Bronnen bij Denkfouten, badwater: geluk

Onderstaand eerst een, vrij uitgebreid voorbeeld van de denkfout van het het-kind-met-het- badwater-weggooien  . Als men goed leest, ziet men dat de boodschap van het verhaal is dat er geen methode is om gelukkig te worden, dat wil zeggen, helemaal gelukkig, en dat alles pogingen verbonden met gelukkig worden dus geen zin heeft - met als slotakkoord: mijn moeder was gelukkig omdat ze altijd al gelukkig was.

Direct eronder paar reacties waarin het gezond verstand standpunt ingenomen wordt: dat je niet in één keer helemaal gelukkig kan worden, betekent niet dat het geen zin heeft om te proberen een beetje gelukkiger te worden, en dat laatste kan wel degelijk, natuurlijk (de Volkskrant, 26-11-2005, door Suzanne Weusten, psycholoog en lid van de hoofdredactie van de Volkskrant):
  Geluk moet je hebben

Geluk kun je leren, beweren positieve psychologen; je hoeft alleen maar anders te gaan denken. Dat is een illusie laat Suzanne Weusten zien

Tussentitel: Geluk is een speciale mix van gevoel en reflectie: je goed voelen en weten dat dat zo is

Het geloof in de maakbaarheid van geluk is sterker dan ooit tevoren. Je hoeft er de vrouwenbladen maar op na te slaan, en de boodschap uit de positieve psychologie spat van de pagina's. 'Geluk is te regelen', belooft de cover van Esta, 'het zit in je hoofd'. 'Heb jij even geluk', schrijft Viva. 'Je kunt je geluksgevoel zelf beïnvloeden.' 'Geluk, je hebt het zelf in de hand', kopt Psychologie Magazine optimistisch. Was het maar zo simpel. Onze levenshouding is moeilijk te veranderen.
    De boodschap van al die artikelen is dezelfde: niet de externe omstandigheden bepalen of we gelukkig zijn, maar de manier waarop we denken, onze levenshouding, kan een gelukkig leven garanderen. Denk optimistisch, wees gewoon vrolijk, dan komt de rest vanzelf. Steevast eindigen de artikelen dan ook met een lijstje. Wie keurig het stappenplan volgt, variërend van 'leer te kiezen en te genieten', tot 'wees dankbaar en vergevingsgezind', wordt gelukkig. Heus. .
    Die optimistische en instrumentele benadering van geluk is betrekkelijk nieuw en komt uit de koker van de positieve psychologie, een stroming die niet de ellendige kant van het menselijk gedrag als uitgangspunt neemt, maar de kracht en de flexibiliteit van de menselijke geest. Grondlegger Martin Seligman schreef het boek Gelukkig zijn kun je leren, dat omarmd werd door therapeuten en zelfhulpgroepen en sommigen zelfs inspireerde tot de oprichting van geluksfanclubs. Wie geluk bestelt, zal het krijgen, is hun overtuiging.
    Over geluk zijn veel definities in omloop. Ook al kunnen onderzoekers uit antwoorden op vragenlijsten een objectieve maat geven voor geluk, toch is geluk een subjectief begrip.
Niemand anders dan uzelf kan de vraag beantwoorden of u gelukkig bent en voor ieder van ons heeft de duurzame voldoening over het leven een andere inhoud. Geluk is relatief, omdat er geen absolute criteria zijn voor een plezierig leven. Wie een mooi huis heeft en een goed inkomen hoeft niet gelukkig te zijn. En wie ziek is en alleenstaand, kan toch gelukkig zijn. Geluk kan ook van totaal andere factoren afhangen dan we in eerste instantie vermoeden. Na de aanslag op de Twin Towers rapporteerden Amerikanen meer geluksgevoelens dan daarvoor. Ook waren er minder zelfdodingen. De externe vijandige dreiging bracht hen nader tot elkaar, waardoor ze zich paradoxaal genoeg prettiger voelden. .
    Geluk is dus niet louter de afwezigheid van ongeluk en evenmin de eendimensionale zoektocht naar plezier, maar een speciale mix van gevoel en de reflectie daarop: je goed voelen en weten dat dat zo is. Geluk komt in veel vormen en smaken, en ieder individu heeft zijn eigen combinatie van ingrediënten, gebaseerd op zijn eigen levensgeschiedenis. Wie na een lange ziekte eindelijk verlost is van pijn en ongemak, zal gelukkiger zijn met zijn pas verworven gezondheid dan degene die altijd al gezond is.
    Geluk staat bovendien bloot aan mechanismen die we niet helemaal zelf in de hand hebben, want zelfs de positivo's onder ons, degenen die de wereld door een zonnige bril bekijken, ontmoeten beren op de weg naar geluk. De belangrijkste hindernis is de oermenselijke eigenschap van gewenning. Hoe langer het geluk duurt, hoe meer we eraan gewend raken, en hoe meer we willen. Aan de zogenoemde hedonistische tredmolen ontkomt bijna niemand. De opwinding over een nieuwe ervaring, of het nu een verre reis is, een nieuwe auto of een sportieve prestatie, na twee of drie keer neemt de blijdschap af, en hebben we iets anders nodig om hetzelfde gevoel te krijgen.
    Een andere belemmering is het mechanisme van de sociale vergelijking, waaraan ook moeilijk te ontsnappen valt. Keeping up with the Joneses, zeggen de Engelsen. Mensen zijn geneigd hun eigen geluk, veelal in materiële zin, maar ook bijvoorbeeld qua gezondheid of werk, te vergelijken met anderen. Naarmate anderen meer hebben, een groter huis, een hoger inkomen, een interessantere baan, zullen we onze eigen verworvenheden minder waarderen.
