Bronnen bij Alfa- en bèta-denken: vorm

Dat het de alfa-denker in eerste instantie om de vorm gaat, is nauwelijks omstreden. Schrijf bijvoorbeeld maar eens een stukje over één of andere maatschappelijk zaak op het weblog van de Volkskrant, volledig gedomineerd wordt door alfa's, en de kans op commentaar op je spelling is groter dan op wat je zegt. Vorm boven inhoud, het spreekt eigenlijk voor zich (de Volkskrant, 12-03-2010, column door Nausicaa Marbe):
  Boekenweek

Was ik uitgever dan stond boven mijn bureau dit sobere citaat van Aristoteles: ‘De poëtische woordkeus is goed wanneer zij duidelijk en niet banaal is.’ Een technisch gebod uit zijn Poetica, ruim drieëntwintig eeuwen oud en nog steeds onovertroffen in zijn beschrijving van wat nodig is om goede literatuur te schrijven.
    Een goed verhaal is niets zonder stijl en stijl ontstaat – of ontglipt je – al bij de eerste aanraking tussen vinger en toetsenbord. Of tussen inkt en papier – voor wie het nog durft om in het slingeren van de pen op die poolvlakte een ritme te zoeken dat zijn verhaal tot het einde draagt. Vraag het elke schrijver die van wanten weet: literatuur is muziek en dans, pasjes maken, pirouettes, cadans. Krijg je de taalschwung niet te pakken, dan wordt het niets met je boek.   ...

Natuurlijk is vorm voor het literaire schrijven van belang. Maar men acht het zo van belang, dat het zelfs binnen het vak soms ook doorslaat.

Een voorbeeld van dat doorslaan aangaande spelling (de Volkskrant, 01-05-2009, door Martin de Haan):
  Roman waarin 'n significant blanco zit

Georges Perec schreef een roman waarin de letter e ontbrak: La Disparition. Die is vertaald.

Tussentitel: Meer dan taalspel of boodschap, is La Disparition een miraculeuze roman

Aardige opdracht voor een cursus creative writing: schrijf een tekst waarin de letter e niet voorkomt. Een e-lipogram heet zoiets, en wie met het verschijnsel bekend is (bijvoorbeeld uit het werk van Battus) weet waarschijnlijk ook dat er zelfs een hele roman zonder e bestaat: La Disparition uit 1969 van de Franse schrijver Georges Perec. Sterker nog: die roman bestaat nu ook in het Nederlands, onder de titel 't Manco.
    Knutselen met taal is altijd leuk, en Perec was er een meester in. La Disparition is zijn bekendste huzarenstukje, maar hij schreef ter compensatie ook een roman met alleen maar e's (Les Revenentes), plus tal van kortere teksten waarin hij zichzelf strenge vormbeperkingen oplegde, overeenkomstig de ludieke uitgangspunten van de schrijverswerkplaats OuLiPo.
Het heeft hem voor de komende eeuwen de stevig gevestigde reputatie van taalvirtuoos opgeleverd, met een grote schare aanhangers en een niet minder grote schare tegenstanders.  ...
    La Disparition vertelt in 26 min 1 hoofdstukken het verhaal van Anton Voyl (van Voyelle, 'klinker'), die steeds sterker het gevoel heeft dat hij aan een essentiële waarheid raakt, waar hij net niet bij kan - tot hij na vier hoofdstukken ineens spoorloos verdwijnt. Een groepje mens en probeert het raadsel op te lossen, de roman wordt een spannende detective, maar dan blijken ook de speurders zelf hun leven niet zeker.
    Uiteindelijk blijken ze allemaal verbonden door een vloek die als een zwaard van Damocles boven hun hoofd hangt, en die uiteraard alles te maken heeft met de afwezige en tegelijkertijd dreigend aanwezige letter e.
    In die vloek is eenvoudig een autobiografische verwijzing te herkennen, want Perec verloor als Jood zijn ouders in de Tweede Wereldoorlog. Het blinde lot dat een gebrandmerkt geslacht treft, de onuitsprekelijke leegte die de verdwijning achterlaat, het zijn thema's waarvan zijn werk doortrokken is, zozeer dat ze er de voornaamste sleutel toe vormen. ...
    Maar het is zoals met alle sleutels: als de deur open is, moet je verder. Inderdaad dreigt er na een eerste mechanische lezing, die het werk van Perec afdoet als inhoudsloos formalisme, een tweede die zeker zo gevaarlijk is: het reduceren van het werk tot pure boodschap. ...

