Bronnen bij Racisme: de historie

11 mei 2008

Het allochtonen en multiculturalistische racisme dat op heeft vat kunnen krijgen op onze maatschappij door een voortdurende en langdurige stroom van onterechte beschuldigingen van racisme van de kant van allochtonen en multiculturalisten. Een klein deel van deze historie is beschreven door socioloog Herman Vuijsje in onderstaande bron:
 

Van www.hermanvuijsje.nl, uit Hypothese, uitgave NWO, juni 1996

Verboden voor onderzoek, denktaboes in de jaren zeventig en tachtig

De intellectueel als inquisiteur
'Wenn das Boot sich nach links neigt, setze ich mich nach rechts, und wenn das Boot sich nach rechts neigt, setze ich mich nach links.' Zo omschreef Thomas Mann de taak van de intellectueel. De afgelopen twintig jaar bestond onder Nederlandse intellectuelen een krachtige stroming die precies het omgekeerde deed: zij posteerden zich stevig aan de kant waar heel spraakmakend Nederland zich al bevond, zodat het schip zeker zou zijn omgeslagen als de wal het niet gekeerd had.
    Deze politieke correctheid maakte ook in de (sociaal)wetenschappelijke wereld school. Self-appointed grootinquisiteurs verklaarden hele gebieden verboden voor onderzoek. Wie het waagde hun moderne mandementen aan zijn laars te lappen, werd onderworpen aan een auto-da-fé waarbij het gruwelijkste martelwerktuig werd aangelegd dat in het hele land te vinden was: de vereenzelviging met de oorlogsvloek.   ...
    ...  Hoe was het mogelijk dat de politiek-correcte denkverboden in de jaren zeventig en tachtig in zo brede intellectuele en wetenschappelijke kring werden nageleefd? Zuchtte ons land onder een autocratisch regime met zweepslagen voor iedere dissident? Waren we onderhevig aan een rigide sovjetsysteem of een bewind van ultra-autoritaire zeloten?
    Laat ik, alvorens op mogelijke verklaringen in te gaan, een nadere illustratie geven van de stelling dat de denktaboes in brede intellectuele kring werden nageleefd. Terwille van de beknoptheid doe ik dat aan de hand van één onderzoekgebied: etniciteit.

Etnische gegevens: 'laakbare entiteiten'
In 1990 promoveerde Philomena Essed op het proefschrift Understanding everyday racism. Het empirisch materiaal bestond uit interviews met 28 door Essed zelf geselecteerde zwarte vrouwen in Nederland over hun ervaringen met racisme. Deze ervaringen werden vergeleken met die van 27 zwarte vrouwen in Amerika. Essed concludeerde dat Nederland tot op het bot is geïnfecteerd met de bacil van het alledaags racisme. Ook al kon het empirisch materiaal geen enkele aanspraak maken op representativiteit, het boek werd door de meeste recensenten enthousiast besproken.
    Twee jaar later interviewde Jerôme Inen de recensenten in zijn scriptie Verschijnselen van zelfcensuur. 'Ik was in een zelfgemaakte val gelopen,' zei Aldert Schipper van Trouw. 'Ik (..) dacht: zij is een vertegenwoordiger van een minderheidsgroep, dus zal zij wel gelijk hebben.' Ook bij de Volkskrant en NRC Handelsblad gaf men toe dat niemand een kritische bespreking had aangedurfd. Bij de NRC werd uiteindelijk een redacteur van indische afkomst geprest om het klusje op zich te nemen.
    Inens scriptie is vooral onthullend vanwege de grifheid waarmee een aantal recensenten toegeeft dat de toegezwaaide lof voortkwam uit positieve discriminatie, angst en zelfcensuur. 1990 tot 1992: twee jaar slechts, maar precies de jaren waarin de 'consensus' omsloeg. Zo snel kan in Nederland de ene gevestigde opinie plaatsmaken voor de andere. De intellectuele kadaverdiscipline van de jaren zeventig en tachtig had ook repercussies de andere kant op: onwelgevallige onderzoekresultaten bleven aan het oog onttrokken. Het eerste rapport over de activiteiten van Marokkaanse jeugdbendes in de Amsterdamse binnenstad, in 1988 opgesteld door een onderzoeker van de gemeente, mocht van burgemeester Van Thijn niet worden gepubliceerd. De onderzoeker kreeg een spreekverbod en werd bestookt met telefoontjes waarin hij voor Janmaat-maatje werd uitgemaakt. Daarmee bleef dus ook de mogelijkheid taboe om een effectief beleid uit te stippelen voor hulp en bestrijding, toegesneden op de specifieke achtergronden van jonge Marokkanen.
    Vaak kwamen onderzoekers die zich aan het taboe trachtten te onttrekken, niet eens aan onderzoek toe. In de jaren zeventig en tachtig was het bijna onmogelijk persoonsgegevens op etnisch gebied in handen te krijgen voor wetenschappelijk onderzoek, ook al was dat onderzoek nog zo anoniem. Zo registreerde het CBS sinds 1974 in de arrestantenbestanden en sinds 1983 in de criminaliteitsstatistiek geen etnische afkomst meer. Zulke gegevens werden bij het CBS laakbare entiteiten genoemd, alsof de arme feiten de zonden der wereld op hun schouders torsten. Sommige onderzoekers dachten daar anders over. 'Zonder die etnische referentie - geanonimiseerd uiteraard - kan ik over het verband tussen criminaliteit en etnische achtergrond geen rationele discussie voeren,' aldus criminoloog en minderhedenonderzoeker Frank Bovenkerk in 1992. 'Ik weet niet of er onzinverhalen worden verteld, dan wel of het juist ernstiger is dan sommige mensen denken.' Pas in de jaren negentig brak het CBS met de genoemde richtlijn.   ...
    In 1992 zette als één van de eersten de Surinaamse onderzoeker Ruben Gowritcharn zich af tegen het obligate beeld dat alle problemen van immigranten voortkomen uit het racisme van de Hollanders. In zijn boek Tegen beter weten in stelde hij dat dit beeld veeleer op een axiomatisch uitgangspunt berust dan op een wetenschappelijk onderbouwde conclusie.
    Afkomstig uit een land waar niemand moeilijk doet over verschillen tussen culturen, merkte Gowricharn dat in Nederland de cultuur van de onderzochte groep nooit mag worden gezien als mogelijke mede-veroorzaker van achterstanden. De betrokkenen zijn per definitie 'ontmoedigd, gediscrimineerd, belemmerd door de overheidsinstanties, negatief beïnvloed door hun sociale omgeving, ziek, te oud, of pogen door fraude de aantasting van hun eigenwaarde door de langdurige werkloosheid tegen te gaan.' Gowricharn vond het ronduit ergerlijk dat hij dit taboe ook onder sociaalwetenschappelijk onderzoekers aantrof.   ...


Red.:   Dat Vuijsje een onderzoeker van Surinaamse afkomst aan haalt als doorbreker van het taboe op het correleren van wantoestanden met allochtonen is natuurlijk niet zo vreemd: Gowricharn was geen blanke en kon dus zonder of met veel minder bezwaar kritiek uiten op allochtonen, en ten tweede was hij van een andere groep, en had dus niet de loyaliteit met de voornaamste dadergroepen in de cijfers: Marokkanen, Turken, Antillianen en diverse groepen Afrikanen.


Naar Racisme , Allochtonen lijst , Allochtonen overzicht , of site home