Bronnen bij Beslissingen, sociologisch: wijze menigte

De term "wijze-menigte"-fenomeen of -gedrag is genoemd naar de titel van het boek dat het verschijnsel als eerste beschreef:  The Wisdom of Crowds van James Surowiecki. Onder een paar van de artikelen die het in Nederland introduceerden (de Volkskrant, 05-01-2007, door Martin Sommer):
  Leve het boerenverstand

De massa is niet dom, betoogt de Amerikaanse wetenschapsjournalist James Surowiecki tegen de stroom in. Maar wat onderscheidt de goede massa van de slechte kudde, en de goede intuïtie van het slechte vooroordeel?


Tussentitel: Allemaal dezelfde mensen met dezelfde meningen, dan gaat het dus verkeerd

In Europa heeft het volk niet bepaald een goede naam. Van Ortega y Gassets aanstormende horden tot het klootjesvolk van provo, er is een weerbestendig oordeel dat van de massa weinig goeds kan komen. Nietzsche schreef eind 19de eeuw al dat gekte bij individuen de uitzondering is, bij groepen de regel. Hitler en Stalin leverden ijverig munitie voor deze gedachte, en ook vandaag nog is het begrip populisme – aansluiting zoeken bij de veronderstelde gevoelens en wensen van het volk – verdacht. Na de uitslag van de jongste verkiezingen wenste menig PvdA-prominent de koningin een ander volk toe. De politicoloog Ruud Koole, tot voor kort voorzitter van dezelfde partij, hield onlangs zijn oratie als hoogleraar aan de Leidse universiteit, waarin over het populisme ook al weinig vrolijks wordt gemeld.
    Vandaar dat het verschijnen van de Nederlandse vertaling van The Wisdom of Crowds – Why the Many are Smarter than the Few van de Amerikaanse wetenschapsjournalist James Surowiecki alleen al vanwege de titel de aandacht trekt. Die titel is een knipoog naar het bekende gefulmineer tegen groepsgedrag – reeds in 1841 verscheen het boek The Madness of Crowds van de Schot Charles Mackay. En zonder twijfel is de kwade roep van de menigte de reden waarom de Nederlandse vertaling Twee weten meer dan één – Waarom het beter is groepsbeslissingen te nemen is gaan heten. Dat is nogal een slap aftreksel en een noemer op grond waarvan ík in elk geval nooit een boek zou kopen.
    In Amerika valt het onder het daar vruchtbare genre van de ‘how to’-boeken – variërend van hoe maak ik vrienden tot hoe krijg ik een beter seksleven. Daar hoort het Amerikaanse zelfvertrouwen bij – je kúnt het, luister naar je gevoel – waarvan ook het succesvolle Intuïtie – De kracht van denken zonder erbij na te denken van Malcolm Gladwell getuigt. Dat nauw verwante boek haalde in Nederland in twee jaar tijd vijf drukken. Net als Surowiecki schrijft Gladwell voor het blad The New Yorker, beiden betogen in varianten dat u als gewone burger meer weet dan u denkt.
    Zo moet Twee weten meer dan één ook gelezen worden. Niet als ideologisch of zelfs populistisch pamflet, maar als een rijke onderzoekstocht – mijn exemplaar staat vol strepen en uitroeptekens in de kantlijn – naar de vraag hoe de beste besluiten tot stand komen. En de slechtste. Dan blijkt al vlot dat Nietzsche het faliekant verkeerd heeft.
    Journalistiek is casuïstiek, en Surowiecki bouwt aan zijn argument terwijl hij springt van het ene na het andere verbazingwekkende voorbeeld. Het begint met het bekende verhaal van het gissen op de veemarkt naar het gewicht van de stier. De uitkomst is dat het gemiddelde van alle schattingen verrassend dicht in de buurt zat van het werkelijke stierengewicht. Sterker: het gemiddelde was beter dan de gok van de veearts.
    Nog spectaculairder is het voorbeeld van de verdwenen duikboot. Na dagenlang vergeefs zoeken loofde de verantwoordelijke officier een paar flessen whisky uit voor degene die de coördinaten van het zoekgeraakte oorlogstuig het dichtst zou benaderen. Koksmaat en admiraal, iedereen deed aan de weddenschap mee. De onderzeeër bleek op tweehonderd meter te liggen van de gemiddeld opgegeven lengte- en breedtegraden.
    Hoe is dit mogelijk? Volgens Surowiecki beschikt iedereen op basis van zijn boerenverstand over een hoeveelheid informatie, hoe flinterdun ook, op grond van levenservaring, televisiekijken of boeken lezen. Interpretatie, analyse, intuïtie, alles telt mee. Vervolgens worden door de macht van het getal de extremen uitgefilterd. Wat overblijft zijn betrekkelijk precieze inzichten, die hem de kreet ontlokken dat ‘we onze vragen moeten voorleggen aan de menigte’.
    Zo is de prijs op een aandelenmarkt niets anders dan een collectief besluit op grond van collectieve informatie. Weer zo’n prikkelend voorbeeld is dat de beurs in New York na het ongeluk met het ruimteveer Challenger in 1986 binnen een half uur had beslist dat de firma Thiokol verantwoordelijk was. Er was geen of nauwelijks informatie voorhanden, en de aandelen waren al gekelderd. Pas een half jaar en een onderzoekscommissie verder bleek dat de beurs gelijk had gehad; de sluitringen, gemaakt door Thiokol, hadden niet goed gewerkt.  ...

