Linkse denkfouten

Naar aanleiding van de verkiezingsnederlaag van 2002 is er binnen de linkse beweging enige zelfreflectie ontstaan. Eén van de veelgestelde vragen luidt: wat is er fout gegaan dat zo veel kiezers weg zijn gelopen. Een andere vraag luidt wat "links" nu in feite is. Die laatste vraag wordt behandeld in Linkse denken  , waar ook de algemene oorzaken van de in 2002 geconstateerde problemen langskomen. In het onderstaande zijn daarvan een aantal meer specifieke voorbeelden verzameld .

De eerste en belangrijkste linkse denkfout is de opvatting dat emotionele argumenten boven rationele gaan. Dat is een opvatting die zelden expliciet wordt uitgesproken, maar ondubbelzinnig volgt uit andere houdingen en stellingnames, zoals bijvoorbeeld uit hun uitgesproken angst voor regelmaat en orde  , en de kleinering en ontkenning van wetenschappelijk en technische vooruitgang  . De reden hiervoor is waarschijnlijk dat de meeste linkse denkers uit de hoek van de zachte wetenschappen, de menswetenschappen als sociologie, psychologie, komen, of hun maatschappelijke verwanten als politiek, journalistiek, onderwijs en dergelijke. In al deze wetenschappen en beroepen gaat het voornamelijk over emoties, en komt het rationele nauwelijks te pas. De meeste beoefenaars ervan hebben een onbewuste, intuïtieve, en daarom vaak heel krachtige, hekel aan rationele zaken en argumenten, omdat rationele zaken en argumenten vaak ingaan tegen de persoonlijke wensen van die mensen. Ze vinden roken en drinken en veel eten lekker, en dat het rationeel is aangetoond dat roken, drinken en veel eten niet goed is, is voor hen een sterk, zij het meestal onbewust, argument tegen het rationele denken. Op het maatschappelijke vlak spelen dezelfde soort processen. Het is emotioneel veel gemakkelijker om arme mensen uit het buitenland toe te laten, dan rationeel te bedenken dat je ze ergens in Nederland zal moeten bergen, en dat dat geld kost. Maar dat is een van de specifieke voorbeelden die onder verder uitgewerkt worden.

Specifieke denkfout nummer een is het idee dat alle mensen gelijk zijn. Dit is een afgeleide van het ideaal van gelijkheid, zoals verwoord in de Franse wapenspreuk: Liberté, Egalité, Fraternité. Dit ideaal ontstaan is naar aanleiding van de Franse kastenmaatschappij van voor de Franse revolutie, en als toegepast op dit soort ongelijkheid is het idee juist. De huidige tijd heeft nog veel van dit soort verschillen, en nog meer verschillen, bijvoorbeeld in gevestigd bezit, die daar vanaf stammen. Deze vorm van ongelijkheid dient ten sterkste bestreden te worden.

Door linkse intellectuelen in de twintigste eeuw wordt het echter op een heel andere manier toegepast, in de zin dat ieder mensen min of meer dezelfde capaciteiten heeft, en voor zover die capaciteiten verschillen die verschillen geëgaliseerd moeten worden  . Op de manier toegepast is het gelijkheidsideaal onjuist, zie de uitwerking hier  . Omdat de rechtse vorm van ongelijkheid, die niets anders is dan "het recht van de sterkste"  , ook niets is, staat er op deze website een eigen visie geschreven in Gelijkheid en ongelijkheid  , maar ook elders kan men ideeën treffen die hier op lijken  . In het kort behelst deze visie dat sommige mensen geboren zijn om timmerman te worden, en anderen professor in de sterrenkunde. De een wordt dirigent, de ander orkestlid. En de een kan beter een organisatie leiden, de ander gewoon meewerken. Waar het bij ongelijkheid als onrecht om gaat, is dat iemand een positie verwerft op andere manier dan op grond van zijn capaciteiten. Het principe van gelijkheid kan dus beter geformuleerd worden in de vorm dat alle posities, voorrechten, en macht verkregen op andere grond dan capaciteit, bijvoorbeeld door afkomst of vriendenkring, als ernstig onrecht bestreden moet worden. Een gevolg van dit gelijkheidsprincipe is het verzet tegen selectie op grond van capaciteiten. Voor gewilde studies met een beperkt studentenaantal als medicijnen moet een vorm van selectie worden gedaan. Het linkse gelijkheidsprincipe leidde ertoe dat men decennialang het stupide systeem van loting in plaats van studieprestaties heeft gebruikt als toelatingscriterium, tegen iedere vorm van gezond en gewoon verstand in  (het veelgebruikte argument: het gaat niet om cijfers maar motivatie, is volstrekt onjuist, omdat dit zowel de voor de zesjes als de negens geldt (zie Denkfouten, loze argumenten  ; voor het werkelijke argument, zie het antwoord in het kort hier  , en hier een verdere analyse  ).