    De lijst van factoren die geluk aanjagen, is lang. Je zou er bijna moedeloos van worden en eerlijk gezegd ook een beetje lacherig. Als geluk van zoveel factoren afhangt, van het land waar je woont tot en met gevoel voor humor of het hebben van een geloof, wat zegt het dan nog? Het nadeel van die lange lijst is bovendien dat elke geluksbron wel hout snijdt of liever gezegd bijdraagt aan levensplezier, maar nooit noodzakelijke en voldoende voorwaarde tegelijkertijd kan zijn. Kortom, de indicatoren voor geluk zijn moeilijk af te bakenen en te beperken.
    Gezondheid is een belangrijke factor, net als de mate waarin we anderen vertrouwen. En mensen met een vaste partner zijn gelukkiger dan alleenstaanden. Uit allerlei onderzoeken blijkt daarnaast dat opleiding bijdraagt aan levensgeluk. En wie in een democratisch land woont met een stabiele regering heeft ook meer kans om gelukkig te zijn. Ook uiterlijk is een indicator voor geluk, want mooie mensen zijn over het algemeen gelukkiger dan lelijke. Maar dat zijn allemaal externe factoren die we moeilijk kunnen veranderen. De cruciale vraag is of gelukkige mensen ook bepaalde karaktereigenschappen gemeen hebben. Hebben sommige persoonlijkheden meer kans op geluk dan andere? En zo ja, kunnen we die eigenschappen dan beïnvloeden?
    De psychologen Ed Diener en Martin Seligman deden tien jaar geleden al onderzoek bij het handjevol mensen dat het hoogst scoorde op geluk. De opvallendste karaktereigenschap van die groep, constateerden de psychologen, is verbondenheid met anderen. Gelukkige mensen hebben over het algemeen meer en sterkere sociale relaties dan anderen die minder gelukkig zijn. Een tweede bijna universele karakterovereenkomst van gelukkige mensen ligt in het verlengde van die verbondenheid: sociale en emotionele begaafdheid. Wie gemakkelijk contact maakten in staat is zich te verplaatsen in anderen, heeft minder kans geïsoleerd te raken. Ook verbondenheid en sociale en emotionele begaafdheid zijn weliswaar geen voldoende voorwaarden om gelukkig te zijn, maar wel noodzakelijke. Of anders gezegd, zoals Paul Martin, de auteur van Making Happy People (zie kader: De terugkeer van het geluk) het formuleert: het is moeilijk om tegelijkertijd gelukkig én eenzaam te zijn.
    Afgezien van sociale en communicatieve vaardigheden is ook het vermogen om je te kunnen verliezen in een zinvolle activiteit, een kenmerk van gelukkige mensen. Het ervaren van flow, zoals de Hongaars-Amerikaanse psycholoog Csikszentmihaly treffend heeft beschreven, verhoogt ons geluksgevoel. De lijst van eigenschappen van gelukkige mensen eindigt met een gevoel van zelfwaardering en optimisme. En aan die laatstgenoemde eigenschap, optimisme, koppelen de positieve psychologen hun maakbaarheidsfilosofie.
    Geluk is dus niet alleen verbonden met de levensomstandigheden en de levenswijze. Geluk is mede afhankelijk van de manier waarop mensen hun leven. bezien. Het glas kan inderdaad half vol zijn of half leeg. En daaraan appelleren de instrumentele lijstjes uit de vrouwenbladen die suggereren dat we alleen onze perceptie van de werkelijkheid hoeven te veranderen om gelukkig te worden.
    Natuurlijk zullen mensen met een optimistische levenshouding vaker positief antwoorden op de vraag of ze gelukkig zijn dan degenen die wat minder opgewekt in het leven staan. Maar een optimistische levenshouding ligt vaster dan we denken, is verankerd in de persoonlijkheid. Een optimistische levenshouding hoort bij een open persoonlijkheid, bij eigenschappen als extraversie, nieuwsgierigheid, bij de bereidheid risico's te nemen, bij openstaan voor ervaringen. De basisdimensies van de persoonlijkheid kunnen in de loop van het leven iets veranderen, maar zijn duurzamer dan we soms zouden willen.
    De suggestie van maakbaarheid is daardoor een tragische belofte: juist degenen die haar nodig hebben, kunnen niet een-twee-drie hun persoonlijkheid veranderen. Hun levenshouding is geen jas die ze naar behoefte kunnen wisselen. En voor degenen die haar niet nodig hebben, de optimisten, is de maakbaarheidsbelofte niet bedoeld. Zij komen er toch wel.
    Is het dan allemaal onzin wat de positieve psychologen beweren? Nee, de kern van hun overtuiging is waar. De manier waarop je in het leven staat, de perceptie van heden, verleden en toekomst, kleurt je ervaringen. Je kunt een mens alles afnemen, zei Viktor Frankl op grond van zijn ervaringen in Auschwitz, behalve één ding: de laatste menselijke vrijheid, het vermogen om zelf je houding te kiezen, in welke omstandigheid dan ook. Dat is alleen niet iedereen gegeven. In tegenstelling tot wat de damesbladen ons willen doen geloven is het daarom te simpel om te stellen dat geluk een kwaliteit is die je zelf kunt beïnvloeden. Een andere levenshouding ontwikkel je niet door een lijstje met geluksfactoren af te werken en je voor te nemen voortaan opgewekt door het leven te gaan.

