Bronnen bij Integratiebeleid: eenzijdigheid, ontslagrecht

12 dec.2007; 14 mrt.2014

Na de voorstellen om autochtone ouders te verplichten hun kinderen naar dezelfde school te sturen als die van de allochtone achterstandsleerlingen met gedragsproblemen, is er een nieuwe voorstel gedaan om de autochtone bevolking te schade te berokken ten gerieve van de allochtonen:


De Volkskrant, 07-09-2007, door Jaap Dronkers, hoogleraar sociale stratificatie aan het Europees Universitair Instituut in Florence.

Soepel ontslagrecht helpt migranten

Door een goede ontslagbescherming komen immigranten moeilijk aan het werk.
Zo kan een etnische onderklasse ontstaan, zegt Jaap Dronkers


In het debat over de versoepeling of modernisering van het ontslagrecht domineren de . stemmen van de gevestigde belangen: werkgevers en werknemers. Hoe zit het met de positie van de immigranten: hebben zij belang bij het versoepelen van het huidige ontslagrecht? Intuïtief lijkt dat niet zo: een streng ontslagrecht beschermt immers de zwakkeren, dus ook de immigranten.
    Er bestaan vergelijkende studies over de arbeidsmarktkansen van immigranten in de OESO-landen, de dub van rijke industrielanden. Daarin wordt gekeken naar werkloosheid, maar ook naar de hoogte en kwaliteit van het beroep en inkomen. Het wordt duidelijk dat OESO-landen verschillen in de mate waarin hun immigranten succes hebben op de arbeidsmarkt. Zij hebben de grootste kansen Op succes buiten Europa, in de traditionele immigratielanden (Australië, Canada, de VS). Binnen Europa hebben immigranten de grootste kans op succes in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.
    Deze verschillen in succes kunnen niet verklaard worden door de betere opleiding of de gunstiger herkomst van de immigranten. Deze verschillen blijven bestaan, ook als men met dit soort verschillen rekening houdt. Immigranten weten dit zelf ook en gedragen zich ernaar. Er was bij Calais een kamp van illegalen die naar Engeland wilden oversteken, maar een dergelijk kamp bestond niet bij Dover om naar het continent te kunnen gaan. De Chinezen die zijn gestikt in de koelwagen naar Dover waren een tijdje in Rotterdam, maar wilden daar niet blijven. En de hoofdprijs voor elke immigrant is een green card van de VS. ook voor legale immigranten in Europa.
    Heeft het ontslagrecht invloed op deze verschillen in arbeidsmarktsucces? Om de bescherming van werknemers tegen ontslag goed te kunnen vergelijken, is er een internationale maatstaf ontwikkeld: de Employment Protection Legislation schaal van de OESO (de EPL). Binnen Europa scoort in 2003 het VK het laagst: 0,75 (dus de minste bescherming) en Portugal het hoogst (3,46). Nederland scoort 2,12, en staat zo boven Denemarken (1,42) en Zwitserland (1,14) en in de buurt van Duitsland (2,21) en Zweden (2,24). De traditionele immigratielanden scoren laag: Australië 1,19. Canada 0,78 en de VS 0,21. Het zou dus interessant zijn de scores van de ontslagplannen van de regering en de werkgevers op deze schaal, vast te stellen, want tussen de Nederlandse score en de bodem is nog flink wat ruimte.
    Uit de vergelijkende studies blijkt dat de mate van bescherming van werknemers tegen ontslag de verschillen in arbeidsmarktsucces van immigranten in verschillende OESO-landen voor een groot deel kan verklaren. In landen met een sterkere en strengere bescherming (een hogere EPL) hebben mannelijke én vrouwelijk immigranten minder kans op de hogere en betere banen dan in landen met een minder sterke en strenge bescherming. Mannelijke immigranten in landen met veel bescherming hebben bovendien minder kans op de banen van de hogere middenklasse. Verder nemen vrouwelijke immigranten in landen met veel bescherming minder deel aan de arbeidsmarkt en zijn vaker werkloos. Nogmaals, ook als rekening wordt gehouden met allerlei achtergrondverschillen (opleiding, leeftijd, religie etc.), blijft dit nadeel van het migreren naar landen met veel bescherming tegen ontslag bestaan.
De verklaring van dit resultaat is dat als werknemers door wetgeving goed worden beschermd, het voor immigranten moeilijker wordt die arbeidsmarkt te betreden. Ook hun succes bij het verwerven van de hogere en betere banen zal kleiner zijn, omdat zij botsen op de beschermde belangen van de gevestigden. Werkgevers zullen bij een krachtige ontslagbescherming minder snel extra risico durven nemen door een immigrant aan te stellen, waardoor hun kansen op betere banen lager zijn.
    Het debat over het ontslagrecht moet dus niet alleen gaan over de goede of kwade bedoelingen van werkgevers of werknemers, maar ook over de belangentegenstelling tussen gevestigden en buitenstaanders. Als Europese samenlevingen hun probleem met immigranten vreedzaam willen oplossen, zullen waarschijnlijk autochtonen een deel van hun voorrechten, sterke ontslagbescherming bijvoorbeeld, moeten opgeven. Als dat niet kan of gebeurt, zal er in Europa een etnische onderklasse ontstaan die weinig uitzicht heeft op werk, overeenkomstig hun opleidingen mogelijkheden. Een dergelijke etnische onderklasse zal op de lange termijn tot ernstige maatschappelijke spanningen leiden. Bij het debat over het ontslagrecht staat dus veel meer op het spel dan de belangen van de autochtone werknemers. Het gaat ook over die van de immigranten en de mogelijkheden vreedzaam met hen samen te leven.