De eerste subvariant van het gelijkheidsideaal is, al op diverse plaatsen genoemd: als de mensen niet gelijk zijn, moeten we ze gelijk maken. Dit is met name toegepast in de context van het onderwijs, leidende tot het idee dat iedereen dezelfde opleiding zou moeten krijgen, bekend geworden in de jaren zeventig als middenschool, basisvorming, studiehuis, en dergelijke mooie termen. Dit is volkomen onjuist, omdat het in feite strijdig is het goede gelijkheidsideaal: iedereen heeft evenveel recht op onderwijs, dat wil zeggen: evenveel onderwijs naar zijn capaciteiten. Het gelijkheidsideaal heeft ook geleid tot de samenvoeging van allerlei schoolvormen tot massascholen, tegen alle gezonde verstand en alle adviezen uit het veld en ervaringen elders in  . Zelfs nu nog wordt gestreefd naar het samenvoegen van universiteiten en hoger beroepsonderwijs; de argumenten daarvoor zijn weer loze argumenten, want ze gelden ook voor de samenvoeging van hoger beroepsonderwijs en middelbaar beroepsonderwijs (ook hier zegt het gezond verstand weer dat het onzin is, omdat de culturen totaal verschillen, om voor de hand liggende reden: de studenten hebben andere capaciteiten en houdingen). Voor een paar losse beschrijvingen van de gevolgen, zie hier  , en een uitgebreide behandeling onder initiatief van Martin Sommer start hier  . Voor een bevestiging van de relatie tussen die onderwijsrampen en de linkse ideologie, zie hier  . Uit al deze bronnen kan maar één conclusie volgen: de linksige ideologie heeft gedurende tientallen jaren ons onderwijs verramponeerd  .

Een tweede subvariant van het gelijkheidsideaal is die van het primaat van het individualisme, dat wil zeggen, het recht van het individu gaat voor alle andere mogelijke rechten. Hoewel in principe een rechts idee, zijn er ook vele linkse denkers die eraan lijden, waarschijnlijk uit angst voor beïnvloeding van hun intellectuele of artistieke vrijheid door de meningen van anderen   - zelfs als dit gaat over regels van gewoon fatsoen  . Andere voorbeelden van uitwassen waar dit toe heeft geleid zijn de obsessie met privacy  , de angst voor de inperking van rechten van criminelen  , en dat van de behandeling van psychiatrische patiënten  , gehandicapten die kinderen willen   , en dergelijke. Maar het ernstigste gevolg van het linkse individualisme is de vernietiging van de sociale moraal: het feit dat in de openbare ruimte de vrijheid van het individu ondergeschikt hoort te zijn aan de goede orde en zeden van de maatschappij, met als een van de aspecten de uitwassen van de vrije opvoeding  , en als bekendste gevolgen "het korte lontje" en het "zinloze geweld"  . Alles samen te vatten onder de term "permissiviteit"  .

Een derde subvariant van het gelijkheidsideaal is de gelijkheid van kinderen, tot uitdrukking komende in een hele nieuwe opvoedingsfilosofie. Voor zover dit een reactie is op te grote strengheid in de tijden ervoor, is hiervoor nog wel enige onderbouwing te vinden. In de linkse variant is het echter ontaard tot een vormen van vrijheid-blijheid opvoeding die zeer onhebbelijke volwassenen oplevert - meer daarover hier  . In het onderwijsbeleid heeft zich dat geuit in onzinnige zaken als "algemeen vormend onderwijs voor iedereen"  , ook bekend als de "middenschool", en "iedereen met een handicap in dezelfde klas met de rest", ook bekend als "samen weer naar school"  .

