenaamde oude kern is weer omgeven door 'nieuwe' buurten waar de straten wat
breder zijn en de bebouwing wat losser - een nieuwe stad als een organisch
gegroeide oude met een historiserende gevelarchitectuur, een replica-fantasie
van een onbestaand voorbeeld maar naar de maat en schaal van de oude steden
elders in Brabant.
Op een opengevallen terrein aan de Kostverlorenkade in
Amsterdam-West maakt zijn complex Meander een half blok bestaande bebouwing weer
tot één groot, gesloten stadsblok. De schaal is fors, maar de omgeving kan het
hebben. De oude bebouwing volgde een strak en recht patroon. Meander sluit erop
aan in twee wijde slingers, met in de knikken torens. Zijn bochtige blok neemt
niet zozeer het karakter van de buurt aan, die is nogal gewoon, maar wel die van
een andere Amsterdamse traditie: het lijkt of Krier een antwoord heeft willen
geven op de expressie van de Amsterdamse School.
In het hol van de leeuw, in Amsterdam Nieuw-West, middenin
wat vroeger het AUP heette, het Amsterdams Uitbreidingsplan, hét symbool van het
Nieuwe Bouwen na de oorlog, van strokenbouw en flats in zich almaar herhalende
patronen, het tekentafelmodel van Le Corbusier - Kriers grote affront - bouwde
hij een klein woonwijkje van bochtige straatjes en pleintjes, Noorderhof, twee
verdiepinkjes hoog in het midden, beschermend omgeven tegen de autoweg door een
vier verdiepingen hoge laag aan de buitenrand.
Zijn woonwijken hebben die menselijke maat en schaal, dat het
verleden ons als een gebaar aanreikt. In zijn projecten in de bestaande stad
past hij zich aan aan de maat van de omgeving met een traditionele architectuur
die alle verworvenheden van vroeger weer terugroept. Hij bouwt weer in gesloten
blokken en geeft hoekpanden vorm, omdat die de straat een gezicht geven. Ze zijn
rond vaak en nogal grof - om niet te zeggen plomp. In zijn nieuwe-steden-beeld,
zoals Brandevoort, is alles één groot spel van torens en donjons, van poorten en
binnenhoven, woonbuurt en ridderburcht ineen, vol stille plekjes. Het is intiem
en overzichtelijk en, op die plompe torens na, knus.
De huizen in die wijken hebben wisselend vormgegeven gevels.
Elk huis heeft zo zijn eigen karakter, naar het voorbeeld van een in eeuwen
gegroeid stadsbeeld. Ze zijn zichtbaar nieuw, maar ook weer niet. Je moet ervan
houden. En dat gebeurt, ze vliegen weg.
De Luxemburgse architect Rob Krier mag dan heel Nederland zo
langzamerhand hebben voorzien van zijn neo-traditionele architectuur, op veel
waardering van zijn Nederlandse collega's, maar ook van critici, hoeft hij niet
te rekenen. Nederlandse architecten vinden zijn werk maar romantisch en
reactionair, een herhaling van oude architectuur. Hun grootste bezwaar is nog
dat het werk van Krier niet hedendaags is. In plaats van een helder en
transparant gebouw, ontwerpt Krier truttige huizen die niet passen in onze
moderne tijd en meer op hun plaats zijn in een openluchtmuseum. Maar ondertussen
vindt het publiek het allemaal prachtig en Krier is daarom ook razend populair
bij gemeentebesturen die in de rij staan om het bureau Krier Kohl Architekten.
Ondanks die traditionele setting laat Krier zien dat hij niet
blind is voor moderne problemen als dubbel grondgebruik of functieverandering.
Daarom zijn de ruimtes die bestemd zijn voor openbare voorzieningen - winkels,
restaurants, café's, scholen, en wat dies meer zij - voldoende flexibel gebouwd
zodat ze meerdere functies kunnen hebben wanneer dat nodig mocht zijn. Want
eigenlijk is Krier helemaal niet zo conservatief als wel wordt beweerd en wil
hij helemaal niet terug naar een periode waarin er, bij wijze van spreken, nog
geen sprake was van riolering en elektriciteit. Zijn kritiek op de moderne stad
is slechts esthetisch van aard.
Terug naar Rijnlandmodel, kleinschaligheid ,
Inrichting, lijst
, Rijnlands beleid,
lijst
, Rijnlandmodel overzicht
, of naar
site
home
.
|