Bijdrage van Harm Beertema, werkzaam in het beroepsonderwijs (ontvangen oktober 2005)

Onderwijs stagneert door links monopolie

Het mag zo zijn dat de vertegenwoordigers van de nieuwe politiek de traditionele opsplitsing van het politieke landschap in links en rechts niet meer van deze tijd vinden, de werkelijkheid is blijkbaar taaier dan ze zouden wensen. De nieuwe politiek wordt alleen wakker als er politiek valt te scoren op het gebied van orde, openbare veiligheid, justitie en immigratie. Unverfroren rechtse thema’s dus. Politici als Joost Eerdmans en Geert Wilders realiseren zich te weinig dat ze zich daarmee opsluiten in een dwangbuis die elke politieke armslag onmogelijk maakt. En dat ze op den duur hun politieke aantrekkelijkheid voor de kiezer verliezen, omdat die heel goed begrijpt dat er meer nodig is om de problemen rond integratie en segregatie aan te pakken. Natuurlijk is veiligheid een belangrijk politiek thema, maar als je je als politicus niet verder ontplooit, dan verval je al snel tot Pavlovreacties: veel stampij op het moment dat er ergens iets onaangenaams gebeurt met Marokkanen. En daar blijft het dan bij.

Veel beter zou zijn als de nieuwe politiek het thema zou terugveroveren dat bij uitstek geclaimd wordt door links: het onderwijs. Daar valt een politieke wereld te winnen als het gaat om integratie, om het versterken van een open, liberale samenleving, om de ontwikkeling van loyaliteit aan Nederland en om het versterken van de kenniseconomie.
Het zijn juist deze thema’s die in de puinhopen van het door links geruïneerde onderwijs verloren zijn gegaan.

In de scholen zijn cultuurrelativisme en het ontkennen en bagatelliseren van integratieproblemen nog steeds de norm. Een mooi voorbeeld daarvan gaf uw columnist Kees Beekmans onlangs toen hij opgetogen constateerde dat een Marokkaanse probleemleerling haarfijn wist voor hoeveel je tweedehands mobieltjes, al dan niet illegaal verkregen, op straat kon verkopen. Zo’n competentie moet je positief waarderen, vindt hij als empatisch docent. Tja.

Decennia van linkse regelzucht hebben ertoe geleid dat er nauwelijks nog mensen met talent en intellectuele bagage kiezen voor een carrière in het onderwijs. Waarom zouden ze ook? In het beroepsonderwijs bijvoorbeeld is de leraar inmiddels afgezakt naar de bodem van de hiërarchie. Hij wordt bedild door managers, bedrijfsbureaus, beleidsmedewerkers, facilitaire diensten, shared service centra, trajectbureaus en divisiedirecties, die meer dan de helft van het personeelsbestand uitmaken. Van de afdeling Corporate Communications ontvangt hij full color magazines waarin beleidsmedewerkers en directeuren zichzelf feliciteren met het behalen van productiecijfers en elkaar prijzen uitreiken. Kekke architectuur, fast food-ketens die de leerling voorzien van patat en frikadel en zelfs geldverslindende tv-stations behoren tot de bling bling van de moderne ROC’s. Personeelsleden die menen dat al dat geld beter besteed zou zijn aan het primaire proces, het onderwijs dus, worden buiten de orde geplaatst. De norm is dat deze mensen de aansluiting bij de dynamiek van deze tijd gemist hebben. De wondere wereld van het onderwijs grossiert inderdaad in mooie voorbeelden van Orwelliaanse Newspeak.

Want het MBO, dat is gefuseerd in megalomane ROC’s die tussen de 15.000 en 35.000 leerlingen herbergen, wordt bestierd door colleges van bestuur die vrijwel uitsluitend links angehaucht zijn: aan PvdA en GroenLinks. Er zijn weliswaar enkele bewindspersonen geweest die niet links waren, maar die hebben zich nooit laten kennen als vernieuwers. Ze zijn niet veel verder gekomen dan passen op de winkel. Maar van de top van het departement tot op de werkvloer van de scholen komen we een overmaat tegen aan praktiserende SP’ers, Groenlinksers en PvdA’ers en zelfs mensen die ooit behoorden tot obscure clubjes als de KEN (Kommunistische Eenheid Nederland). De machtige brancheorganisatie van het MBO, de BVE-raad, is een erkende linkse banenmachine, waar als laatste PvdA’er Margot Vliegenthart geparachuteerd werd. Hoe je het ook wendt of keert, het is de linkse politiek die het (beroeps)onderwijs heeft gemaakt tot wat het is: een systeem waarin niemand de docent nog ziet als een professional die met kennis van zaken zelfstandig vorm geeft aan zijn werk. Logisch dus dat een baan als MBO-docent niet meer geambieerd wordt.

