Bronnen bij Sociologische begrippen: elite, falen, erkenning

Dat de huidige elites , schrijvende januari 2014, wanprestaties leveren is voor iedereen duidelijk die ook maar enigszins zijn ogen open heeft. Dat het erkend wordt is echter een uiterste zeldzaamheid - als dat gebeurt vanuit de elite. Hier is zo'n zeldzaam geval (de Volkskrant, 23-01-2014, column door Wouter Bos, econoom en politicoloog):
  Hoogduin versus Friedman (2)

... de ontvolking van het politiek-bestuurlijke midden en de kritiek op het bestuurlijk compromis geen exclusief Nederlandse fenomenen zijn. Vaak zijn we geneigd winst of verlies van partijen bij verkiezingen vooral aan de kwaliteit van hun campagnes of leiders te wijten. Dan worden bijvoorbeeld typisch Nederlandse verschijnselen als de opkomst van Pim Fortuyn aangedragen om de verschuivingen in het Nederlandse politieke landschap te verklaren. Allemaal waar; maar ook onvolledig. Mijn stelling is dat hier veel fundamentelere krachten aan het werk zijn die qua verklaringskracht ons nationale politieke spectrum ver ontstijgen.
    Zo zijn de opkomst van de Tea Party in de VS, het onvermogen van Democraten en Republikeinen om elkaar in een effectief wetgevingsproces te vinden, de hele of halve minderheidsregeringen in Denemarken, Nederland en Italië, het hung parliament in het Verenigd Koninkrijk, de Große Koalition in Duitsland en de ellenlange kabinetsformatie in België wat mij betreft allemaal manifestaties van hetzelfde fenomeen: de opkomst van populisme, de trek naar de flanken en de ontvolking van het midden. Krachten die kennelijk zo sterk zijn dat ze ongeacht land of kiesstelsel voor instabiliteit en hapering zorgen. Wat hebben al deze landen met elkaar gemeen dat ze allemaal onder deze krachten gebukt gaan?
    Een van de beste columnisten van onze tijd, Martin Wolf in de Financial Times, gaf in zijn column van 14 januari drie verklaringen. Eén: de elite heeft de crisis niet voorkomen en heeft de gevolgen afgewenteld op de gewone man. Twee: de financiële en economische machthebbers (elite) hebben geen wortels meer in nationale, laat staan lokale gemeenschappen, normen en waarden. Drie: in het hart van Europa is met de euro en de bijbehorende instituties een democratisch vacuüm geschapen. Zijn conclusie is dat we de mogelijke volkswoede, tot uiting komend in populisme, niet mogen onderschatten: 'The elites need to do better. If they do not, rage may overwhelm us all.'    ...

Het te maken punt. Overigens een duidelijk "kleren van de keizer"-geval, want iedereen kan het waarnemen en bijna iedereen heeft dat natuurlijk ook gedaan - zo flagrant is het geval.
    En Bos roert ook nog even aan wat een van de oorzaken is dat het proces, op zich al redelijk natuurlijk, zo is versneld:
  Wolfs analyse is overtuigend, maar toch ook onvolledig. Zijn analyse is bijvoorbeeld vooral Europees en verklaart minder waarom vergelijkbare verschijnselen ook in de Verenigde Staten spelen. En de crisis heeft de verschijnselen die hij beschrijft vast aangejaagd en versterkt, maar de opkomst van het populisme was al eerder begonnen en kan daar dus niet door veroorzaakt zijn.

Onzin. De crisis heeft iets versterkt dat al veel langer aan de gang was, en dat was de oorzaak van het afkeren van de kiezers van de oligarchische partijen. En het gebruik van de term "populisme" is bijzonder storend: het volgen van de meningen van het volk is geen "isme", want er ligt geen ideologie aan ten grondslag.
  René Cuperus legt daarom in zijn analyses van het populisme, ook afgelopen maandag 20 januari nog op deze plek, vaak de nadruk op het feit dat met name lager opgeleiden zich 'Modernisierungsverlierer' voelen: ze zijn somber over de toekomst, hebben in toenemende mate het gevoel dat het hun aan 'grip' op hun eigen lot ontbreekt, kunnen de complexe en volatiele wereld om hen heen onvoldoende duiden, laat staan sturen en zien zichzelf hard werken en anderen profiteren.

De eerste twee zijn hier ook onzin: lageropgeleiden zijn niet achterlijk. Ze kunnen de 'complexe en volatiele wereld' minstens evengoed duiden als de zogenamde elite, maar zien wat het gevolg ervan is: zij zijn de dupe.
  Processen die al langer aan de gang zijn en niet alleen terug te voeren zijn op globaliserende economieën maar ook op wereldwijde migratiebewegingen ...

Juist. want wat de lageropgeleiden prima zien, is iets wat de elite beslist niet wil horen: immigratie en met name die van de laagopgeleide variant heeft twee gevolgen voor die laagopgeleide: meer kosten als de immigranten niet werken of minder werken als de immigranten dat wel doen. Iets waarover de elite nog steeds keihaard en stelselmatig  liegt; immigratie is goed voor iedereen.
  Hier moeten we misschien nog de opkomst van de nieuwe media aan toevoegen.