Hier krijgt de vorm een dusdanig belangrijke rol dat het deel uitmaakt van de interpretatie. Dit geval herinnerde de IRP-hoofdredacteur aan zijn verbijstering over de vorm beperkingen van de dichters uit de rederijkerstijd, met als hoogtepunt het schaekberd: dichtregels op een schaakbord waarbij iedere beweging van een schaakstuk een zinnig gedicht moest opleveren. "Waar is dat nu goed voor?" was de vraag in gedachten geformuleerd.
    Het bovenstaande stuk inspireerde tot een antwoord: "Alle literatuur is vorm"- als je iets inhoudelijks te vertellen hebt, heb je geen literatuur nodig. Je kan wel literatuur gebruiken, maar je hebt het niet nodig. "Ja", kan men dan zeggen, "maar door het in een literaire vorm te gieten versterk je de boodschap." Strikt genomen is dat onzin - er bestaan genoeg beschrijvende versterkende termen om iedere vorm benadrukking over te brengen: "Als je niet stopt met consumeren, gaat de wereld ten onder" is zo duidelijk dat er geen enkele literaire inbreng nodig is om het sterker te maken. Bovenstaande stuk gaat alleen over een meer extreme vorm van een algemeen principe.
    Overigens staan in dit stuk ook dwarsverbanden die bijdragen aan het negatieve oordeel over de al dan niet overdreven aandacht voor vorm. Zo is de genoemde Battus, bedrijver van allerlei literaire vormzaken, een pseudoniem van Hugo Brandt Corstius, de bedrijver van de misdaad van hetzevoering, en wel een hetze tegen een wetenschapper die het alleen maar over inhoud had, een inhoud waar Brandt Corstius op als vorm te beschouwen argumenten bezwaren tegen had, zie hier  .

De ultieme vorm van gaan voor de "vorm" is de vorm die geen echte "vorm" meer is, maar ingebeelde vorm. Daarvan een treffend voorbeeld (VARA TV Magazine, nr. 35-2007, door Henk van Gelder):
  Product Jan Cremer

Weet AVRO's Hoge bomen de Jan Cremer-mythe te ontrafelen? Henk van Gelder doet alvast een poging.


 ...    En dan te bedenken dat het juist Jan Cremer was, die als geen andere schrijver de kracht van de publiciteit heeft gepropageerd sinds zijn baksteendikke boek Ik Jan Cremer in 1964 zo veel opschudding veroorzaakte in het nog zo keurig aangeharkte Nederland. Het waren niet alleen de gespierde verhalen die het geraas teweeg brachten, en ook niet uitsluitend de onverbloemd seksistische passages ('ze had tieten als vulkanen'), maar het was vast en zeker ook de stoere pose die hij innam op de omslagfoto - nooit eerder had een Nederlandse schrijver een foto van zichzelf voorop een boek laten zetten - en in de begeleidende interviews. ...
    Jan Cremer vond al die aandacht voor zijn persoon, waarmee tegelijk aandacht aan zijn boek werd besteed, alleen maar prachtig, zo bleek destijds uit zijn commentaar op de onthullingen in Het Parool: 'Ik speel met de mensen en de mensen betalen me daarvoor. Dat is mijn werk, mezelf verkopen, het product Jan Cremer verkopen.' ...
    ...Wat dat betreft is de nu 67-jarige Jan Cremer dus nog geen spat veranderd: het gaat niet om de werkelijkheid, het gaat om het imago.  

