Bronnen bij Allochtonendebat oktober 2005: de burqa
De discussie
gaat verder (begin hier
) met een artikel van Marjolijn Februari, die hetzelfde argument
gebruikt als de redactie, met wat andere invulling:
Uit:
De Volkskrant, 22-10-2005, column door Marjolijn Februari
Daar ligt het formele gelijkheidsbeginsel te blinken
... Toch verlang ik soms ook hevig naar plezier. Als overal
politieke theorieën en morele stelsels overhoop worden gehaald om de schijn te
wekken van principiële discussie, als mensen beginnen te imponeren met grote
woorden, als begrippen worden uitgehold, opgevuld, losgepeuterd, toegeëigend en
geclaimd, als er met veel aplomb wordt gewezen op grondrechten en
grondbeginselen - dan zak ik als een verveelde puber onderuit. Boring, gaap ik.
Been there, done that. ...
Maar plotseling schemeren er sensaties door de abstracte
discussies heen en zo schiet ik overeind als ik terecht kom bij een artikel over
het gelijkheidsbeginsel. Ik blader terug, knip hier en daar wat uit en leg ten
slotte drie krantenknipsels naast elkaar op tafel. Het eerste knipsel is een
bericht van persbureau Reuters over de purdah, het gebod om de openbaarheid te
schuwen. Volgens het bericht is die purdah tijdens de grote aardbeving van twee
weken geleden fataal geweest voor veel vrouwen in het noorden van Pakistan.
Reuters legt uit: 'De culturele en religieuze tradities
bepalen dat vrouwen sterk aan huis zijn gebonden en niet vaak op straat worden
gezien. Het gebod van purdah (Urdu voor 'achter de sluier') betekent dat vrouwen
uiterst kuis en teruggetrokken moeten leven, achter de muren van het huis, of
anders achter de gezichtssluier.' En dus is het volgens Reuters goed mogelijk
dat veel vrouwen aarzelden de straat op te gaan toen de aardbeving begon. Omdat
ze op dat moment 'er niet op gekleed waren zich buiten te vertonen'.
Ik draai het knipsel om. Aan de achterkant staat een bericht
van twee verslaggeefsters van de Volkskrant. Ze hadden in juli terreurverdachte
Samir A. op de publieke tribune zien zitten bij het proces tegen de
Hofstadgroep. 'Samir A. heeft niet langer een radicaal-islamitisch voorkomen,
draagt geen brilletje meer, geen djellaba, noch een gehaakt mutsje. Op het oog
is hij een moderne puber. Zijn stekeltjeshaar is met gel in model gebracht, hij
is gekleed in een spijkerbroek en een donkerblauwe parka.'
Ook de verslaggeefsters leggen uit: 'Dat nieuwe uiterlijk
heeft hij niet om de medewerkers van de AIVD om de tuin te leiden. Daar is meer
voor nodig, weet hij. Samir A. is op de dag dat hij werd vrijgesproken van het
voorbereiden van aanslagen, op 6 april 2005, vaak gefotografeerd. Hij zag er
toen islamitisch uit. Die foto heeft in veel kranten gestaan. Hij wil voorkomen
dat hij op straat wordt herkend en door moslimhaters wordt neergeslagen.'
Aan de ene kant tienduizenden vrouwen dood omdat ze zonder
sluier de straat niet op mogen aan de andere kant een mannelijke voorvechter van
de islam die zijn djellaba uittrekt uit angst in elkaar geslagen te worden.
Commentaar nodig? Hooguit op het woord 'moslimhater'. Waarom niet
'terroristenhater'? Samir A. kon immers veilig in zijn djellaba rondlopen zolang
op straat niemand hem verdacht van terrorisme?
Door naar het tweede knipsel. Een columniste bekritiseert
minister Verdonk van integratie omdat die wel het dragen van een burqa wil
verbieden en het dragen van carnavalsmaskers niet. De minister, schrijft de
columniste, kent blijkbaar artikel 1 van de Grondwet niet, dat alle . mensen in
Nederland een gelijke behandeling garandeert. De minister beseft volgens haar
duidelijk niet wat discriminatie is.