Naschrift
Mijn moeder is 83, ze is weduwe en heeft maar één been. Op maandag bel ik haar om te vertellen dat ik haar zaterdag mee uit eten neem. Dan verheugt ze zich de hele week al op ons uitstapje, weet ik uit ervaring.
    Zaterdag duw ik haar rolstoel naar het restaurant, tien minuutjes van haar aanleunwoning. Het is mooi weer, we eten zalm en mama drinkt twee glazen witte wijn. Op de terugweg draait ze haar hoofd achterom, ze lacht. 'Je merkt wel dat ik best gelukkig ben hè', zegt ze stralend. Ik knik en manoeuvreer zwijgend de rolstoel stoep op, stoep af. Mijn moeder mag dan weduwe zijn en in een rolstoel haar leven slijten, ze is een optimistisch mens. Maar dat heeft ze niet geleerd. Dat is ze altijd al geweest.

Tussenstuk
De terugkeer van het geluk
Dit jaar is er een hausse aan boeken over geluk verschenen. Zo constateert de psycho-analyticus Adam Phillips dat de psychologie zich decennialang vrijwel uitsluitend gericht heeft op de pathologische kant van het menselijk gedrag. In Going Sane schrijft hij dat we geobsedeerd zijn door gekte, geestesziekte en psychische stoornissen, terwijl de andere kant, geestelijke gezondheid, systematisch wordt onderbelicht. We hebben niet eens een definitie van geestelijke gezondheid, klaagt hij. Phillips' poging geestelijke gezondheid te definiëren mondt uit in de verzuchting dat die misschien wel het treffendst weer te geven is als de eigenschap om tevreden te zijn. En daarmee benadert hij de definitie van geluk.
    Geluk betekent meer dan alleen je lekker voelen in het hier en nu, geluk is een mentale toestand in drie dimensies, schrijft gedragsbioloog Paul Martin in Making Happy People. Het is de combinatie van een prettige stemming, de afwezigheid van onprettige gevoelens als verdriet, pijn of angst, en het bewustzijn dat je in het algemeen tevreden bent met je leven. Voor econoom Richard Layard, auteur van Happiness, lessons from a new science, is geluk eenvoudiger. Het betekent je goed voelen, van het leven genieten, en dat gevoel willen voortzetten. Kort gezegd, een duurzame voldoening over het leven. Geluk kan een momentopname zijn, een kortstondig genieten, maar uiteindelijk verwijst de vraag 'Bent u gelukkig?' naar de langere termijn.