Zelfs het handelen in de klas wordt voorgeschreven door beleidsmedewerkers die steeds vaker geen enkele onderwijsachtergrond hebben en al helemaal geen serieuze leservaring. Zo wordt komend cursusjaar het zogenaamde competentiegerichte onderwijs ingevoerd. Dit is een werkvorm waarbij onderwijs (een gezamenlijke ontdekkingsreis met steeds verdergaande verdieping, waarbij de vorming van de leerling als participerend burger en als beroeps-beoefenaar centraal staat) wordt vervangen door instructie van eenvoudige handelingen. Die handelingen worden aaneengeregen in een reeks portfolio-opdrachtjes die een diploma opleveren, waarbij de docent zich beperkt tot korte instructies en het eindeloos administreren van de gemaakte deelopdrachten, tussenevaluaties en eindtoetsen. Geen hoogwaardig werk, dat ook door MBO’ers kan worden gedaan. De beleidsmensen, die zich in eerste instantie bekommeren om efficiency, hebben bedacht dat er zo’n 40 leerlingen bij elkaar in een grote ruimte gezet worden, die bediend worden door twee instructeurs. Dat leerlingen van drie verschillende afstudeerrichtingen en van drie verschillende niveaus door elkaar zitten wordt niet als een probleem gezien. Elke leerling namelijk volgt zijn eigen unieke leerweg, maximaal geïndividualiseerd. Veertig leerlingen, onbekenden voor elkaar en voor hun begeleiders, ieder voor zich eenzaam op weg naar een eigen doel.

Dit competentiegerichte onderwijs moet ervoor gaan zorgen dat er meer leerlingen gekwalificeerd uitstromen en er minder leerlingen voortijdig uitvallen. Het eerste zal zeker lukken, want cognitieve eisen worden nauwelijks meer gesteld. Wel moet je je afvragen of het bedrijfsleven blij zal zijn met de kennis, houding en vaardigheden die de leerlingen meebrengen. Of er minder uitval zal zijn, staat te bezien. De vorming tot participerend en verantwoordelijk burger is intussen helemaal overboord gegooid, ongeacht de dringende vraag uit de samenleving die regelmatig wordt geschokt door krantenberichten over groepsverkrachtingen en wijkterreur door hangjongeren. Ongeacht ook de enorme tekorten aan goedgeschoold personeel en ongeacht de schrikbarende toename van het aantal jonge, niet bemiddelbare uitkeringsgerechtigden. En ongeacht de voortschrijdende segregatie in de grote steden.
Tegelijkertijd komt de Onderwijsraad met een advies dat precies het tegenovergestelde beoogt: het MBO moet zich veel meer richten op de begeleiding en de vorming van de individuele leerling.Er zouden homogene groepen moeten worden samengesteld waarin leerlingen zich geborgen voelen in kleinschalige eenheden en er zou door de docenten veel meer met de ouders moeten worden gecommuniceerd. Goedbedoelde adviezen, zou je zeggen, want van alle onderwijsvormen telt het MBO nu eenmaal de meeste risicoleerlingen, vooral in de grote steden. In ieder geval Mohammed B., waarschijnlijk ook Samir A. en Jason W. waren niet zo lang geleden MBO-studenten. Hoogwaardig werk dus, uit te voeren door docenten met een behoorlijke intellectuele bagage en een gearticuleerd wereld- en onderwijsbeeld.

Maar het lijkt erop dat zelfs de Onderwijsraad niet meer weet wat er op de werkvloer van het MBO bekokstoofd wordt. Het is op z’n minst pijnlijk dat het belangrijkste adviesorgaan op onderwijsgebied met adviezen komt die diametraal staan tegenover de onderwijspraktijk in de ROC’s. Het is in ieder geval kenmerkend voor de puinhoop in het beroepsonderwijs.
Zo’n tien jaar geleden zat Andree van Es (ex-PSP) al een commissie voor die adviezen gaf hoe het leraarschap op te leuken. Haar adviezen leidden tot niets. Feit is dat links er al decennia niet in slaagt om kwalitatief goed beroepsonderwijs neer te zetten dat leerlingen uitdaagt, vormt en prikkelt en dat hooggekwalificeerde medewerkers biedt aan het bedrijfsleven. En waar getalenteerde docenten er een eer in scheppen om topprestaties te leveren. Feit is dat niemand nog leraar wil worden in het beroepsonderwijs. Feit is dat links daarmee een wanprestatie van formaat heeft geleverd.  De nieuwe politiek zou zich voor de verkiezingen van 2007 moeten realiseren dat het zeer lonend is om het onderwijs los te breken uit de verstikkende omhelzing van links. Elke verandering die zij teweeg kan brengen zou een verandering ten goede zijn, want slechter kan het niet worden. Een doorbreking van het linkse monopolie op onderwijs zou bovendien de politieke dynamiek enorm ten goede komen. Dat is toch een prachtig politiek perspectief.


Naar Rijnlands onderwijsbeleid, managers  , Rijnlands onderwijsbeleid, Beertema  , Rijnlands beleid , Rijnlandmodel overzicht  , of site home .