Mooi, daar ligt het formele gelijkheidsbeginsel dan te
blinken op tafel. Maar toch is dat formele gelijkheidsdenken heel wat minder een
gelijkheidsdenken zodra je de vorige twee berichten nog eens terugleest. Want
hoeveel gelijkheid garandeert het dragen van de burqa eigenlijk? En hoe gelijk
is de moslima in het derde knipsel, waarin ze vertelt dat ze de gezichtssluier
'van haar man niet meer hoeft te dragen'?
Nederland. Veilige haven. Waar van overheidswege al eens de
genitale verminking van vrouwen werd toegestaan. Op basis van grote woorden,
imposante begrippen en formele interpretaties van abstracte grondbeginselen. En
waar ruimdenkende mensen nu vanwege het gelijkheidsbeginsel nota bene de purdah
verdedigen! Het wordt hoog tijd de Grondwet niet steeds te misbruiken als
toestemming om te doen waar je zin in hebt. Tijd om aan woorden als gelijkheid
en vrijheid weer inhoudelijk betekenis te geven. Anders slaan die woorden zomaar
om in hun tegendeel.
Uit:
De Volkskrant, 26-10-2005, column door Anet Bleich
Burqa, Grondwet, vrijheid
... M'n verzet tegen het verbieden van de burqa komt voort uit het
principe van gelijke monniken, gelijke kappen. Zelfs als mevrouw Verdonk haar
pleidooi voor een verbod had gebaseerd op het belang van de vrouwen in kwestie
wat ze niet deed - was het een bevoogdend en ineffectief voorstel geweest. Je
kunt (moslim)vrouwen die onder de plak van hun man zitten net zo min van
bovenaf, per decreet, emanciperen, als je met behulp van bombardementen een
volwaardige democratie in Irak kunt vestigen. En als je wel de burqa verbiedt,
omdat ieders gezicht zichtbaar zou moeten zijn, maar geen andere maskers, dan
discrimineer je en dat mag niet van artikel 1 in onze Grondwet.
Deze stellingname is Marjolijn Februari (het Betoog, 22
oktober) in het verkeerde keelgat geschoten. Ze heeft het, een tikje
laatdunkend, over 'het formele gelijkheidsbeginsel', over misbruik van de
Grondwet en over de noodzaak 'om aan woorden als gelijkheid en vrijheid weer
inhoudelijk betekenis te geven. Anders slaan die woorden zomaar om in hun
tegendeel'.
Met hoeveel genoegen ik Februari ook lees, deze keer ben ik het grondig met haar
oneens. Als er in deze turbulente tijden iets is waaraan ik hartstochtelijk zou
willen vasthouden, dan zijn het de formeel, bij wet gegarandeerde vrijheid en
gelijkheid. Het kan zijn dat Februari de consequenties van haar suggestie om
die formele beginselen te relativeren en ze inhoudelijk in te vullen, niet
geheel heeft doordacht.
Moeten we islamitisch onderwijs verbieden, terwijl we het
katholieke, joodse en protestants-christelijke gewoon laten voortbestaan? Moeten
we de zogeheten 'oudkomers', mensen die hier al jaren wonen en vaak Nederlands
staatsburger zijn, dwingen inburgerings-examen te doen? Dat zijn inbreuken op
het gelijkheidsbeginsel. Moeten we Samir A., als zijn schuld niet wettig en
overtuigend bewezen kan worden, dan maar in administratieve detentie houden?
(Inbreuk op het vrijheidsbeginsel.) Als we daaraan gaan beginnen, gooien we,
wellicht ongewild, de rechtsstaat overboord. Ik hecht aan die rechtsstaat, aan
gelijkheid voor de wet, aan de vrijheid, ook die van godsdienst. Niet omdat ik
een zeloot ben, maar omdat we uit de geschiedenis kunnen leren dat verbieden en
dwang niet alleen verkeerde, maar ook niet-werkende instrumenten zijn.