Of (de Volkskrant, 03-12-2005, door Ronald Meijers, trainer/coach en lid van de executive board van Krauthammer International):
  Getob over geluk is voorbarig

Tussentitel: Wij lijden aan een obsessie voor ziekte, falen en gebrek

Ons vermogen tot geluk is wel degelijk te verbeteren als we ons brein zouden beschouwen als een spier die moet worden getraind, zegt Ronald Meijers.

Het artikel van Suzanne Weusten dat je geluk moet hebben en dat het niet te leren is, heeft mij hogelijk verbaasd (het Betoog, 26 november). Uit empirisch onderzoek is duidelijk gebleken dat onze eigenschappen continu veranderen, in verschillende mate en met wisselende intensiteit. Verandering is het werkelijk duurzame. Het lijkt wel alsof Weusten zich niet wil openstellen voor de overweldigende hoeveelheid bewijsmateriaal voor het aanpassingsvermogen van de mens. Waarom doet deze psychologe zo haar best ons een illusie armer te maken? Natuurlijk heeft ze een positief en lovenswaardig motief. Helaas is het een maternalistisch, protectionistisch motief, dat mensen van hun groeimogelijkheden berooft in plaats van ze te stimuleren.
    Weusten voelt mee met de wanhopigen die ze graag een - nieuwe - teleurstelling wil besparen. Er gaat veel mis, sommige mensen maken doelbewust misbruik van ons vertrouwen en dromen zijn verdomd vaak niets meer dan bedrog. Dan maar wat lager mikken en raak schieten, suggereert ze. Het probleem is dat wie hiervoor kiest nog maar zeer zelden krijgt wat hij ten diepste nog altijd wil; hij is opgehouden het te proberen uit angst weer te falen.
    De kernvraag luidt: in welke mate zijn wij in staat zelf onze houding te kiezen? Niet iedereen kan dat even goed, daarin heeft Suzanne gelijk. Dus... het moede hoofd maar in de schoot geworpen of toch op zoek naar middelen om zelf tot dit selecte gezelschap te gaan behoren?
    Dat laatste is inderdaad niet eenvoudig. Wie denkt dat het aanleren van een gelukzalige levenshouding een kwestie is van een paar leefregeltjes uit je hoofd leren tijdens een bezoekje aan de kapper verdient een uitbrander. Suzanne Weusten doet bekwaam haar plicht door ons daarop te wijzen én zo de damesbladen inclusief haar eigen oude Psychologie Magazine op de vingers te tikken.
    Het tragische en ondermijnende vind ik dat hierdoor hoop de bodem in wordt geslagen zónder deugdelijke argumentatie en met voorbijgaan aan indrukwekkende hoeveelheden nieuw bewijsmateriaal over ons vermogen om ons aan te passen, zelfgestuurd, onder invloed van onze omgeving, of door de interactie tussen beide.
    Ik zie het als mijn opdracht mensen van hun mogelijkheden te overtuigen én ze instrumenten aan te reiken om die te benutten. Met Adam Philips constateer ik dat wij lijden aan een obsessie voor ziekte, falen en gebrek. Wij analyseren ons suf als zich een probleem voordoet en gaan achteloos voorbij aan de kt:ren dat het wél goed gaat. Terwijl veel in onze heden-daagse maatschappij- wonderbaarlijk genoeg? - gewoon wérkt.
    Nog steeds is het zo dat de meeste huwelijken slagen, de meeste mensen nIet worden beroofd, de meeste kinderen uitstekend onderwijs krijgen en de meeste treinen op tijd rijden. Onderzoek toont aan dat de meeste mensen het in hun eigen kleine kringetje prima naar hun zin hebben. Gevoelens van onvrede en onveiligheid ontstaan pas op meso- of macroniveau en zijn. vaak 'onbestemd'. Niet gebaseerd op concrete ervaringen, maar wel op de angst voor negatieve ervaringen. Onze materiële groei is vele malen sneller gegaan dan onze geestelijke ontwikkeling. We moeten nog heel veel leren en dat besef maakt vaak onzeker.
    Ik pleit ervoor gevoelens van onveiligheid en onvrede niet nodeloos te voeden. Wel waarschuwen en met de neus op de feiten drukken, maar ook hulp en perspectief bieden. Geen valse hoop, maar ook geen vals realisme. Het is goed dat er meer aandacht komt voor de vraag wat wél werkt en wat we daar van kunnen leren.
    Desnoods in de vorm van een stappenplan. Suzanne Weusten heeft daar moeite mee. Als ze zich stoort aan de bedrieglijke suggestie van gemak, compleetheid en snelheid, geef ik haar gelijk. Maar met praktische tips is niets mis. Filosofen als Epicurus - die het beleven van genot als doel van het leven propageerde - en Aristoteles - die wijsheid, matigheid, moed en rechtvaardigheid als de kardinale deugden zag - deden ook in handige lijstjes met tips en trucs. Zonder ook maar een moment te suggereren dat beheersing daarvan makkelijk zou zijn. Lijstjes met de do's en de don'ts roepen weliswaar de associatie op van 'doen we effe', maar iedereen die daadwerkelijk met de gepresenteerde ideeën aan de slag gaat, weet wel beter.
    Nieuw onderzoek naar neuroplasticiteit (het aanpassingsvermogen van ons brein) toont aan dat we door mentale training zelfs fysieke veranderingen tot stand kunnen brengen (zie bijvoorbeeld Jeffrey Schwartz). Vervolgens blijkt dat deze training bijvoorbeeld vijf jaar van gedisciplineerde oefening inhoudt.
    Zie bijvoorbeeld het ongelooflijke concentratievermogen van monniken, die zelfs hun zenuwstelsel kunnen trainen om pijn te negeren. Als we ons brein zouden beschouwen als een spier en beheersing ervan zouden vergelijken met topsport, zouden we wel eens in de buurt kunnen komen van een realistisch beeld over de route die we moeten afleggen om ons geluksvermogen te verbeteren.
    Maakbaarheid dus, maar wel met toewijding. Reken op afzien, vele mislukkingen en ook terugval en je maakt een kans. Veel in onze omgeving - waaronder deze krant - duwt ons terug in de status quo. Als we experimenteren met ons gedrag zullen ook onze dierbaren daar regelmatig afwijzend op reageren.
In elk geval in eerste instantie. Gewoon omdat ze gehecht zijn aan wie we altijd zijn geweest. Ook hier ligt weer een positief motief aan ten grondslag: blijf jij maar gewoon jezelf, we houden van je zoals je bent.
    Mét Suzanne Weusten ben ik van mening dat het verstandig is op deze reacties, onze eigen teleurstelling, de tragiek van het mogelijke falen voorbereid te zijn. Anders dan Suzanne ben ik ervan overtuigd dat er heel veel mogelijk is als we bereid zijn onze koers vast te houden, ondanks al deze tegenwerking die in feite vaak goedbedoelde betutteling inhoudt.
    Er is lef voor nodig om ons masker (persona = masker) onder de microscoop te leggen en - desnoods radicaal - te opereren als er elementen in zitten die ons geluk in de weg staan. Het zou journalisten passen als zij ons moed inpraten bij ons streven naar een betere wereld, in plaats van ons met achterhaalde waarheden terug te duwen in de status quo.