Een vierde, en nogal koddige subvariant is de gelijkheid van man en vrouw. Zet Japanners en Hottentotten bij elkaar, vergeet even de taalbarrière, en geef ze de vrije hand, en binnen vijf minuten zitten mannen bij mannen, en vrouwen bij vrouwen (als het toevallig niet meteen wil lukken, zet er dan wat kinderen tussen, hoe jonger, hoe beter). Meer over deze onzin hier  .

Verwant aan ten vierde is er ook nog ten vijfde: alle rassen zijn gelijk en ononderscheidbaar - of wat anders uitgedrukt: rasverschillen zijn sociologisch en niet genetisch. Die rabiate onzin wordt behandeld hier  .

Dat het linkse gelijkheidsideaal een vorm van ideologie is, blijkt mede uit het feit dat daar men er in linkse kringen iets aan wil veranderen, men meteen weer doorslaat in de andere richting - zie hiervoor het voorbeeld van die meest ideologische aller linkse partijen: GroenLinks  .

De tweede denkfout van links is dat al degenen die geen positie van aanzien, inkomen of macht hebben wel te vertrouwen zijn. In de praktijk blijkt dit ideaal uit alle pogingen om regelgeving die controle op maatschappelijke overtredingen inhoudt tegengewerkt wordt. Heel lang is links tegen misdaadbestrijding geweest, met als excuus dat misdadigers slachtoffers zijn van bestaande maatschappelijke verhoudingen. Dit doet groot onrecht aan al die anderen die leven onder foute maatschappelijke verhoudingen, en toch niet tot misdaad overgaan. Er zijn waarschijnlijk wel een beperkt aantal gevallen die op dit principe beroep zouden kunnen doen, maar dat is geen excuus om het op alle overtreders toe te passen. Op het ogenblik wordt de fout gemaakt in het kader van de WAO. Niemand die terecht in de WAO zit heeft iets te vrezen van een onderzoek naar de rechtmatigheid van zijn uitkering. Er zijn wel heel sterke aanwijzingen dat een groot aantal mensen onterecht in de WAO zitten, met name degenen die daar in het kader van massaontslagen terecht zijn gekomen, mede onder begeleiding van de, linkse, vakbeweging. Deze mensen zijn sterk bevoordeeld van anderen, die het met een bijstandsuitkering moeten doen. Het principe van gelijkheid stelt dat de onterechten, na passend onderzoek, uit de WAO verwijderd moeten worden.
    Hetzelfde geldt voor diverse andere groepen zwakkeren: zelfs als een groot deel van hen werkelijk zwak zijn, zijn er ook deelgroepen die misbruik maken van hun positie. De houding van links dat alles dat in de hoek van de zwakkeren zit goed is en ondersteuning behoeft, is een misvatting die veel lijden verlengd  .

De eerste subvariant hiervan is het idee dat mensen uit armere landen beter zijn dan uit rijke, in oudere vorm bekend als de "nobele wilde" of de "nobele neger". Dit idee komt tot uitdrukking is de neiging vanuit linkse hoek om iedereen uit arme landen toe te laten tot Nederland. Wat vergeten wordt is dat Nederland een gegeven inkomen heeft, of een vast bedrag te besteden, ook bekend als het bruto nationaal product en dergelijke. Als bij een gegeven bedrag, er meer bewoners komen, wordt het inkomen per bewoner lager. Maar door de bestaande maatschappelijke verhoudingen is het niet zo dat iedereen er hetzelfde op achteruit gaat. Omdat degenen met het meeste geld het hier voor het zeggen hebben, zorgen deze er wel voor dat hun inkomen niet achteruit gaat. De gemiddelde achteruitgang in inkomen wordt dus afgewenteld op de zwakken in de samenleving. Bij hun keuze voor het toelaten van zwakken uit het buitenland, verkiezen de linksdenkenden dus de zwakken uit buitenland boven de zwakken uit eigen land.