Meer dan zeventig jaar was Sovjet-Rusland een atheïstische
staat waar je maar beter niet openlijk religieus kon zijn. Nu zitten daar de
kerken en moskeeën weer vol. Het pro-Russische bewind in Afghanistan, begin
jaren tachtig, was een akelige dictatuur; het heeft wel getracht de positie van
vrouwen te verbeteren, onder meer door leerplicht voor meisjes. Het resultaat
was nul komma nul, omdat de maatregelen niet werden aanvaard.
Nee, waarde Marjolijn Februari, in de strijd tegen
fundamentalistische ideeën en praktijken helpt (behalve dan ingeval van
wetsovertreding, zoals aanslagen of genitale verminking) geen dwang en al
helemaal geen discriminatie. Alleen overtuigingskracht.
Red.: Om bij haar gelijk te blijven, maakt Bleich haar
ongelijk duidelijker. ten eerste: het anti-dicriminatieartikel in de Grondwet
zegt niet dat alles en iedereen gelijk behandelt moet worden, alleen dat
ongelijke behandeling op grond van secundaire zaken als ras, geloof en
dergelijke niet mogen. Je mag mensen wel discrimineren op leeftijd, dat heet
bijvoorbeeld "het recht op AOW", en je mag ook discrimineren op cultuur:
koppensnellerij is in Nederland niet toegestaan, en peniskokers de facto ook
niet (dit valt onder regelingen over de openbare zedelijkheid), en andere
culturele uitingen als een veren hoofdtooi wel. Burqa en carnavals-masker
verschillen niet alleen in geloof, ze verschillen in ook in gebruik
en cultuur: het een vernederend teken van onderscheid, het ander een teken van
een vrolijk gevoel. Dat blijkt ook uit het feit dat maskers slechts een korte
tijd gedragen worden, een burqa altijd. En ten derde in verlenging op ten
tweede: een burqa maakt iemand anoniem, en is een perfecte persoonlijke
dekmantel voor illegale activiteiten. Op een burqa is dus dusdanig verschillend,
dat het anti-discriminatieartikel volstrekt niet van toepassing is. Het tweede
Bleich argument is dat over scholen. Hiervoor gelden soortgelijke argumenten.
Islamitische scholen zijn niet alleen scholen, ze zetten ook een culturele lijn
voort, die mede bestaat uit een aantal punten die de betrokken kinderen
slechtere toekomstkansen bezorgen. Islamitische scholen zijn dus niet gelijk aan
protestants-christelijke scholen, omdat het beide scholen zijn. Overigens is het
IRP evenzeer tegen christelijke scholen als tegen islamitische, maar om andere
redenen: dat ze leerlingen discriminerende overtuigingen aanleren of daarin
bevestigen.
Er volgen nog wat kleinere soortgelijke fouten, maar tenslotte wordt het
wapen in stelling gebracht dat het voorkeurswapen is van "denkers" die in
intellectuele problemen zijn gekomen: het duivelsaanroepen. De duivel van het
nazisme inmiddels dusdanig afgekloven en bekritiseerd is dat deze kennelijk niet
meer kon, dus vervalt Bleich tot een oudere favoriet, het communisme: In
Sovjet-Rusland godsdienst was verboden was, de Sovjet-Unie is fout, dus is
iedere beperking in godsdienstbeleving fout. Een klassiek voorbeeld van een
drogredenatie. De beweringen over Afghanistan die Bleich gebruikt als voorbeeld
van haar stelling zijn ronduit gelogen, zoals blijkt uit verklaringen van
immigranten uit Afghanistan, op onbewaakte momenten gedaan (bronnen volgen).
Kortom: Anet Bleich doet precies waar Marjolijn Februari haar op gewezen
heeft: de gebruikt grote, zware, principes zonder op de praktische
omstandigheden die aan die principes kleven in de werkelijkheid te storen. De
communisme-redenering is daarvan een uiterst platvoerse illustratie.