Op zijn eigen wijze krijgt deze inhoudloze vorm natuurlijk toch wel weer een vorm:

      ...Het Parool besteedde in 1964 zelfs twee grote krantenpagina's aan Jan Cremer, waarin de leugens over zijn privéleven werden ontrafeld en zijn publicitaire activiteiten werden beschreven als een 'campagne van bluffen, snoeven en irriteren'. Ook was er toen trouwens al sprake van een zekere Billy bij wie Cremer intussen drie kinderen had, maar geen regulier gezinsleven: 'Als ze hem vervelen, jaagt hij ze de straat op.' Nu, in Hoge bomen, draait ook zijn huidige vrouw Babette, die al dertig jaar aan zijn zijde vertoeft, daar niet omheen. 'Door Jan zijn er echt slachtoffers gevallen, ja,' zegt ze.

De vorm die ook in de foto zichtbaar is: die van een ongewassen stuk vreten.

Het is natuurlijk altijd makkelijk als het gewoon ronduit wordt gezegd. Maar soms gebeurt het (de Volkskrant, 02-03-2005 , column van Jan Blokker):
  De vorm

Waar het aan schort, dat is de vorm ...
    Het land schreeuwt om een verlossende vorm, maar blijkbaar ontbreekt het ons aan de creativiteit waarmee van het algehele ongenoegen nog iets aardigs zou kunnen worden gemaakt....
   Elke dag hoor je ze in Den Haag om inhoud vragen. Onzin. Het is de vorm, stupid.

Het hele stuk gaat over Haagse politiek, en is inhoudelijk verder onbelangrijk. Dat Jan Blokker dit zo zegt komt omdat hij in sterke mate een eigenschap heeft waarvoor de aanhanger van vorm gevoelig is: cynisme.
 
Geen vak waarin het meer gaat om de vorm, dan in de schrijverij - ook al is het eigenlijk volkomen niet ter zake (de Volkskrant, 15-12-2008, door Anet Bleich):
  Profiel | H.J.A. Hofland, winnaar P.C. Hooftprijs 2011

Nobel heerschap, eigengereid denker

De gelauwerde journalist is een scherp waarnemer en briljant stilist.

'...    De journalist leek al jong de top van zijn carrière te bereiken; zijn loopbaan bij het liberale Algemeen Handelsblad verliep voorspoedig. Van redacteur buitenland werd hij in 1962 adjunct-hoofdredacteur en vijf jaar later was hij op z'n 40ste de jongste hoofdredacteur van het land. Maar Hofland bleek geen geboren manager en de eigengereide denker kwam in botsing met de directie van het in 1970 met de Nieuwe Rotterdamse Courant gefuseerde Algemeen Handelsblad. Die zette hem in 1972 af als hoofdredacteur. Als troostprijs kreeg Hofland de televisierubriek aangeboden.
    Zijn wraak was zoet. Hij zette zich aan het schrijven van zijn eerste boek, Tegels lichten - of: ware verhalen over de autoriteiten in het land van de voldongen feiten.
    Markant is de beschrijving van een bezoek van president Reagan aan Moskou, door onze globetrotter gevolgd vanuit Warschau. 'Bij Interpress staat CNN voortdurend aan en zo was ik in staat de toespraak van president Reagan tot een keur van Moskouse studenten, intellectuelen en kunstenaars woord voor woord te volgen. Het was knap gedaan: staande onder een portret van Lenin citeerde hij Dostojevski en Gogol of ze bij hem op het nachtkastje lagen, God werd niet vergeten, het geheel van zijn boodschap had m'n gereserveerde instemming (...)'. (Uit: De wording van het Wilde Oosten - Het Sovjet-rijk 1984-1990). Er spreekt gevoel uit voor wat belangrijk is in de actualiteit, gepaard aan de gave van de volmaakte uitdrukking.
    'Een goedlopende zin', schreef collega-columnist Max Pam 'is voor Hofland van evenveel levensbelang als voedsel en seks.' Zelf formuleerde hij het (in een uitzending van Profiel uit 2006) nog iets pregnanter: 'Schrijven, dan ben je alleen in gezelschap van wat je in je hoofd hebt. Het verdringt zich om aan de beurt te komen. Eerst is er het denk-denken, dan soms het praat-denken, vervolgens het schrijf-denken. Dat is bouwen aan iets wat mooi en belangrijk gevonden moet worden.'

Ook al is het volstrekte rotzooi... Als je het maar mooi zegt.


Naar Alfa en bèta denken  , of site home  .

6 okt.2009