Bronnen bij Economen: wetenschappelijkheid
| 8 feb.2007 |
De twijfels over de wetenschappelijkheid van het vak economie komen voor in de
hoogste kringen:
Uit: De Volkskrant, 08-10-2005, door Olav Velthuis
Een onstabiel soort geleerdheid
Maandag wordt de Nobelprijs voor de Economie toegekend. Maar het blijft een
rare wetenschap.
Tussentitel: 'Met 99 wetten verklaren we slechts 3 procent van het
economisch gedrag'
Toen de Nobelprijs voor de Economie in 1968 werd ingesteld, protesteerden
meerdere leden van de Zweedse academie van wetenschappen. Economie zou geen
wetenschap zijn. Dat wil zeggen: geen harde, exacte wetenschap.
Nobelprijswinnaars uit disciplines als de chemie en de natuurkunde .deden
aanvankelijk dan ook denigrerend over de economen. 'Bedoel je dat ze echt met
jou op het podium zaten?', reageerde een collega-natuurkundige ooit geshockeerd,
nadat Nobelprijswinnaar Murray Gell-Mann hem verteld had over de
uitreikingsceremonie.
Zelfs enkele winnaars van de prijs, onder wie de liberale
Oostenrijkse econoom Friedrich Hayek en de linkse Zweed Gunnar Myrdal, uitten
hun twijfels. In 1974 zei Hayek tijdens de uitreikingsceremonie dat de prijs wat
hem betreft niet in het leven geroepen had hoeven worden.
'Een achterhaalde discussie', vindt Harro Maas, universitair
hoofddocent in de geschiedenis en de methodologie van de economische wetenschap
aan de Universiteit van Amsterdam. Niemand twijfelt er meer aan dat economie een
wetenschap is: er worden theorieën gebouwd bij de vleet, data verzameld,
hypotheses getest, papers geschreven en, op basis daarvan, aanbevelingen
gedaan aan allerlei organisaties en overheden.
Neem de conjunctuurcyclus. 'Zonder het gezamenlijke werk van
een ongelofelijke variëteit aan economen hadden we dat fenomeen überhaupt niet
gekend', zegt Maas.
Natuurverschijnsel
Maar gedurende een groot deel van de 20ste eeuw was dat soort kennis niet
voldoende. Economen leden aan 'natuurkunde-jaloezie', sneren critici. Dat wil
zeggen: ze deden alsof de economie een natuurverschijnsel is waarin
wetmatigheden vallen te ontdekken. Op grond van die wetmatigheden zouden
economen voorspellingen kunnen doen over toekomstige ontwikkelingen - het niveau
van marktprijzen, bijvoorbeeld, of de economische groei.
Maar wetenschapsfilosofen hadden hun bedenkingen. 'De
economie is per definitie een weinig exacte wetenschap', laat Daniel Hausman van
de Universiteit van Wisconsin per e-mail weten. 'Generaliseringen - zoals
"mensen geven de voorkeur aan veel spullen boven weinig spullen" - zijn niet
universeel waar.' Er zijn immers mensen die hun bezitsdrang juist willen
temperen.
Het fundamentele probleem is volgens wetenschapsfilosofen dat
de economie een complex en 'structureel instabiel' systeem is: het draait om
menselijke relaties die zich niet zomaar in een model laten vastleggen, al is
het maar omdat die relaties voortdurend en overal op aarde aan verandering
onderhevig zijn. Dan hebben natuurkundigen het heel wat makkelijker. De wet van
de zwaartekracht geldt overal ter wereld.
De afgelopen decennia hebben economen veel vooruitgang
geboekt in het doen van experimenten - vaak samen met psychologen; maar in
tegenstelling tot de natuurkunde is de economie geen experimentele wetenschap.
En dat maakt het lastig wetmatigheden op te stellen. Als een beurskoers stijgt,
kan dat immers door een haast oneindige hoeveelheid factoren komen.
Daar komt nog eens bij dat economen, veel meer dan hun
collega's in de exacte wetenschappen, een mening hebben over en zelfs invloed
hebben op de wereld die zij bestuderen: via beleidsmakers die advies bij hen
inwinnen, wordt de economie naar hun eigen theorieën gevormd. Optiehandelaren
rekenen sinds jaar en dag met formules die de Amerikaanse economen -en
Nobelprijswinnaars Fisher Black en Myron Scholes in de jaren zeventig opstelden
om de prijs van opties te bepalen.
Mede om die redenen is de economische wetenschap 'niet erg
succesvol geweest' in het doen van voorspellingen, en heeft zij 'weinig
empirische vooruitgang geboekt', zoals Hausman concludeert in zijn boek The
Inexact and Separate Science of Economics (1992). Economen zouden zich
daarom in alle bescheidenheid moeten beperken tot het beschrijven, analyseren en
voorspellen van tendensen. Het vinden van universele wetmatigheden is te hoog
gegrepen.