Het bovenstaande is geschreven op 28 oktober, er vanuit gaande dat Marjolijn
Februari op zoveel onbenulligheid waarschijnlijk niet zou reageren. Gelukkig
heeft ze het wel gedaan:
De Volkskrant, 29-10-2005, column door Marjolijn Februari
Geen ijs van Mövenpick omdat ik bang was andermans
gevoelens te kwetsen
... Er is inmiddels een generatie opgegroeid die mijn razendsnelle
aarzeling over de wijn waarschijnlijk niet meer herkent en niet meer begrijpt,
en dat is mooi. Maar gebleven is de ongemakkelijkheid tussen beleefde mensen die
elkaars gevoelens willen ontzien. Die een verschil tussen zichzelf en de ander
vaststellen dat irrelevant is en dat ze liever niet zouden vaststellen, maar dat
nu eenmaal bestaat en dat ergens in de geschiedenis met negatieve associaties
beladen is geraakt. Gebleven is de ongemakkelijkheid rond discriminatie.
Vorige week zou ik niet eigener beweging over gezichtssluiers
zijn begonnen. Wel heb ik ernstig bezwaar tegen het opduiken van gezichtssluiers
op straat, maar ik ga geen campagne voeren voor een verbod. Als ik er toch over
begon, was het omdat Volkskrantcollega Anet Bleich de sluier vergeleek met een
carnavalsmasker. Of juist niet vergeleek: ze stelde ze zonder meer aan elkaar
gelijk.
Minister Verdonk had gezegd wel de burqa te willen verbieden
maar niet het masker, en volgens Bleich maakte de minister daarmee inbreuk op
artikel! van de Grondwet, het gelijkheidsbeginsel of anti-discriminatiebeginsel.
Laat ik aannemen dat Bleich de Nederlandse moslims niet negatief wilde
discrimineren en dus uit pure ongemakkelijkheid meteen maar de burqa onder haar
hoede nam. Dat is een nobel streven. Maar moeten we eigenlijk niet eerst eens de
bijzonderheden van het geval bekijken?
Want zijn de burqa en het carnavalsmasker te vergelijken?
Welnee, niemand loopt het hele jaar door met een masker op, het carnaval is een
uitzonderingssituatie - dat is juist de aard van het carnaval. Zou je er het
hele jaar mee willen lopen, dan zijn er een aantal gemeentes in Nederland waar
de Algemene Politie Verordening dat nu al verbiedt en het zou ongetwijfeld
overal worden verboden zodra het in de mode kwam. Er zijn in het openbaar wel
meer dingen verboden: van wildplassen en naaktlopen tot alcohol drinken op de
openbare weg.
Vrijheid en gelijkheid geven ons nu eenmaal niet het recht louter te doen waar
we zin in hebben, schreef ik vorige week, het zijn geen loze begrippen, ze
brengen verplichtingen met zich mee. Anet Bleich concludeert dat ik het formele
gelijkheidsbeginsel relativeer - nee! - dat ik gelijkheid inhoudelijk betekenis
geef - ja! - en dat ik de gevolgen ervan niet goed heb overdacht. Zou dat zo
zijn? Laten we eens kijken.
Ging de belastinginspecteur in tegen grondwettelijke
vrijheden door in 1984 de Kerk van Satan niet als kerkgenootschap te erkennen?
Nee, want de Kerk van Satan was een bordeel en het onderscheid tussen bordeel en
kerk is tamelijk relevant als inhoudelijk criterium voor erkenning. Krijgt de
islam van zulke inhoudelijke criteria ook last, zoals Anet Bleich vreest?
Natuurlijk niet, want de islam is als wereldreligie gelijkwaardig aan overige
wereldreligies en wordt dan ook op gelijke wijze door de Grondwet beschermd.
Kortom, als Anet Bleich vermoedt dat ik discrimineer, dan
heeft ze gelijk. In de positieve betekenis van het woord is discriminatie ook
van belang, sterker nog, het maken van onderscheid is de basis van ons
rechtssysteem. Je maakt onderscheid tussen het ene geval en het andere geval,
tussen het ene motief en het andere motief, tussen de ene gedraging en de
andere: in het recht heet dat casuïstiek. Een minutieus vergelijken totdat je
kunt concluderen welke gevallen gelijk zijn en welke ongelijk.