IRP (eerste reactie, zie verder):
   Ten eerste maakt Dronkers de grootste methodologische fout die een socioloog kan begaan: hij vertaalt een correlatie naar een oorzakelijk verband. Voorbeeld: het feit dat de bloemen 's morgens open gaan en de vogels 's morgens beginnen te fluiten, betekent niet dat het fluiten van de vogels het open gaan van de bloemen veroorzaakt. Het feit dat de Australië, de VS, Canada, en Groot-Brittannië de laagste beschermingsscore hebben en ook de grootste kans op succes betekent niet dat het eerste het tweede veroorzaakt. Net zoals het geval van de vogels en de bloemen kan er net zo goed een gemeenschappelijk oorzaak zijn van beiden. En waar het in het eerste geval de voor de hand liggende factor van de zon is, is het in het tweede geval de even voor de hand liggende factor van het sociale stelsel. Alle genoemde landen waar het volgens Dronkers met immigranten beter gaat, zijn landen met het Angelsaksische maatschappijmodel, met een veel zwakker sociaal stelsel dan de Europese landen die meer Rijnlands zijn. Dat betekent dat immigranten in de Angelsaksische landen minder gemotiveerd zijn door makkelijke inkomsten en meer door de wil te werken, en belangrijker, eenmaal in het land doodgewoon gedwongen worden om te gaan werken. Ook de mislukte Europese migranten, in bijvoorbeeld de Franse banlieu, hebben een redelijk fatsoenlijk onderkomen en voldoende middelen van bestaan, en vergeleken met hun land van oorsprong leven ze al in een paradijs. In de Angelsaksische landen ben je een pauper, zonder werk.
    En wat betreft die extra mogelijkheden om in de hogere lagen van de maatschappij te komen: ondanks die lage beschermingsfactor wat betreft werk, zie je in geen van de genoemde landen een betere vertegenwoordiging van immigranten, en in het geval van Amerika incluis de negers, in de top van de maatschappij dan in Europa.
   Kortom: methodologisch is het stuk van Dronkers in bovenstaande vorm flagrante onzin. Maar de mentaliteit die eruit spreekt is nog veel erger. Want waar Dronkers het met veel meel in de mond heeft over hogere banen, weet hij natuurlijk net zo goed als iedereen in de winkelstraat dat dit voornamelijk laag- en hoogstens middengeschoolde banen betreft - er zijn geen allochtone professoren in de sterrenkunde. Dronkers' positie is veilig, maar hij vraagt wel de laaggeschoolden hun baanzekerheid en hun banen op te geven voor immigranten, nieuwkomers. Het is godgeklaagd.
    Het stuk van Dronkers toont immigranten als een soort sprinkhanenplaag die niet uit is op het gewas van de laaggeschoolden, maar, nog erger, op hun banen, en daarmee hun materiële en geestelijke middelen van bestaan. Een plaag die je mag bestrijden. De redelijke respons vanuit de laaggeschoolden zou een beweging zijn om de laaggeschoolde immigranten zo snel mogelijk het land uit de werken. Jaap Dronkers denkt met zijn stuk een bijdrage te leveren aan de vermindering van de sociale spanningen. Maar omdat hij zijn blik, net als alle andere multiculturalisten, alleen op de allochtone kant van de zaak gefixeerd heeft, doet hij precies het tegenovergestelde: hij maakt die tegenstellingen veel erger. Nog een poosje van dit soort stukken, en we komen in de buurt van brisante niveau.


Addendum sep. 2007:
De methodologische fouten van Dronkers zijn niet iedereen ontgaan:


De Volkskrant
, 14-09-2007, door Wilna Wind, cao-coördinator in het FNV-bestuur.
 