Of (de Volkskrant, 03-12-2005, door Ruud Hollander, hoofdredacteur van Psychologie Magazine):
  Geluk, dat stuur je met je hoofd

Tussentitel: Wie vooral doet wat hij goed kan, wordt een gelukkig mens

Hangt het menselijk geluk af van de persoonlijkheid en valt het verder niet te beïnvloeden? Praktijk en leer tonen het tegendeel, zegt Ruud Hollander.

Gelukkig zijn kun je niet leren: dat ben je of dat ben je niet, stelt Suzanne Weusten in 'Geluk moet je hebben' (het Betoog, 26 november). Bladen en psychologen die je vertellen hoe je wel gelukkiger kunt worden, maken haar moedeloos.  Heeft ze gelijk? Kunnen mensen die voor een dubbeltje geboren zijn nooit een kwartje worden? De wetenschap denkt daar anders over. Weustens beweringen stoelen op een aantal misvattingen.
    Misvatting 1: Een mens verander je niet zomaar.
    Het belangrijkste argument tegen de gelukspsychologie is dat de mens niet of nauwelijks maakbaar is. Of een mens gelukkig of ongelukkig is, ligt besloten in zijn persoonlijkheid. En je persoonlijkheid kun je niet veranderen.
    Geluksprofessor Ruut Veenhoven is het daar erg mee oneens. Los van de vraag of geluk bepaald wordt door je persoonlijkheid, concludeert hij op basis van eigen onderzoek dat geluk beslist wel te beïnvloeden is. 'Op korte termijn blijft het geluksniveau ongeveer hetzelfde, maar op lange termijn niet', zegt de Rotterdamse hoogleraar. 'Dat komt doordat omstandigheden én mensen zelf veranderen. En eigen keuzen spelen daarbij wel degelijk een rol.'
    Bekend is wat het effect is van bepaalde keuzen. In het algemeen geldt dat wie een betere baan krijgt waarvoor hij langer moet reizen, ongelukkiger wordt. Wie een paar keer per week gaat hardlopen, wordt gelukkiger. En wie iets goeds doet voor een ander ook.
Dat is allemaal onderzocht.
    Dat een mens best gelukkiger kan worden en kan veranderen, zie je in de praktijk. De succesvolste therapievorm is de cognitieve therapie, die ervan uitgaat dat je door je denken je emoties kunt bijsturen. De mens heeft als cognitief wezen zijn emoties tot op zekere hoogte in de hand. Dat is geen bedenksel van bladen of gelukspsychologen. Als de mens nauwelijks maakbaar was, zou deze therapie complete onzin zijn. En dat is niet zo. Nee, het is niet simpel je gevoelens te veranderen, maar het kan.
    Natuurlijk, niet alle eigenschappen zijn zomaar bij te stellen. Maar je kunt met lastige persoonlijkheidstrekken ook leren leven. Iemand die introvert is, wordt nooit extravert, maar kan wel leren ermee om te gaan. Dat beogen gelukspsychologen: je bewust maken van de dynamiek tussen je persoonlijkheid en je omgeving. Wie introvert is, hoort van psychologen dat hij beter geen beroep kan kiezen waarin hij steeds mensen te woord moet staan. Dat klinkt simpel, maar het heeft voor zijn geluksniveau enorme gevolgen.
    Hoe je je geluksniveau kunt opkrikken, blijkt uit een experiment van de beroemde Amerikaanse psycholoog Martin Seligman. Voor zijn onderzoek, dat hij afgelopen augustus beschreef in American Psychologist, vroeg hij proefpersonen zich een week lang te richten op hun sterke kanten. Seligmans theorie is dat je gelukkiger wordt naarmate je meer tijd besteedt aan dat waarin je goed bent. Dus liet hij nieuwsgierige mensen op straat met vreemden gesprekjes aanknopen, schreven dankbare mensen een dankbaarheidsbrief en kregen creatieve mensen veel tijd voor zichzelf om creatief te zijn. Wat bleek? Al deze mensen werden gelukkiger. Ook een half jaar later.