Ik geloof heilig in het eindeloze gepriegel van deze
casuïstiek en deze vorm van discriminatie.
En ik vind het, zacht gezegd, onverstandig om dat gepriegel over te slaan en
steeds maar direct triomfantelijk door te stoten naar de Grondwet. Gewoon een
tijdje niet meer over de Grondwet praten, maar elkaar zorgvuldig discrimineren -
tot we eruit zijn.
Red.: Februari gebruikt identieke argumenten als de redactie.
Hierin steekt een grote troost: verstandige mensen worden het uiteindelijk met
elkaar eens; dit in tegenstelling tot onverstandige mensen: die worden het nooit
met elkaar eens, zelfs als ze hetzelfde zeggen.
Het bovenstaande is een specifiek voorbeeld van de denkfouten die linkse
intellectuelen graag maken, waarover meer hier
. Ter verdere illustratie nog de volgende, nagekomen berichten:
Leids universiteitsblad Mare, citerend uit het Delfts universiteitsblad
TU Delta, 27-10-2005.
Bivakmutsen
Vier studenten van de Delftse Technische Universiteit moeten binnenkort voor de
rechter verschijnen, omdat zij onlangs de medewerkers van een tankstation aan de
Kruithuisweg de schrik van hun leven hebben bezorgd. De vier reden, met
bivakmutsen op hun hoofden, in hun busje langzaam langs het pompstation. Het
personeel schrok ontzettend en belde meteen de politie, omdat zij dachten dat
hun een overval te wachten stond. Even later vond de politie de bus van het
viertal, met daarin de bivakmutsen, terug in de Phoenixstraat. Kort daarna
werden de vier onruststokers door de agenten in de kraag gevat. Of het om een
uit de hand gelopen studentengrap gaat, is niet bekend.
Red.: En voor de burqa geldt precies hetzelfde als voor
de bivakmuts: het maakt mensen onherkenbaar, en staat voor misbruik.
Vervolgens nog wat ervaringsobservaties:
De Volkskrant, 29-10-2005, ingezonden brief van Nell Tjong Ayong (Utrecht)
Burqa
In reactie op de column van Anet Bleich (Forum, 25 oktober): In 2003 op vakantie
in Istanbul heb ik voor het eerst en slechts één maal vrouwen in de traditionele
zwarte kleding met gezichtsbedekking gezien. Die vielen echt op want vrouwen met
een hoofdoek kom je daar niet veel tegen. De vrouwen in Ankara en Istanbul zagen
er heel wat moderner uit dan de vrouwen die ik bij de moskee bij mij om de hoek
in Utrecht tegen kom. Om van de danseressen die op de televisie op Turkse
popmuziek dansen, maar te zwijgen.
Kort na mijn terugkeer zag ik in de buurtsuper opeens twee in zwarte burqa
geklede vrouwen. Ik leefde toen nog in de veronderstelling dat ze waarschijnlijk
net uit Turkije gekomen waren. Sindsdien kom ik steeds vaker vrouwen in burqa
tegen.
Toen ik laatst per ongeluk tegen een van hen aanliep vroeg ze me in perfect
Nederlands of ik niet beter uit kon kijken.
Nee mevrouw Bleich, het aantal vrouwen dat in burqa gekleed gaat neemt niet af,
maar juist snel toe.
Zag je tot twee jaar geleden dat met name jonge vrouwen steeds creatiever werden
in hun kleding en weliswaar het lichaam zoveel mogelijk bedekten, maar voor
vrolijke kleuren en elegante modellen met een mooie bijpassende hoofddoek kozen,
nu zie je steeds meer vrouwen met de zwarte traditionele kleding en bedekt de
hoofddoek een steeds groter deel van het gezicht. Alleen de gezichtssluier is
nog een uitzondering.