Dronkers lijkt niet veel van statistiek te snappen

Steeds vaker duiken zogenaamde ‘outsiders’ op in de discussie over het versoepelen van het ontslagrecht. Ook Jaap Dronkers deed vorige week een duit in het zakje (Forum, 7 september). Door de huidige goede ontslagbescherming van werknemers in Nederland zouden immigranten moeilijk aan het werk komen. Op langere termijn zou zo een etnische onderklasse ontstaan.
    Als een hoogleraar een dergelijk stuk schrijft, ben je geneigd hem serieus te nemen. Maar in zijn redenering maakt hij meteen een fout die studenten al zwaar wordt aangerekend. Van een statistisch verband maakt hij een oorzaak-gevolg relatie. Dus omdat Amerika een soepeler ontslagstelsel heeft én meer immigranten in goede banen, is een plus een twee: wij moeten het ontslag ook soepeler maken. Terwijl de omgang met immigranten met veel meer factoren samenhangt en primair een cultureel verschijnsel is.
    Amerika is een immigratieland, zegt Dronkers zelf ook al. Denemarken is dat absoluut niet, maar heeft wel een uitermate soepel ontslagstelsel dat ons vaak als voorbeeld wordt voorgehouden. Maar de situatie van immigranten daar is zeker niet iets wat wij willen nastreven. Met de integratie gaat het in Denemarken nog slechter dan hier en etnische minderheden zijn ook daar de moeilijkst bemiddelbare categorie.
    De crux van de redenering van Dronkers, is dat het ontslagrecht soepeler moet, omdat het werkgevers er nu van weerhoudt mensen aan te nemen. Ze zouden geen risico durven nemen, want het is zo moeilijk mensen vervolgens weer te ontslaan. Daar klopt echt niets van.
    Ten eerste spelen heel andere factoren een rol bij de keus om iemand al dan niet in dienst te nemen. Zeker als dat iemand uit een andere cultuur is, of een gehandicapte of oudere werkloze. Ten tweede is het helemaal niet moeilijk iemand te ontslaan in Nederland. Zolang je maar een reden hebt. En ten derde hebben we voor dit soort aarzelingen nu net de Flexwet. Je kunt iemand eerst als uitzendkracht of als tijdelijke kracht aannemen. En als die persoon bevalt, neem je hem in vaste dienst. Op die manier zijn alle werknemers geholpen, ook immigranten.
    Het gaat niet om een tegenstelling tussen gevestigden en buitenstaanders. Het gaat om het evenwicht tussen werkgevers en werknemers, ook de potentiële. Daar pleegt het kabinet een enorme inbreuk op met de plannen voor het ontslagrecht. Die plannen moeten niet worden verdedigd met verhalen over buitenstaanders op de arbeidsmarkt.


Reactie Jaap Dronkers:

Het herhalen van standaard bezwaren is geen goed antwoord op pijnlijke uitkomsten.

In mijn Forum-bijdrage in de Volkskrant van 7 september vat ik de uitkomsten van enkele vergelijkende studies naar de arbeidsmarktkansen van immigranten in Europa samen. Uit deze vergelijkende studies blijkt dat de mate van bescherming van werknemers tegen ontslag verschillen van arbeidsmarktsucces van immigranten in verschillende EU-landen gedeeltelijk kan verklaren. Wilma Wind, cao-coördinator van het FNV noemt in haar Forum-bijdrage in de Volkskrant van 14 september 2007 een aantal statistische bezwaren tegen deze conclusie. Met deze statistische bezwaren in de hand, ontkent zij vervolgens dat de inrichting van de arbeidsmarkt mede verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de verschillen van arbeidsmarktsucces van immigranten in verschillende EU-landen.
    Allereerst zouden deze vergelijkende analyses zich concentreren op het relatieve succes van migranten in de USA. Dat is niet juist: de hieronder genoemde vergelijkende studies beperken zich tot de landen van de Europese Unie. Het gaat dus om de relatieve verschillen in arbeidsmarktkansen van immigranten binnen Europa, en dus niet tussen Europa en traditionele immigratielanden.
    Ten tweede stelt Wilma Wind dat veel meer factoren een rol spelen bij de verschillen in de arbeidsmarktkansen van immigranten dan ontslagbescherming. Dat is correct, maar beide vergelijkende studies houden juist uitvoerig rekening met deze andere factoren. In alle vergelijkingen wordt rekening gehouden met opleidingsniveau, migrantengeneratie, woonplaats, thuistaal en geslacht. Afhankelijk van de rijkdom van de data en de strengheid van de privacy-wetgeving wordt ook rekening gehouden met het land van herkomst van de immigranten en hun ouders, religie, etc. Deze vergelijkende studies doen juist datgene, waarvan Wilma Wind stelt dat niet gebeurd is. Ook als deze studies rekening houden met deze individuele kenmerken, blijft er een significant negatief effect bestaan van de mate van ontslagbescherming op de arbeidsmarktkansen van immigranten in Europa.
    Deze vergelijkende studies houden niet alleen rekening met individuele kenmerken van de immigranten, maar ook met de kenmerken van de landen van herkomst en bestemming. Er wordt ook rekening gehouden met welzijnsregime, immigratieniveau, het GDP, de grootte van de onderkant van de arbeidsmarkt, de inkomensongelijkheid, dominante religie van het herkomstland. Ook als deze studies rekening houden met deze macro-kenmerken, blijft er een significant negatief effect bestaan van de mate van ontslagbescherming op de arbeidsmarktkansen van immigranten in Europa.
    Uiteraard blijkt uit geen van deze vergelijkende studies, dat migranten in Europese landen met een lage ontslagbescherming geen moeilijkheden hebben op de arbeidsmarkt. Maar wel zijn er tussen de Europese bestemmingslanden grote verschillen in arbeidsmarktkansen van immigranten, en die kunnen ondermeer (maar zeker niet uitsluitend) door verschillen in ontslagrecht verklaard worden.