    De vraag is dus of onze persoonlijkheid echt zo stabiel is als wordt gesuggereerd. Uit onderzoek blijkt dat mee te vallen. Zo is bij kinderen onder de twintig de persoonlijkheid maar matig consistent (met een correlatie van 0,35 tussen de ene. en de andere meting), rond je 20ste is de correlatie 0,54, rond je 30ste 0,64 en na je 50sté 0,75. Een correlatie van 1 betekent dat de persoonlijkheid niet meer verandert, maar bijna niemand komt daar in de buurt. Hoogleraar ontwikkelingspsychologie Marcel van Aken noemt onze persoonlijkheid 'enigszins stabiel'. Niet meer dan dat.
    Misvatting 2: Aan geluk raak je gewend.
    Een nieuwe ervaring is opwindend en maakt gelukkig, of het nu om een verre reis, een nieuwe auto of een sportieve prestatie gaat, aldus Weusten. Na verloop van tijd slaat de gewenning toe en heb je nieuwe ervaringen nodig voor hetzelfde gevoel.  Op zich klopt dit, maar het punt is dat geen enkele gelukspsycholoog deze eendimensionale definitie van geluk zal delen. Geluk is namelijk niet hetzelfde als plezier voor gelukspsychologen is materieel genot de laagste vorm van geluk. Het gaat hun niet zozeer om een 'plezierig' maar om een 'goed' leven. Belangrijker dan plezier is 'voldoening', 'zingeving', weten waar je competenties liggen en die optimaal benutten.
    Dat zijn meer duurzame en waardevolle vormen van geluk. Wie een doel heeft in zijn leven, wie doet waar hij goed in is en daaruit veel voldoening haalt, zal tot in lengte van jaren gelukkig zijn. Want waar het effect van een kick, van plezier, meestal snel afvlakt, blijft' de levensvoldoening makkelijker op niveau.
    Ruut Veenhoven: 'Al is het wel zo ,dat er voor de handhaving van de levensvoldoening natuurlijk regelmatig uitdagingen moeten zijn. Geluk is een bijproduct van optimaal functioneren en we functioneren nu eenmaal beter als iets van ons wordt gevraagd.'
    Misvatting 3: Je bent vooral gelukkig als je beter af bent dan anderen.
    In het artikel wordt gesteld dat we ons vooral gelukkig voelen als we beter af zijn dan de mensen in onze omgeving: 'Naarmate anderen meer hebben, zullen we onze eigen verworvenheden minder waarderen.' Dit wordt het mechanisme van sociale vergelijking genoemd. Gevolg is dat de helft van de bevolking van een land dus nooit echt gelukkig kan zijn, omdat die het gemiddeld slechter heeft dan de rest.
    Ook dit argument klopt niet. Als het mechanisme van de sociale vergelijking allesbepalend zou zijn, zou het gemiddelde rapportcijfer dat' mensen geven aal1 hun geluksniveau in elk land namelijk 5 zijn. Omdat 50 procent het beter heeft dan de buren en 50 procent slechter. De werkelijkheid is anders. In Zimbabwe is de gemiddelde geluksscore namelijk niet hoger dan een 3 en in Zwitserland geeft men gemiddeld een dikke 8. Dat wil zeggen dat mensen helemaal niet zo naar anderen kijken en zich vooral bezighouden met hun eigen situatie. Een Zimbabwaan kan het relatief goed hebben en toch niet gelukkig zijn. Omgekeerd kan een relatief arme Zwitser zich toch gelukkig prijzen. Kortom: dat ons eigen geluk afhankelijk is van het geluksniveau van anderen, is niet waar.
    Dat de maakbaarheid van het geluk een illusie is, is onhoudbaar. En de suggestie van Suzanne Weusten dat deze belofte iets is van de laatste tijd, is trouwens ook niet waar. Het artikel 'Geluk, je hebt het zelf in de hand,' dat ze aanhaalt, is namelijk niet recentelijk in Psychologie Magazine verschenen, maar al tweeëneenhalf jaar geleden. En heel wonderlijk:
het verscheen onder haar verantwoordelijkheid. Ze was in die tijd namelijk zelf hoofdredacteur van Psychologie Magazine. Nog niet zo lang geleden geloofde ze nog wel in de maakbaarheid van geluk. Terecht. Want geluk komt je niet aanwaaien - je moet er flink je best voor doen - maar het gezegde klopt: je kunt het afdwingen.

