Formules, differentiaalvergelijkingen, oplossingen, deel 2
We hadden dus een probleem: Hoe beschrijf je de beweging van een gewicht aan
een veertje?
We hadden een wiskundige beschrijving ervan, in de vorm
van een differentiaalvergelijking:
\[ k x ~ = ~ m {\partial^2 x \over {\partial t}^2} \]
|
Die zegt: twee keer differentiëren levert (ongeveer) dezelfde functie op
(we kijken niet op factoren ervoor).
We hadden een vereenvoudigde vorm gemaakt die zegt: één keer differentiëren
levert (ongeveer) dezelfde functie op:
\[ y'(x) ~ = ~ c \, y(x) \]
|
En van dat laatste hadden we één oplossing: de exponentiële functie:
\[ e^x ~ = ~ 1 ~ + ~ {1 \over 1!} x ~ + ~ {1 \over 2!} x^2 ~ + ~
{1 \over 3!} x^3 ~ + ~ ... ~ = ~ \sum_{n = 1 }^{ \infty } {1 \over n!} x^{n} \]
|
En die zag er zo uit:
Waaraan we konden zien dat dit niet de goede oplossing is want we
weten dat dat gewichtje op-en-neer gaat wiebelen en niet steeds harder (hoe
steiler is hoe harder) één kant op.
Dus we moeten verder zoeken.
Als eerste gaan we constateren dat wat één enkele oplossing lijkt, er in
feite oneindig veel is. Want het is bijzonder makkelijk te constateren dat
als \(e^x\) een oplossing is, dat ook geldt voor \(2e^x\) enzovoort oftewel
voor \(ae^x\).
Bovendien geldt dat ook voor \(e^{2x}\) enzovoort, als
je maar geen belang hecht aan die constante ervoor. Die constante heet
meestal "amplitude", en die bepaalt de beginhoogte - net zo als het
beginkapitaal van de hypotheekfunctie mede de uitkomst bepaalt, maar alle
tabellen toch alleen de rente opgeven, oftewel de exponent, want dat is waar
het om gaat.
En, allerbelangrijkst: als je twee verschillende
oplossingen hebt, zeg \(y\) en \(z\), dan is \(y + z\) ook een oplossing,
net als \(y - z\) , \(y - 2z\) enzovoort, oftewel: \(ay +bz\). Deze
belangrijke eigenschap heet "lineariteit" - van de vergelijking waarvan ze
een oplossing zijn.
En omdat deze eigenschap hier geldt, kunnen we
combinaties van niet-werkende oplossingen zoeken net zo lang tot we er
eentje hebben die wel werkt.
Merk dus op dat we het punt waarop in de
wiskunde de dingen vastliggen en we geen creatieve ruimte hebben, inmiddels
gepasseerd zijn. Ook aan wiskunde komt (heel veel) creativiteit te pas. Je
moet alleen (zo) veel vooraf weten ... (zucht).
De eerst poging,
eentje uit nieuwsgierigheidsoverwegingen want je kan wel vermoeden dat het
niet gaat werken maar het is toch soms nuttig om te zien hóe het niet werkt
(let op: goed zoeken is ook een kunst), is om het teken van de \(x\) om te
keren: \(e^{-x}\). Die grafiek ziet er zo uit:
Hm ... Zoals verwacht ...
Oh ja: het teken ervoor omkeren: \(-e^{x}\):
Oh, dan kunnen we misschien combineren: \(-e^{x}\) met \(e^{x}\).
Maar dat kan iedereen zien: dat levert nul op. En, als je gaat
proberen te werken met de factoren ervoor, kom je er ook niet uit. Want
dat is een eigenschap van de exponentiële functie: als die niet heel erg op
elkaar lijken, wint er altijd eentje en die ene wordt weer razendsnel oneindig
groot.
Dus het volgende voorstel is:
Dit is een bekende functie ("sinus hyperbolicus" afgekort "sinh") met een bekende vorm:
Met enige vooruitgang want in ieder geval zit er nu de noodzakelijke
symmetrie in - er is een duidelijk "midden" net als bij de trillende veer. Maar aan de uiteinden gaat het
nog steeds mis want die worden weer razendsnel oneindig.
Tijd om de "joker"
in te zetten, en de joker in dit soort kwesties is het "imaginaire getal".
Dat getal heeft ook te maken met omkering, maar is een omkering in het verborgene.
Hier is de definitie van het imaginaire getal:
\[ i ~ \equiv ~ \sqrt {-1} \]
|
En dus:
Hoewel je dat laatste natuurlijk ook mee kan beginnen.
Van
toepassingen elders is bekend dat het gebruik van het imaginaire getal
berekeningen en oplossingsmethoden simpeler kan maken - hoewel het
invoeren ervan ingewikkelder lijkt. En omdat het verder een constante is, kan
je het als ieder ander getal behandelen in berekeningen. Meer over het
imaginaire getal hier
.
Uit hoofde van ruimtebeslag zullen we verdere pogingen tot combineren van
\(e\)-functies overslaan, en
meteen de juiste combinatie nemen, die trouwens helemaal niet lastig te
vinden is want hij lijkt sterk op de laatste poging. Dit is 'm:
\[ e^{ix} ~ - ~ e^{-ix} \]
|
Want kijk wat de grafiek daarvan is:
En daar is het wiebelgedrag van het gewichtje aan de veer.
En die functie is de bekende sinus-functie, als je er nog een factor
\(1 / 2 \) voor zet.
Oftewel: we hadden een natuurkundige situatie,
we hebben daarvoor een differentiaalvergelijking gevonden, en die
differentiaalvergelijking blijkt een oplossing te hebben die vrij precies
overeenkomt met de waargenomen natuurkundige situatie.
Waarna je met
behulp van de oplossingen kan
gaan voorspellen wat er gebeurt als je de veer stugger maakt, het gewicht
groter, ze in olie stopt in plaats van lucht, enzovoort. Oftewel: wat in
eerste instantie een redelijk abstracte exercitie lijkt, blijkt in de
uitwerking van onschatbare waarde voor de ontwikkeling van de techniek.
De sociologie en de menswetenschappen in het algemeen staan zo'n beetje
aan het absolute beginpunt van die ontwikkeling.
Nog wat ontwikkeling van toepassingen hier
-
ook voor menswetenschappers!
Naar Evolutie
, of
site home
.
|