Het laatste voorbeeld, dat van de ramp met de Challenger, is een combinatie van beide processen: de wijze- menigte én de kudde. Het wijze-menigte deel zat erin dat al enkele jaren voorafgaande aan de Challenger-ramp de problemen met de rubberen afdichtingsringen bekend waren, en gepubliceerd in vakbladen - de redactie herinnert zich een artikel in Flight Internationaal, tezamen met foto's van de schade - dit was de informatie die de klokkenluider in dit geval, ingenieur Roger Boisjoly, ter tafel bracht in de vergadering waarin het lanceerbesluit tegen beter in werd genomen.
    Deze informatie was, bewust of als onbewuste herinnering, bekend bij een aantal insiders, waarvan een deel vervolgens hun aandelen verkochten, waardoor de koers wat daalde. En deze kleine daling was voor de overige, niets-wetende, beleggers de aanleiding om vervolgens hun aandelen te verkopen, onder het motto: "Waar rook is, is vuur". Oftewel: het kleine effect van een beperkt aantal insiders gaf een wijze-menigte uitkomst die versterkt werd door kudde-gedrag. Vandaar de raadselachtige accuratesse van de beurs in dit geval.
    Dat aantal insiders kan geschat worden aan de uitslag van de anonieme enquête die onderzoeks-commissielid Richard Feynman hield onder NASA-ingenieurs aangaande de kans op een ramp: ongeveer 1 op 200. Oftewel: onder de wijdere NASA-gemeenschap, onder het management-niveau, waren de risico's volkomen bekend.

Dit sloeg aan, met nieuwe publicaties tot gevolg (de Volkskrant, 12-09-2007, door Herman van Gunsteren):
  Eigenwijs individu maakt kudde sterk

Hoewel de kudde wordt ervaren als gevaarlijk en dom, is hij vaak slimmer dan de individuen die er deel van uitmaken, betoogt Herman van Gunsteren.


In de Leidse Pieterskerk organiseert de VeerStichting jaarlijks een symposium met een keur van roemruchte sprekers. Daar ontmoeten elites en studenten, oftewel huidige en toekomstige vormgevers aan de maatschappij elkaar. Daar kunnen ze ideeën en relaties opdoen. De organisatie van het Veersymposium is geheel in handen van studenten. Die moeten niet alleen zaken regelen, maar ook een inhoudelijk pakkend thema kiezen. Dit jaar is dat ‘Kracht van de Kudde’. Je vraagt je af wat ze bezield heeft. Ging het in deze kringen niet juist om het individu dat zich van de kudde, het maaiveld, de middelmaat onderscheidt? Vorige symposia stonden bol van de uitnodiging om je unieke zelf te durven zijn. En is de kracht van de kudde, als die zich manifesteert, niet een domme kracht? Gevaarlijk bovendien, de massa die in beweging komt.
    ... De bedenkers van het symposiumthema zien in de kudde echter iets goeds. Proberen ze op te vallen door zich met de kudde te identificeren?
    Nee, er is meer aan de hand. Uit onderzoek naar mierenhopen en lerende computerprogramma’s, naar hersens en naar wat steden en wijken vitaal maakt, beginnen we te begrijpen hoe collectiviteiten zich intelligenter dan hun afzonderlijke domme delen kunnen gedragen. Dat wil zeggen, hoe intelligente orde zonder baas (zonder een sturend en ontwerpend brein) mogelijk is. Sinds Adam Smith hebben we geleerd dat de markt tot zinnige prijsstelling en arbeidsdeling komt, niet op basis van de goede wil en superieure intelligentie van de deelnemers eraan, maar doordat hun verkeer langs lijnen van openlijke concurrentie is georganiseerd. Nu blijken vergelijkbare principes van zelforganisatie ook op andere gebieden des levens te werken.
    Een kostelijke uiteenzetting hiervan biedt James Surowiecki in The Wisdom of Crowds. Hij begint zijn boek met een bezoek in 1906 van de wetenschapper Francis Galton aan een jaarmarkt bij Plymouth . Daar kon men meedingen naar een prijs voor de beste voorspelling van het gewicht van een te slachten os. Achthonderd mensen kochten een kaartje waarop ze hun voorspelling invulden. Galton verzamelde die om het gemiddelde ervan te berekenen. Gegeven het ontbreken van expertise bij de deelnemers verwachtte hij dat het gemiddelde een ‘dom’ antwoord zou opleveren. Hij had het mis. Het gewicht dat de menigte mensen als geheel gemiddeld had aangegeven was 1.197 pounds, het gewicht na slachting 1.198 pounds. Dit kan als een toevalstreffer worden afgedaan. Ware het niet dat Surowiecki een reeks van zulke voorbeelden geeft waarbij een groep mensen een uitkomst tot stand brengt die slimmer is dan we op grond van de gebrekkige slimheid van de leden ervan zouden verwachten.
    Hoe is dit mogelijk? Als je een grote groep van diverse en onafhankelijke mensen vraagt een waarschijnlijkheid te voorspellen en je daarvan het gemiddelde neemt, dan zullen de fouten die ze maken elkaar opheffen. Elk apart antwoord bevat als het ware een component informatie en een component fouten. Doordat bij een groot aantal voorspellingen de fouten elkaar neutraliseren (doordat ze willekeurig zijn), houd je informatie over. Surowiecki formuleert de voorwaarden waaronder een verzameling mensen zonder leiding van een expert of baas resultaten produceert die slimmer zijn dan de doorsnee leden van de groep: (1) diversiteit van meningen (ieder persoon moet private informatie hebben, zelfs al is die excentriek); (2) onafhankelijkheid (de mening van mensen wordt niet uitsluitend bepaald door andere meningen om hen heen); (3) decentralisatie (mensen specialiseren zich en gebruiken lokale kennis); (4) aggregatie (er moet een of ander mechanisme bestaan om private meningen in een collectieve beslissing om te zetten).   ...

Allemaal uiterst vanzelfsprekend, als het eenmaal is opgeschreven.


Naar Beslissingen, sociologisch  , site home  ·.

19 dec.2008