Of (de Volkskrant, 03-12-2005, ingezonden brief van Gerard Smit, auteur van Veel Geluk! (Amsterdam)):
  Aan geluk kun je wél sleutelen

Volgens Suzanne Weusten is de door vrouwenbladen uitgedragen opvatting dat je geluk kunt leren te simpel omdat onze persoonlijkheid moeilijk is te veranderen, zo lees ik in het artikel 'Geluk moet je hebben' (het Betoog, 26 november).
    Maar als je kijkt naar de tips waar de vrouwenbladen mee komen, dan maakt het niet uit of je karakter vastligt of niet. De meest voorkomende tips zijn: eet gezond, en zorg voor voldoende nachtrust en lichamelijke activiteit. Geen opzienbarende tips, maar daarmee niet minder effectief. Wat voor een karakter je ook hebt, als je ze opvolgt zul je je zeker prettiger voelen.
    Andere veel voorkomende tips zijn: leef in het hier en nu, doe de dingen die je doet met aandacht, stel je zelf realistische doelen, en maak een levendige voorstelling van wat je wilt bereiken. Ook niet wereldschokkend, maar wel door iedere sombermans te realiseren.
    Waarom zo denigrerend gedaan over vrouwenbladen die dit soort dingen propageren? Ze verspreiden inzichten die ook door Aristoteles, Seneca en Karl Popper zijn verwoord. In plaats van gewichtig te doen over vastliggende levenshoudingen, zou het interessanter zijn na.te gaan wat er nodig is op de eenvoudige tips daadwerkelijk uit te voeren.

Of (de Volkskrant, 03-12-2005, ingezonden brief van Prof. dr. Roos Vonk, Radboud Universiteit Nijmegen (Nijmegen)):
  Hulpverlening

Suzanne Weusten betoogt dat 'gelukkig zijn' grotendeels vastligt in het karakter en dat zelfhulp of hulp van anderen dus zinloos is. Ofwel; als je ongelukkig bent, zul je dat blijven. Dit is zo ongeveer hetzelfde als zeggen dat onderwijs aan domme mensen zinloos is omdat intelligentie grotendeels genetisch vastligt, en dat we de driftbuien of hysterie van .emotionele mensen maar moeten verdragen omdat voor temperament hetzelfde geldt. De feiten kloppen, maar de conclusie niet.
    Het onderzoek naar factoren die geluk bepalen, is juist gedaan om aanknopingspunten te vinden voor hulpverlening en advies. Weusten geeft zelf een goed voorbeeld van hoe dat kan werken: Mensen die zich steeds met anderen vergelijken of ze wel beter af zijn, zijn relatief ongelukkig. Datzelfde geldt voor zelfmedelijden (rotter dan anderen), maar ook voor narcisme (beter dan anderen) omdat het allemaal de verbondenheid met anderen belemmert.
    Als je mensen dit laat zien, snappen ze vaak direct dat ze zo helemaal niet willen zijn. Ze gaan hun eigen aandeel zien en daar hebben we meer aan dan aan de hulpeloze houding waar Weusten voor lijkt te pleiten ('Ik ben nu eenmaal zo'). Dat betekent niet dat iemand van een 4 naar een 9 gaat (want dat wordt inderdaad bepaald door oncontroleerbare omstandigheden en genetische factoren). Maar, gegeven de vastliggende verschillen tussen mensen, zie ik geen enkele reden waarom je iemand niet van een 5 naar een 6 (of van 6 naar 7 etc.) zou helpen.