Een andere inconsequentie in de houding tegenover de lagere klassen uit eigen land is dat van het cultureel en sociaal elitarisme  . Want naast de genoemde steun in algemene termen, staat diezelfde linkse elite tegenover de lagere klassen af als het gaat om specifieke meer gewone zaken, als de al genoemde houdingen tegenover van fatsoen en misdaad, en de verdeling in hogere en lagere cultuur het het neerkijken op het laatste, en dergelijke. En vooral als het ter sprake komt in de discussie over de invloed van andere culturen, kan de houding van de linkse elite tegenover de mensen uit de lagere klassen ronduit beledigend worden, zie hier  . En dit is op zich weer in strijd met de volgende te bespreken denkfout.

Een derde denkfout van links is de opvatting dat alle culturen gelijk of gelijkwaardig zijn, het cultuurrelativisme  . Er zijn hiervan twee vormen: de basale vorm, die stamt van de koloniale tijd, vermoedelijk als reactie op de onderdrukking van vreemde volken - die reactie was de stelling alle culturen gelijkwaardig zijn. Deze vorm heeft weinig school gemaakt, want te zeer afstaande van de werkelijke wereld - je kan geen man op de straat wijsmaken dat een Papoea, met zijn vuursteen, met zijn cultuur gelijkwaardig is aan de natuurwetenschapper, met zijn elektronenmicroscoop. Maar je kan het ook intellectueel formuleren: maar heel weinig mensen hebben er problemen mee om te stellen dat een cultuur van vrijheid, democratie, en medezeggenschap beter is dan een cultuur van dictatoriaal gedrag en onderdrukking. Over het hele Afrikaanse continent is de cultuur van dictatoriaal gedrag en onderdrukking veel sterker dan die van democratie. Onze cultuur, met zijn vrijheid en democratie, is daarmee beter dan de gemiddelde Afrikaanse cultuur.

De tweede, afgeleide, vorm is degene die ontstaan is met de komst van allochtone immigranten. Die hebben ook een andere cultuur, en voor de afgeleide cultuurrelativisten gaat het om de gelijkwaardig van hun cultuur. In feite is dit ook al beantwoord, maar vanwege de hardnekkigheid van het verschijnsel is het wenselijk om de gegeven redenatie wat verder toe te spitsen. Neem twee uitersten - als ene uiterste een moorddadige dictatuur als het Irak van Saddam Hoessein, of de religieuze autocratie van Saoedi-Arabië, en als het andere uiterste onze Nederlandse beschaving van vrijheid en democratie - dan is er geen discussie dat onze cultuur betere is dan die van Saddam Hoessein of Saoedi-Arabië. Even duidelijk is het dat de cultuur van bijvoorbeeld Turken  en Marokkanen  niet onze cultuur is van vrijheid en democratie - ze bevindt zich op de schaal ergens tussen ons en Saddam Hoessein. De Turkse of Marokkaanse cultuur is dus, net als die van Saddam Hoessein, minder dan onze cultuur.

Het principe van de gelijkheid van culturen is een ernstige denkfout omdat het zegt dat onze cultuur van vrijheid, democratie, en medezeggenschap gelijk is aan iedere vorm van cultuur die dictatoriale gedrag en allerlei ander ongewenste maatschappelijke afwijkingen gelijk stelt aan vormen van gedrag die wel deugen. Het geloven dat een land geregeerd moet worden door een koning of een soortgelijke erfelijke constructie, of dat er een eenhoofdige, almachtige staatsleiding is, is een afwijking die nog in veel culturen in mindere of meerder mate voorkomt. Dit is vooral geldig voor het hele Afrikaanse continent, met alle bijbehorende sociale uitwassen en achterlijkheden  . Cultuurrelativisme ontkent het bestaan van vooruitgang op het gebied van beschaving  .

Maar voor onszelf is het belangrijkst aan het cultuurrelativisme dat het onze eigen culturele en maatschappelijke prestaties ontkent  . Erkenning van en trots op eigen prestaties is voor de individuele mens een van de noodzakelijke voorwaarden voor verdere ontwikkeling. Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat dit voor maatschappijen en culturen precies hetzelfde ligt. Het cultuurrelativisme verzwakt en ondermijnt dus onze maatschappij sowieso dus de kracht van de eigen maatschappij  - en veel erger wordt dit als men om de gelijkheid van de culturen te bewerkstelligen gaat schelden op de eigen cultuur  . De totaal verschillende houding van immigranten in Amerika en Nederland kan, tenzij men zegt dat Amerika de betere immigranten heeft (wat deels het geval is  ), niet anders verklaard worden door de culturele sterkte van Amerika ten opzichte van Nederland, waardoor immigranten zich aldaar gedwongen voelen zich veel meer aan te passen  .
    Een andere veelgemaakte denkfout in dit cultuurdebat is die van de tolerantie. Tolerantie is een groot goed, vindt het links-intellectuele denken, dus kunnen we het overal toepassen, en name op de culturen van anderen, onafhankelijk hoe die culturen zich ten opzichte van ons gedragen - meer daarover hier  . Meer over het hele onderwerp in Cultuurdiscussie  .

