Bronnen bij Cultuur, vermenging, analogie: percentages
De percentages opgegeven als kritische punten voor het opnemingsvermogen van
groepen immigranten zijn inschattingen gebaseerd op langdurige waarneming van
maatschappelijke verschijnselen, zonder specifiek onderzoek naar de getallen.
Dit soort onderzoek is ook vrijwel onmogelijk, aangezien er sowieso al een taboe
rust op het verzamelen van dit soort gegevens. Met als onderliggende redenatie
vermoedelijk: we hebben nu al de ideologie erin gepompt dat hoeveelheden niets
uitmaken, dus onderzoek kan alleen maar negatief uitpakken.
Maar als het niet expliciet over deze kwestie gaat, kan men soms wel
iets vinden (de Volkskrant, 11-05-2010, van correspondente Greta Riemersma):
Kortom: hetzelfde soort geluiden als er sinds de
Fortuyn-revolutie, toen de censuur hierop werd opgeheven, ook wel in Nederland
te horen zijn. Nog steeds vergezeld van veel protesten van de
multiculturalisten, natuurlijk.
Goed, hoe ernstig is nu dan deze invasie - correspondente
Greta Riemersma geeft hierover ook uitsluitsel:
Achtduizend op 1 miljoen ... afgerond: 1 procent. Eén hele procent.
En precies de ene procent die voorspelt is door het model
voor het geval van de grotere culturele verschillen.
Ook in historische gevallen kan er nog wel eens iets loskomen. Onder een
voorbeeld (de Volkskrant, 04-05-2009, Jaap Weeda (73), student geschiedenis,
oud-redacteur van Het Vaderland (NDU) en oud-woordvoerder van het
ministerie van Financiën):
Het opnamevermogen in het geval van de
onderduikadressen blijkt dus een overgangswaarde te hebben bij, alweer, ongeveer
1 procent: daarboven was het percentage beschikbare onderduikadressen veel lager
dan eronder.
De verklaring hiervan is simpel, als je uitgaat van een eenvoudige
aanname: de bereidheid tot het verschaffen van onderdak aan een vluchtgroep is
een functie van het groepsverschil dat men voelt met de vluchtgroep. Onder deze
aanname is de verklaring: onder de 1 procent werden Joden gezien als behorende
tot de eigen groep, en boven de 1 procent werden Joden gezien als een aparte
groep.
Dan is de volgende vraag: waarom hangt het gezien worden als
eigen groep af van het percentage, en waarom ligt dat op ongeveer 1 procent?
Hier doen we een beroep op verschijnselen die je ook nu in
Nederland kan waarnemen: boven een bepaald percentage gekleurde immigranten
heeft wijk of buurt de neiging verder te verkleuren, vanwege twee redenen: de
gekleurde groep trekt naar elkaar, en de niet-gekleurde groep trekt weg. De
gemeenschappelijke factor hierin is: boven een bepaald percentage verandert de
buurt van cultuur omdat de gekleurde cultuur gaart domineren, omdat deze
afwijkend is.
Dit kan direct vertaald worden naar het Joodse
onderduikgeval: in landen waar het percentage Joden boven de 1 procent ligt, is
het waarschijnlijk dat Joden voornamelijk woonden in geconcentreerde buurten -
in Nederland was dat het geval omdat ze voornamelijk woonden in Amsterdam, en
daar inderdaad geconcentreerd in eigen buurten. In ander Europese landen met
veel Joden was dat nog sterker.
Wat we hier dus dus kunnen concluderen, is dat voor Joden in
het vooroorlogse Europa het ontmengpercentage lag rond de 1 procent.
De ordegrootte van dit getal is volledig in overeenkomst met
onze meng-analogie, die gemiddeld iets rond de 3 procent veronderstelt, met deze
opmerking dat het getal aan de lage kant is. Dit is verklaarbaar als je aanneemt
dat het culturele verschil tussen Joden en Europese omgeving hoog is - of beter:
hoger dan nu. Dit kan heel wel onderbouwd worden, door bijvoorbeeld de factor
van religie: Europa was destijds veel christelijker, en volgens de christelijke
leer zijn de Joden de moordenaars van hun verlosser. Een ander verschil is het
huidige taboe op het maken van het verschil met Joden.
Deze verklaring van culturele verschillen aannemende, levert het
onderzoek naar het percentage beschikbare onderduikadressen voor Joden een getal
dat precies klopt met de voorspellingen van het wetenschappelijke mengmodel: bij
grotere verschillen tussen basismateriaal en mengstof ligt het laagste punt
waarop je de eerste negatieve verschijnselen kan verwachten rond de 1 procent.
In Europa is weer eens een aanslag geplegd door moslims. De
politieke-correctheid, elite, media enzovoort zetten hier altijd "extemistische
moslims" of iets dergelijks, maar dat is natuurlijk net zo'n zinnige uitdrukking
als "extremistische nazi's": dat de gruweldaden door een kleine groep
worden gepleegd doet niets af aan de verantwoordelijk van de dragers van de
cultuur ervan. En al zeker niet als die gruweldaden zich tegen een cultuuraspect
richten, zoals de moslims van de aanslag op Charlie Hebdo dat deden.
Welke woorden een inleiding zijn voor het reproduceren van een reactie
gevonden op het ongecensureerde deel van de media: het internet. Eerst de
ineleidng van het artikel (GeenStijl.nl, 09-01-2015, door Johnny Quid
,
):
Enzovoort. Maar het gaat om één van de reacties:
Geen getallen die gebaseerd zijn op theorie, maar, overduidelijk, gewoon op
het volgen van nieuwsuitzendingen. En ze zijn dus niet tot op het gegeven
cijfer exact, maar wel heel redelijke benaderingen, die met een redelijk
geringe hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek verfijnd kunnen worden. Dat
voor een belangrijk deel al bestaat, zo niet alles. Hier een voorbeeld
(de Volkskrant, 29-01-2014.
Die rode en zwarte gebieden met hoge mates van
terreurdreiging bestaan uit de islamitische wereld plus die delen van
Afriksa met grotere of kleinere moslimminderheden. De gebieden in
Latijns-Amerika slaan op drugsmaffia, en hebben niets met de zaak te maken.
Het grote gele gebied van Rusland is een falsificatie. De daden waar het om
gaat komen uitsluitend en alleen voor in en of voort uit het zuiden van
Rusland - het gedeelte met een islamtische minderheid of meerderheid
(Tsjetsjenië). Dit is slechts een voorbeeld. De
redactie heeft andere kaartjes onder ogen gehad die precies hetzelfde beeld
gaven: het geweld en de dreiging van oorlog en burgeroorlog is het grootst
rond en in de islamitische wereld - het extreme geweld als burgeroorlog met
name in de menggebieden aan de rand. Het interne geweld als onderdrukking en
dictatuur in de landen waar ze de baas zijn. En dit
past naadloos bij de ruwe percentages opgegeven door de reageerder.
En die passen weer naadloos bij de percentages zoals
volgende uit het mechanische model van vermenging
.
Naar Cultuur, vermenging, sociaal vertrouwen
,
Cultuur, vermenging
, of site home
.
|