Bronnen bij Allochtonenproblematiek: allochtone wijken

Alom wordt gepraat over de probleem in de allochtonen wijken, en de huisvesting in die wijken. Huizen waar voorheen Nederlanders woonden, en waar toen geen enkel opvallend probleem was. Opvallende problemen, die kwamen met de nieuwe bewoners (de Volkskrant, 29-03-2007, column door Marcel van Dam):
  Het probleem zit niet in de huizen

Voortvarend is minister Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie aan haar tournee begonnen langs de 40 probleemwijken waarin extra geld zal worden geïnvesteerd om er weer prachtwijken van te maken. De aanpak getuigt van de wil het probleem van de achterstandswijken op te lossen. Maar de geplande aanpak zal niet tot een oplossing leiden, noch tot prachtwijken.
    De aanpak is niet nieuw. Al onder het eerste kabinet-Lubbers werden 30 probleemwijken gekozen voor een opknapbeurt, daarna volgden het beleid van de Sociale Vernieuwing, het Grote Stedenbeleid en de 56 probleemwijken van minister Kamp.
    In de jaren zeventig veroorzaakte toenmalig staatssecretaris Schaeffer een doorbraak in het stadsvernieuwingsbeleid. Hij pakte de vooroorlogse wijken aan met een agressief programma van sanering (sloop) van oude huizen die niet meer tegen redelijke kosten waren op te knappen, en grootschalige woningverbetering van huizen die wel konden worden aangepast aan moderne eisen. Met ondersteuning van het groeikernenbeleid en het huur- en subsidiebeleid bereikte Schaeffer spectaculaire resultaten.
    Daarna is er alleen maar sprake geweest van het pompen van vele miljarden in bodemloze putten.
    Waarom lukte het daarna niet meer? Toen zat het probleem in de huizen, daarna in de mensen. De stadsvernieuwing lukte doordat de stenen en de gebouwde omgeving betrekkelijk makkelijk kunnen worden vernieuwd. Vooral doordat er in de oude wijken ‘nieuwe’ ruimte kon worden geschapen door het gestimuleerde vertrek van veel bewoners naar groeigemeenten als Almere, Spijkenisse en Nieuwegein.
    Het probleem van de huidige probleemwijken is dat een te groot aantal mensen met te veel problemen op een te klein gebied woont. Weliswaar is de staat van de ‘hardware’ ook niet florissant, maar die hangt voor een flink deel weer samen met de bewoners.
    Dat zijn meestal genaturaliseerde gastarbeiders en meer recente etnische immigranten. Zij hebben vaak een lage opleiding, velen spreken gebrekkig Nederlands, ze zijn het minst geïntegreerd en een hoog percentage is werkloos. Er is relatief veel drugsoverlast en criminaliteit. De afwijkende wooncultuur komt de leefbaarheid niet ten goede.
    Dat de concentratie van problemen van bewoners dominant is bij het ontstaan van een probleemwijk blijkt uit de geschiedenis van de Bijlmermeer. In opzet een prachtwijk. Maar door het huisvestingsbeleid van de gemeente Amsterdam werd de Bijlmer volgestouwd met immigranten uit Suriname en later ook uit andere, met name Afrikaanse landen. De prachtwijk veranderde in een probleemwijk.
    In studies over wonen en integratie van immigranten komt een vast patroon naar voren. De eerste generatie vestigt zich in de oudste delen van een stad, waar de goedkoopste huurwoningen zijn. Die generatie integreert niet. De tweede generatie begint voorzichtig naar de randen van de stad uit te waaieren en integreert half. De derde generatie verspreidt zich helemaal en integreert helemaal.
    Beleid dat wordt afgestemd op maatschappelijke trends is altijd het succesvolst. Vogelaar zou dus een beleid moeten uitstippelen dat immigranten van de tweede en derde generatie stimuleert, niet dwingt, de probleemwijken te verlaten en te gaan wonen in andere wijken en andere gemeenten.    ...
    De vertrekkende bewoners nemen natuurlijk hun problemen mee naar hun nieuwe woonplaats. Maar daar zijn ze een stuk makkelijker op te lossen. Kleinschalige begeleiding in een zo goed als probleemloze omgeving met een andere sociale controle heeft veel meer effect. ...

Men heeft er niets van geleerd.


Naar Allochtonen problematiek , site home .

1 apr.2007