Veel van de nu al genoemde denkfouten komen samen in het meest zichtbare maatschappelijke probleem van de laatste decennia: het integratieprobleem. Na decennia van ontkenning van het bestaan van problemen rond allochtone immigrantengroepen, komen die nu in volle omvang naar buiten, als dit integratieprobleem. Dit probleem is dat van de sociale achterstand van de allochtone groepen, maar dat is natuurlijk in tegenstrijd met het idee gelijkheidsideaal. Aan de andere wil men die zwakker groepen wel graag helpen, vanuit het hulpverlenerscomplex, en het idee van de "zielige negertjes"  of "nobele wilden"    . Deze zaken zijn natuurlijk allemaal hopeloos met elkaar in strijd, een strijd die het scherpst naar buiten komt als het gaat om problemen die direct onze democratie raken. Deze problemen zijn dusdanig groot dat ze apart onderwerp zijn op deze website, zie het menu rechts van dit artikel  , maar een artikel dat met name de ideeëntegenstellingen binnen het linkse denken belicht staat hier  .

De vierde denkfout van links is het idee van de onbeperkte solidariteit. Daar waar solidariteit een goede zaak is met mensen die ook solidair terug zijn, gaan linksen er vanuit dat solidariteit onbeperkt dient te zijn, ook met de talloze groepen die er niets voor terug doen, zoals de derde wereld, of met de even talrijke groepen die je beledigingen teruggeven, zoals allochtone immigranten. Net als bij de eerdere denkfouten schuilt het probleem dus niet zozeer in het gewone begrip zelf, maar in de absolute vorm die de linkse ideologie er aan geeft. Meer over solidariteit hier  .

Een vierde denkfout is de opvatting dat Nederland veel meer mensen kan bergen. Deze denkfout is waarschijnlijk het gevolg van de redenering dat als er een beperking gesteld aan het inwonertal van Nederland, het niet meer mogelijk is mensen van buiten toe te laten, wat gezien zou kunnen worden als zijnde tegen allochtonen en immigratie  . Waarom dat laatste zou moeten is onduidelijk, maar het wordt wel zo gesteld. Het is een van de weinig mogelijke verklaringen voor een idee dat in andere opzichten tegengesteld is aan de eigen opvattingen, vooral in milieutechnisch opzicht. Want hoe goed men ook probeert de belasting van de enkele mens op het milieu te minimaliseren, er is geen snellere verbetering van milieu en natuur dan een beperking van het aantal mensen. Verder zijn er zeer veel aanwijzingen dat het aantal mensen in Nederland nu al te hoog is, waarvan het file en vervoersprobleem het meest opvallende is. Verdere verhoging van dit aantal zal een aantal culturele veranderingen noodzakelijk maken, onder andere een beperking van de individuele vrijheden. Het voorbeeld daarvoor zijn landen als Japan en Singapore. Dit zijn landen met nog hoger bevolkingsdichtheden, en om ze leefbaar te houden, is het noodzakelijk strenge omgangsvormen af te dwingen. Doe je dat niet, ontaarden zulke overbevolkte gebieden in stadse jungles, die weinig Nederlanders nu als aantrekkelijk zullen omschrijven  . Nog afgezien aan de bijdrage aan de globale overbevolking die onze aarde dreigt te verstikken  .

