De realiteit van de godheid

Hoewel het eigenlijk een redelijk zinloze zaak is, zal hier voor de volledigheid toch ook iets over de basis van de JCM religies, de godheid, gezegd worden. Het zinloze zit er in dat degenen die er in geloven niet bereikt zullen worden, en degenen die niet geloven hoeven het niet te horen. Maar er is ook een groep twijfelaars, en half-gelovers, en die kunnen misschien hun mening bijscherpen.

De basis van de JCM religies is een enkele godheid. De eerste vraag is: is die godheid almachtig? Het aantal mogelijke antwoorden is twee, en hier exact twee, niet ongeveer twee. Het is ja of nee, een beetje almachtigheid bestaat niet.

Stel het antwoord is "nee". Dan is de volgende vraag: wie is de god van die godheid? En is die godheid almachtig? En dus zijn we weer terug bij af. Het antwoord kan dus niet “nee” zijn.

Dus is de godheid almachtig. Dat betekent dat hij alles in deze wereld moet besturen en bepalen. Dat betekent dat hij ook bestuurt en bepaalt wat de schrijver van dit artikel noteer, en dat deze schrijver door god geïnspireerd wordt, en dus gelijk heeft. En deze schrijver beweert dat er geen godheid bestaat, dus is er een tegenspraak.

Er zijn hier drie weerwoorden tegen. Het eerste is dat sommige mensen beter weten wat de godheid wil dan anderen. Dat betekent dat de wil van de god beter doorkomt op de beter wetenden dan de minder goed wetenden. Maar dan is die god dus niet almachtig, want hij weet niet iedereen te overtuigen.

Het tweede weerwoord is het aannemen van het bestaan van een kwaad bij de schrijver van dit artikel. Ook dit strandt op de aanname van almacht. Het leidt tot de bekende vraag: als God almachtig is, waarom staat hij dan het kwaad toe. Daarover zijn hele bibliotheken volgeschreven. Er is geen antwoord op deze vraag, omdat de combinatie niet klopt: een van beide is waar, en het bestaan van het kwaad wijst op het niet-bestaan van een almachtige godheid.

En tenslotte is daar de mogelijkheid dat de godheid heeft besloten om zijn macht geheel of gedeeltelijk niet te gebruiken. Het eerste leidt direct terug naar de vraag van het lijden. Het tweede geval betekent dat we ons niets van hem hoeven aan te trekken in wat dan ook, en staan we er de facto volledig alleen voor, en bestaat hij voor ons praktisch gezien dus niet. Want een theoretisch en niet-handelend bestaan heeft dezelfde status als sprookjes of welke willekeurige andere stichtelijke fantasie.

Kortom, de aanname van het bestaan van een godheid is zowel rationeel als praktisch onzinnig. Het trouwens heel goed mogelijk allerlei stichtelijke zaken te geloven zonder deze godheid, zie bijvoorbeeld Julian Huxley, Religion without revelation.

Maar, voor de gelegenheid, neem eens aan dat die almachtige god wel bestaat. Dan is het onzin dat wij ons daarover gedachten maken. Want stel je eens voor dat je een mier bent, en met een mens te maken krijgt. Het is volkomen duidelijk dat een mier geen enkel begrip heeft van wat een mens beweegt. En de afstand van mier tot mens is vermoedelijk nog kleiner dan die tussen mens en god. Misschien is de afstand tussen bacterie en mens een beter voorbeeld, maar dan heeft een bacterie nog geboorte en dood gemeen, wat beslist niet het geval is voor de almachtige god.

Dus, al bestond die almachtige god, is het volkomen onzin daar ons ook maar enigszins voor ons eigen leven iets van aan te trekken, laat staan als voorbeeld te laten dienen. Een conclusie waar je ook als gelovige toe kan komen (de Volkskrant, 18-11-2006, Klaas Hendrikse, predikant in Middelburg en Zierikzee):
  Atheïsme en geloof bijten elkaar niet

De eeuwenlange strijd tussen atheïsme en geloof wordt geleidelijk aan beslist in het voordeel van de atheïsten. Van God blijft steeds minder over, omdat steeds meer van wat vroeger aan God werd toegeschreven, door de wetenschap is achterhaald. Het lijkt een kwestie van tijd of de Big Bang en de evolutietheorie zijn wetenschappelijke waarheden geworden. Intussen, en het boek van Dawkins draagt daaraan bij, worden de laatste twijfels over het bestaan van God opgeruimd. Het einde van God, geloof en kerk is nabij.
    Deze redenering berust op ten minste twee misverstanden.
    Het eerste is dat atheïsten vijanden van het geloof zijn. Ik beschouw ze als bondgenoten in de strijd tegen bijgeloof. Tenminste, als ze zuiver op de korrel zijn. Een zuivere a-theïst, de naam zegt het al, is een niet-theïst of anti-theïst.
    Een theïst is iemand die gelooft in God als een persoon-achtig ‘wezen’ dat over een aantal eigenschappen beschikt, bijvoorbeeld almacht, alwetendheid, alomtegenwoordigheid et cetera. In die zin ben ik zelf atheïst: ik geloof niet dat die of enige andere God bestaat. ...


Naar Religie en kwaad, Plasterk  , Religie en godslastering, Plasterk  , Psychologie lijst  , Psychologie overzicht  , of site home  .