Ik vind het vreemd dat in de grote steden van Turkije traditionele kleding niet
gebruikelijk is en dat men er hier zo'n probleem van maakt.
Red.: Waarbij aangetekend wordt dat in Turkije in openbare
instellingen niet alleen burqa's, maar ook "gewone" hoofddoeken verboden zijn.
Wat betreft de juridisch aspecten de volgende bijdrage:
De Volkskrant, 08-11-2005, door Marcel Buurman
Gelijkheid wet geen afscheid van verschil
Anet Bleich stelt (Forum, 12 en 26 oktober) dat artikel 1 van de Grondwet het
wettelijk vastleggen van een verbod op het dragen van een burqa in de weg staat.
Ze slaat hier de plank mis. Artikel 1 gebiedt de overheid gelijke gevallen
gelijk te behandelen en verbiedt discriminatie. Een burqaverbod zou alle burgers
treffen. Er wordt derhalve niet gediscrimineerd en niet in strijd met artikel 1
gehandeld. Er is sprake van strijdigheid met de Grondwet als het moslims wordt
verboden gezichtsbedekkende kleding te dragen en anderen niet.
Bleich denkt dat een burqaverbod meebrengt dat ook het dragen
van maskers tijdens het carnaval wordt verboden. Daarmee miskent ze de strekking
van wat wordt verstaan onder 'gelijke gevallen'. De wetgever kan verschillende
gevallen verschillend behandelen. De Memorie van Toelichting bij artikel 1 zegt
dat het onvermijdelijk is dat de wet onderscheidingen maakt en groepsgewijs
ongelijkheden schept, en dat het erop aankomt dat de ongelijkheden
gerechtvaardigd zijn.
De afwijkende omstandigheden en achtergronden van het dragen
van maskers tijdens carnaval ten opzichte van het dragen van een burqa, kunnen
de wetgever best ertoe brengen te bepalen dat een verbod op het dragen van
gezichtsbedekking niet geldt tijdens carnaval. Uiteraard, voor moslims én
niet-moslims.
Opvallend is overigens dat Bleich wel instemt met een verbod
op de burqa op scholen.
Waarom is dan, haar redenering volgend, opeens geen sprake meer van strijdigheid
met de Grondwet? Het is juister deze discussie in het licht van artikel 6 van de
Grondwet te zien: de vrijheid van godsdienst. Maar ook dan kan de wetgever mijns
inziens tot het instellen van een burqaverbod komen. De Grondwet maakt
wettelijke beperkingen expliciet mogelijk door de toevoeging 'behoudens ieders
verantwoordelijkheid voor de wet'. Het is aan de wetgever uit te maken waar de
grenzen liggen. Als dat de formele (landelijke) wetgever is, kan de rechter
diens besluit niet toetsen aan de Grondwet. Bij lagere wetgevers (zoals
gemeenten) kan dat wel.
Overigens kan de rechter de toepassing van een formele wet
wel toetsen aan verdragen, zoals het Europees mensenrechtenverdrag. Die
verdragen bieden aangesloten staten de mogelijkheid vrijheden bij wet in te
perken. Bleich verliest uit het oog dat minister Verdonk niet pleitte voor een
algemeen verbod, maar wilde onderzoeken of de burqa in specifieke situaties
verboden kan worden. Het verschil in standpunt is dan minder principieel.
Immers, als Bleich de grens stelt bij het dragen op school en Verdonk ook in
enkele andere situaties een verbod wenselijk vindt, dan is die grens minder vast
dan Bleich doet voorkomen.
Als Bleich verwijst naar Afghanistan, bij de stelling dat het
van buitenaf opleggen van een verbod niet werkt, vergeet zij dat in Turkije een
consequente politiek van sterke dwang wel tot resultaten leidde.
Red.: Een haarscherp exposé van de ondeskundigheid, het
onbenul, de inconsequenties, en de tegenstrijdigheden van de multiculturalist en
politiek-correcte.
Naar Allochtonendebat oktober 2005 , Hiërarchie
allochtonen , of site home
.
|