Of (de Volkskrant, 03-12-2005, ingezonden brief van A.M. van den Brink (Leiderdorp)):
  Wilskracht

Ik onderschrijf de mening van Suzanne Weusten in haar artikel 'Geluk moet je hebben' in het Betoog van 27 november. Echter ik zou haar mening nog wat scherper willen stellen met behulp van enkele citaten over depressiviteit uit het boek 'Als leven pijn doet' van René Diekstra.
    In hoofdstuk 13 lees ik bijvoorbeeld: 'De opvatting dat wat je in dit leven bereikt of dat geluk of ongeluk hoofdzakelijk een kwestie is van je eigen wilskracht, inspanningen of gedrag, is zowel onjuist als beledigend. Erger nog: Het is depressogeen'.
    En: 'Met zo een redenering wordt je in feite dubbel gepakt. Eerst met minderwaardigheids-gevoelens waar je niet om gevraagd hebt. En vervolgens met de suggestie dat het feit dat je ze nog hebt een kwestie van je eigen toedoen is'.
    Even later: 'Geen kind of jongere kiest ervoor zich minderwaardig te voelen. Als iemand zich toch zo voelt en dat gevoel blijft tot diep in de volwassenheid bestaan, dan moeten andere factoren daarvoor verantwoordelijk zijn. En blijkbaar verander je die niet zomaar even door te zeggen 'Ik stop ermee en ik stap over op een ander geloof over mezelf'.'
    De conclusie is: 'De waarheid in dit leven is, dat waar een wil is niet altijd een weg is'.

De laatste ingezonden brief is opgenomen om nog eenmaal de misverstanden te laten zien. 'Er is niet altijd een weg waar een wil is", is een vertaling van "aan de directe persoonlijke verlangens kan niet altijd meteen volledig voldaan worden". Maar dat zegt niets, als men niet beter omschrijft wat die persoonlijke verlangens zijn - als dat iets inhoudt als miljonair worden, dan past er bij die wil inderdaad niet altijd een weg. En iets dergelijks geldt voor de minder-waardigheidsgevoelens waar de ingezonden-briefschrijver van rept - waardoor worden die veroorzaakt? Omdat men geen miljonair is? Dan is gewone psychotherapie inderdaad weinig toereikend -  een advies à la Dr. Phil  lijkt dan meer op zijn plaats: "Get real!". Of vanwege opvoedingsproblemen? Daar kan met diverse vorm van therapie best wel het een en ander aan gedaan worden. En de depressiviteit van René Diekstra, dat wil zeggen de echte en niet gewoon een slecht gevoel, blijkt steeds beter behandelbaar met medicijnen, en lijkt dus meer een biologisch kwestie dan een van de geest.

Het is opmerkelijk dat Suzanne van Weusten eerst voor een blad, Psychologie Magazine, gewerkt heeft, waarvan ze nu de doelstellingen als onhaalbaar neerzet. De auteur van het tweede artikel stelt dat dit laat zien dat Van Weusten dus ooit wel in die doelstellingen heeft geloofd. Dat is een naïeve conclusie. Volgens Van Weusten eigen opvattingen, die inhouden dat het menselijk karakter niet of nauwelijks voor verandering vatbaar is, heeft ze dit ook in haar vorige werkkring niet geloofd. Dat betekent dat ze gewerkt heeft voor iets waar ze zelf niet geloofd - een cynische positie. Dan lijkt Van Weusten meer op haar plaats in haar huidige werkkring, de Volkskrant, omdat de Volkskrant, sinds die is overgegaan van een katholieke naar een alfa-intellectuele krant, altijd een reputatie van zuurheid en cynisme heeft gehad. Hoewel er de laatste jaren wel pogingen tot verbetering worden gedaan, lijkt de kennelijk recente overstap van Van Weusten daaraan geen bijdrage te kunnen leveren.


Naar Denkfouten  , of site home  ·.