Waarin de 'opkomst van de nieuwe media' eerst vertaald moet worden naar de "opkomst van het internet", daarna naar "de opkomst van de GeenStijl en andere niet-politek-correcte websites", en vervolgens tot "het opheffen van de het monopolie van de politieke-correctheid op de media", daarbij aantekenende dat de politieke-correctheid volkomen pro-elite is. En je hebt dus tenslotte: "het opheffen van de elitaire censuur".
  .Mijn hypothese zou dan zijn dat door de toenemende invloed van nieuwe media het steeds moeilijker wordt genuanceerde werkelijkheden te communiceren en de betekenis van ononderhandelbare symbolen steeds groter wordt.

Welke woorden hun volledige betekenis krijgen in combinatie met dit:
  Juist middenpartijen worden het meest geassocieerd met deze elites.

En wat met 'middenpartijen' wordt bedoeld blijkt als je die partijen neemt die er niet toe behoren, de "flankpartijen', en wat de flankpartijen zijn weet iedereen: PVV en SP. Oftewel: 'middenpartijen' zijn: VVD, PvdA, CDA, D66, GroenLinks, ChristenUnie, en SGP. Wat op deze website de oligarchische partijen wordt genoemd . Degene die staan voor volledig neoliberalisme volgend jaar (VVD), over 2 jaar (D66), over 5 jaar (CDA, CU, SGP) of over 10 jaar (PvdA en GroenLinks). Want ieder jaar zijn die partijen weer bereid tot:
  Juist zij doen traditioneel zaken met compromissen.

Compromissen met (Bos laat het opzichtig achterwege - datgene waar compromissen me gesloten moet worden): het 100 procent neoliberalisme.
    Wouter Bos, voormalig PvdA-leider en een stevig bijdragen aan het proces, geeft dus niet alleen de uitkomst, het falen van de elites, maar laat, dat onbedoeld, ook zien hoe die uitkomst tot stand is gekomen. Met zijn hulp, dus.
    Bos haalt ook nog René Cuperus aan, die als één van de weinigen al eerder wat signalen in deze richting heeft afgegeven. Hier het stukje waar Bos op doelt (de Volkskrant, 20-01-2014, column door René Cuperus, cultuurhistoricus):
  De droefheid van de moderniteit

...    Er woedt dus een oproer van onbehagen en wantrouwen van Groningen tot Limburg. ...
    De gevestigde politiek heeft op de veenbrand van miskenning en toekomstonbehagen, die we bij gebrek aan een meer neutrale benaming 'populistische opstand' noemen, nog steeds geen begin van een antwoord. Dat is niet zonder risico. Zoals de voorzitter van de Limburgse harmonie het zei: 'Als de afstand tussen gewone burger en bestuur nog groter wordt, kan het wel eens helemaal de verkeerde kant op rollen'.
    Maar niets wijst erop dat de afstand tussen bestuur en burger afneemt. Eerder het tegendeel. ...
    De doofstomme vermetelheid van de politiek kan worden teruggevoerd op het wederzijds onbegrip dat er in onze samenleving ontstaan is tussen hoog- en laagopgeleiden, tussen beleidsmakers en gewone burgers.    ...

Veel beter dan dat verschrikkelijke populisme, dat ook Cuperus hanteert.
  Volgens David Goodhart, directeur van de Britse denktank Demos, is de ontsporing van het liberalisme de diepere oorzaak van die kloof. ...

Dat is een veel te positieve uitleg voor het liberalisme van de gang van zaken. Het is voornamelijk de omverwerping van oude machtsverhoudingen en de gestegen gelijkwaardigheid van gewone arbeid en gewone burgers in de jaren na de Tweede Wereldoorlog die de welvaart en vooruitgang heeft gebracht:, en dat noemt hij "liberalisme":
  Het cultureel liberalisme van de jaren 1960 en het economisch liberalisme van de jaren 1980 hebben ons emancipatie en welvaart gebracht

En het ging mis toen het liberalisme de macht greep:
  Maar ook keerzijden. Zo is er de droefheid van de moderniteit in de vorm van hyperindividualisme en hypermaterialisme.

Want dat is het echte liberalisme. met "neo" ervoor omdat er dus die tijd zit tussen de vorige periode van dominantie van het liberalisme: de tijd van Dickens.
   Met als gevolg:
  ... hyperindividualisme en hypermaterialisme. En er ontstond een diepe mentale kloof tussen moderniseringswinnaars en -verliezers.