Een vijfde denkfout is de afwijzing van wetenschap en techniek. De reden daarvan is dat het linkse kamp al lange tijd bezet wordt door alfa-intellectuelen en andere mensen uit de zachte sector. Hoe meer exact de wetenschap of hoe technischer de techniek, hoe sterker de afwijzing. Het bekendste voorbeeld is de afwijzing van kernenergie als alternatief voor kolen-, olie- of aardgascentrales (andere alternatieve methodes zijn op korte termijn niet haalbaar in de hoeveelheid die nodig is). Duidelijk is dat al deze energiebronnen het milieu verontreinigen, en dat dit bij kernenergie het minste het geval is, omdat de hoeveelheid ontzettend veel kleiner is, en dus kan worden opgeborgen. De reden van de keuze tegen kernenergie zijn het risico en de gevaren van een ongeluk, en de radioactiviteit van het kernafval. Deze argumenten zijn op zichzelf staand onzinnig, omdat de andere bronnen ook risico's hebben, en hun afval, door de hoeveelheid ervan, mogelijkerwijs even gevaarlijk is. Het gaat er hier om dat links deze afweging nooit heeft willen maken  . En wel omdat kernenergie de meer ingewikkelde, meer technische, voor alfa's meer onbegrijpelijke techniek is. Het wordt steeds duidelijker deze houding tot een groot risico voor het menselijke overleven heeft geleid. Meer over de afweging tussen de energievormen hier  . Voor een algemene beschrijving van de anti-bèta houding, zie hier  .

Een zesde denkfout die in zeker opzicht belangrijker is dan de andere, is dat links denkt dat hun standpunten niet aan discussie onderhevig zijn, en proberen de discussie erover te smoren, liefst met behulp van morele argumenten  . Omdat dit het meest speelt op de terreinen van minderheden, allochtonen en asielzoekers, wordt de daar bekende term gebruikt voor het algemene verschijnsel, politieke correctheid dus. Politieke correctheid is van dusdanig belang dat het hier apart wordt behandeld  .

De zevende denkfout is niet een specifieke maar een algemene, namelijk dat ze slecht redeneren. Een deel van de bovenstaande fouten komen niet voort uit onwelwillendheid of slechtheid, maar uit gebrekkig inzicht, blindheid, en niet logisch kunnen denken. Als je serieus aanneemt dat er te discussiëren valt over de wederzijdse waarde van de beweringen "één plus één is twee" en "één plus één is drie", dan moet je ook andere fouten begaan  .

De achtste denkfout is dat hun opvattingen en manier van leven, zeg maar die van de bohemien, de enig juiste en zaligmakende zijn, en voor iedereen gelden of dat zouden moeten doen  . Voorbeelden van het tegendeel hier  .

De volgende is niet zozeer een denkfout, als gewoon een feit: het verraad aan het kapitalisme. Of misschien kan je hiervan maken: de fout om te  denken dat er een kapitalisme met een menselijk gezicht bestaat. Kapitalisme gaat uit van het idee dat egoïsme van het individu leidt tot vooruitgang voor het collectief - oftewel de ontkenning van de moraal, want het maakt niet uit of je goed of slecht handelt, het collectief gaat erop vooruit  . Kapitalisme met een menselijke gezicht is dus een innerlijke tegenspraak. Het feit dat de linkse wereld zich voor een groot  deel aan het kapitalisme heeft verraden, is omdat kapitalisme leidt tot diefstal van door de rijken van de armen, en de linkse middenklassen daar deels aan meedoen, en deels van der rijkdom van de rijken profiteren. Het verraad is dusdanig erg, dat het heeft geleid tot de opkomst van een nieuwe politieke partij, de SP. 

Men kan niet zoveel fouten maken, en toch op het rechte pad blijven. Het rechte pad voor de linkse intellectueel is het geven van steun aan een goed functionerende, praktisch en moreel inspirerende maatschappij. Aangezien de top van de maatschappij weinig steun nodig heeft op het materiële vlak en veel op het morele, dient de steun van de intellectuelen wat betreft het materiële de groepen onder top de betreffen, en haar kritiek het gebrek aan moraliteit bij de top. Het is volkomen duidelijk dat anno 2005 de linkse intellectuelen ver van dit pad zijn afgeweken  .

De meer algemene aspecten van deze linkse denkfouten vallen in hoge mate samen met één kant van de psychologische tweedeling in alfa- en bètamensen - de linkse denkfouten, in hoge mate bepaald door ideologieën en idealismen, natuurlijk behorend tot de alfa-wereld, en haar bijbehorende vervelendigheden  - meer daarover hier  .


Naar Politiek falen  , Politiek lijst  , Politiek & Media overzicht  , of site home  .