Het was geen abstracte redenering die ik in mijn Forum-bijdrage ontvouwde, maar een rapportage van empirische analyses van de best beschikbare Europese data met geavanceerde analysetechnieken. Daardoor zijn de statistische bezwaren van Wilma Wind ondervangen, en is haar Forum-bijdrage irrelevant. Blijkbaar heeft zij niet eerst de genoemde vergelijkende studies gelezen, maar in haar Forum-bijdrage alleen een standaard-verhaal herhaald.
    Dat herhalen van een standaard-verhaal vind ik niet verstandig, niet zo zeer om het ontslagrecht, maar om de ernst van het immigratievraagstuk. Het betekent dat een vertegenwoordigster van de belangrijkste Nederlandse vakcentrale haar hoofd in het zand steekt wat betreft de sociale kwestie van de 21ste eeuw “immigratie en zijn gevolgen”. Blijkbaar wil zij niets weten over de wijze waarop de inrichting van de arbeidsmarkt kan bijdragen van de oplossing van die nieuwe sociale kwestie.

Genoemde vergelijkende studies
Fleischmann F. & Dronkers, J. The Effects of Social and Labour Market Policies of EU-countries on the Socio-Economic Integration of First and Second Generation Immigrants from Different Countries of Origin. Paper presented at the meeting of the ISA Research Committee on Social Stratification and Mobility in Brno, Czech Republic, 25-27 May, 2007, the Dutch-Flemish Day of Sociology in Rotterdam, the Netherlands, 31 May 2007 and the 8th Annual Conference of the European Sociological Association, Glasgow, 3rd - 6th September, 2007.
Kogan, I. (2007). Working Through Barriers: Host Country Institutions and Immigrant Labour Market Performance in Europe. Dordrecht: Springer.


Red.:   Op dit punt gekomen kan het wetenschappelijke deel van de discussie niet anders besloten dan door een nauwgezet onderzoek van de gehanteerde methodieken. Wat dat betreft is het weinig hoopvol voor een de mogelijkheid van een definitieve uitspraak dat er blijkens Donkers' reactie zo veel factoren een rol blijken te spelen. Zodat ook Donkers tot een voorzichtige conclusie komt:  '... wel zijn er tussen de Europese bestemmingslanden grote verschillen in arbeidsmarktkansen van immigranten, en die kunnen ondermeer (maar zeker niet uitsluitend) door verschillen in ontslagrecht verklaard worden.' In het die balans tussen de verschillen en ontslagrecht en "overige verschillen" zit natuurlijk het probleem - met het nog bijkomende probleem dat er altijd nog onbekende factoren een rol kunnen spelen. In Nederland bestaat bijvoorbeeld de factor dat een relatief erg hoog percentage van de allochtonen met alleen een lage of geen opleiding, en deze zware factor (en haar variatie) kan makkelijk lichtere factoren overweldigen.
    Bovendien blijft wat betreft Nederland één belangrijke contra-indicatie bestaan: de laaggeschoolde arbeid waarvoor allochtonen zeker wel voor in aanmerking komen, wordt kennelijk door hen ook niet gedaan/gewild, omdat dit werk nu door 100 duizend en meer arbeiders uit Oost-Europa wordt gedaan. Er bestaat geen fatsoenlijke verklaring voor dit verschijnsel - alleen de onfatsoenlijke van werkongeschiktheid of werkonwilligheid.


Naar Integratiebeleid , Allochtonen lijst , Allochtonen overzicht , of site home .