En dat 'moderniseringsverliezers' is een relatief nieuwe term, en een leugen. Want dat het onderste deel van de maatschappij verliest tegelijkertijd met modernisering, heeft geen directe relatie met modernisering: de havenarbeiders in Rotterdam hoeven niet meer te sjouwen met zakken kolen op hun rug dankzij de modernisering. Enzovoort.
    Nee, dat lagere klassen verliezen tegelijkertijd met de modernisering van de laatste twee decennia,komt omdat de hogere klassen alle voordelen van die modernisering in eigen zak hebben gestoken. De lagere klassen zijn neoliberaliseringsverliezers, geen moderniseringsverliezers.
   Overigens staat in die voorlaatste zin, per ongeluk, het woord "klassen". Men wil het apert niet horen uitleg of detail , maar dit is dus allang een klassenstrijd geworden 

En een derde (de Volkskrant, 22-05-2014, column door Marcel van Dam, socioloog):
  Kiezen met de kennis van nu en later

Mensen die stemmen, doen dat nog maar zelden in de overtuiging dat hun stem enig verschil maakt. Dat geldt zeker voor de verkiezingen van vandaag. In Brussel zal op geen enkele wijze rekening worden gehouden met de uitslag. ...
    Het hele Europese project is vanaf het begin een zaak geweest van de politiek-bestuurlijke elite. Pas in het laatste decennium heeft de geëmancipeerde kiezer in de gaten gekregen dat hij mede wordt bestuurd door een aantal technocraten in Brussel op wie hij minder invloed kan uitoefenen dan de Nederlandse kiezer van vóór 1848.
    Ook nationaal voert de grote meerderheid van de politiek-bestuurlijke elite consequent een beleid dat op belangrijke punten door een grote meerderheid van het electoraat wordt afgewezen. Zo blijkt keer op keer uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau dat de meeste Nederlanders tegen de afbraak van de verzorgingsstaat zijn, met name tegen bezuinigingen op de gezondheidszorg. Toch gaat de afbraak door.
    De besturende elite wordt daarbij gevoed door een conglomeraat van adviesorganen die in lijn met het CPB verkondigen dat die afbraak noodzakelijk is om te voorkomen dat de collectieve uitgaven en de belastingdruk stijgen en ons concurrentievermogen wordt aangetast. Dat in Europese landen waar de belastingdruk en collectieve uitgaven het hoogst zijn de armoede geringer is, ouderen en mensen met een gebrek beter worden verzorgd, minderheden minder worden gediscrimineerd, gezondheidszorg en onderwijs op een hoger peil staan, de bevolking gelukkiger en de concurrentie-kracht groter is, wordt kennelijk niet als relevant beschouwd. Als de feiten in strijd zijn met de ideologie, des te erger voor de feiten.    ...

De ideologie die Van Dam noemt in de laatste zin van het citaat is natuurlijk die van het neoliberalisme.
    Met Van Dam en Cuperus hebben we de figuren die met enige regelmaat (eens in de zoveel maanden) het falen van de elite constateren wel gehad. De rest betreft een doodenkele uitschieter.

Of het gaat min-of-meer per ongeluk, zoals hier (de Volkskrant, 16-09-2015, rubriek De kwestie, door Peter de Waard):
  Wordt de Red Flag weer strijdlied?

Zaterdag klonk op het Labourpartijberaad in Londen weer de Red Flag, het socialistische strijdlied dat in 1889 werd geschreven door Jim Connell op de wijs van Oh Tannebaum.
    Met de 66-jarige Jeremy Corbyn heeft Labour een leider die met de rode vlag durft te zwaaien - ruim twintig jaar nadat de jonge Tony Blair die symbolisch in brand had gestoken.
    In de VS heeft de 'rode democraat' Bernie Sanders (74!) in enkele staten inmiddels Hillary Clinton overvleugeld. Volgens peilingen kan hij in Iowa rekenen op 43 procent van de stemmen tegen 33 procent voor Clinton. In New Hampshire staat Sanders zelfs op 53 procent tegen Clinton 30 procent. Juist in deze staten vinden de eerste voorverkiezingen plaats.
    Misschien piekt Sanders te vroeg, maar in de politiek is zonder twijfel een ruk naar links gaande. Mensen durven weer te kiezen voor ouderwetse socialisten die sinds het begin van de jaren negentig persona non grata waren geworden in hun eigen partij.
    Minder duidelijk is of ook sprake is van een ideologische verschuiving. Corbyn en Sanders haken net als rechtse populisten (Trump, Farage en Wilders) in op de groeiende onvrede over de zelfverrijking en de angst voor slechtere arbeidsvoorwaarden, pensioenen en zorg.    ...

Dat van die "ideologische verschuiving" is natuurlijk onzin: gewone mensen stemmen niet op een ideologie - dat is voor dwaze half-intellectuelen. Wat de gewone mensen gemerkt hebben is dat sociaal-democratie niet werkt in het afstoppen van de zelfverrijking:
  Als er al een massabeweging bestaat, is het die van ontevredenheid over het politieke establishment, dat de neoliberale ideologie van het duo Thatcher en Reagan niet kan loslaten.

En kiezen voor socialisten. Waarvoor de elite dit soort terminologie heeft:
  Misschien kan een opgepoetste marxistische ideologie als slopershamer fungeren.

Maar daar trappen de gewone mensen dus steeds minder in. Die 'marxistische ideologie' is doodgewoon de constatering dat de elite bestaat uit ploerten. En dat wordt voor iedereen zichtbaar steeds duidelijker.


Naar Sociologische krachten , of site home .

25 jan.2014