'We zouden willen dat we 3 wetten hebben die 99 procent van
het economisch gedrag verklaren. In plaats daarvan hebben we zo'n 99 wetten die
3 procent van economisch gedrag verklaren', zei ook Andrew Lo, hoogleraar
economie aan de vermaarde Amerikaanse universiteit MIT enkele jaren geleden in
het Britse weekblad The Economist. 'Niettemin praten we graag alsof we
met natuurkundige fenomenen te maken hebben.'
Wetenschapsfilosoof Alexander Rosenberg van Duke University
komt tot een nog vernietigender oordeel. Tweehonderd jaar economische wetenschap
heeft niets voortgebracht 'dat ook maar in de buurt komt van de ontdekking van
nieuwe planeten door natuurkundigen', schreef hij in een veelgeciteerd artikel
uit 1983 met de omineuze titel If Economics Isn't Science, What Is It?
Rosenberg geeft toe dat algemene, niet-cijfermatige
voorspellingen best mogelijk zijn. In de categorie: als je de prijs van een auto
verhoogt, zullen waarschijnlijk minder mensen die auto willen kopen.
Maar heb je voor zulke voorspellingen echt al dat onderzoek
nodig?, vraagt Rosenberg zich af. Zijn antwoord is nee. De wetenschappelijke
inzichten van economen zijn vooral gebaseerd op de huis-, tuin- en
keukenpsychologie die mensen in het dagelijks leven gebruiken om de
werkelijkheid te begrijpen. En om dat te verhullen en een aura van
wetenschappelijkheid te bewaren - zouden economen overmatig gebruik maken van
wiskundige formules. ...
Red.: Natuurkundige hebben een gezegde dat je met vier
parameters (variabelen) een grafiek kan aanpassen aan de vorm van een olifant,
zeggende dat je niet te veel gelijkwaardige parameters in een model moet
hebben, laat staan 99 wetten. Ergens is er dan iets fundamenteel mis met je
aanpak. En neem ook nog eens dit argument: 'er worden theorieën gebouwd bij de
vleet, data verzameld, hypotheses getest, papers geschreven en, op basis daarvan, aanbevelingen
gedaan aan allerlei organisaties en overheden.' Precies hetzelfde zou kunnen
worden gezegd over astrologie, of de geschriften van het Vaticaan. Wat er in
hoge mate ontbreekt is de relatie met de werkelijkheid - die eigenlijk niet
verder gaat dan het eveneens genoemde 'als je de prijs van een auto verhoogt,
zullen waarschijnlijk minder mensen die auto willen kopen.'
De kredietcrisis van 2008 heeft dat allemaal nog eens
vetgedrukt, gearceerd, en onderstreept:
Uit:
Dagblad De Pers, 20-01-2009, door Jan-Hein Strop Kredietcrisis
Macro-economen weten het nu ook niet meer
Macro-economen maken er een potje van. Ze zijn het massaal oneens en hun
voorspellingen worden voortdurend bijgesteld.
Tussentitel: ‘Wetenschap schiet tekort’
Eerst zou de economie stagneren, toen licht krimpen en nu kijkt Nederland aan
tegen een zware recessie. De Europese Commissie voorspelde voor dit gewest
gisteren een krimp van min twee procent, het zwartste scenario tot nu toe. Een
contrast met twee maanden geleden toen Brussel bescheiden groei voorspelde, en
wat een verschil met de visie van topeconomen alhier.
Het voor de regering leidende Centraal Plan Bureau (CPB) becijferde in december
nog een krimp van ‘slechts’ -3/4 procent, begeleid door een waarschuwing van
directeur Coen Teulings, die benadrukte dat de ramingen dit keer met ‘veel
onzekerheid’ zijn omgeven. De Nederlandsche Bank liet vlak na de bekendmaking
van het CPB weten dat de raming ‘te voorzichtig’ was.
Daar hebben ondernemers en minister van financiën Wouter Bos weinig aan. Zonder
accurate ramingen is het lastig begrotingen en investeringsplannen maken. Maar
de voorspellende macro-economen, of ze nu uit Brussel, Amsterdam of Washington
komen – bij het Internationaal Monetair Fonds is ook bijstelling na bijstelling
gedaan – zijn in deze crisis het spoor bijster. Om over de vooruitziende
kwaliteiten van commerciële banken maar te zwijgen. Goeie kans daarom dat de
verwachting van licht herstel in 2010 binnenkort ook naar de prullenbak wordt
verwezen.
Wat dan tegelijkertijd opvalt, is het schrijnende gebrek aan zelfkritiek, zegt
Henk Folmer, hoogleraar algemene economie aan de Universiteit Wageningen en
Rijksuniversiteit Groningen en pleitbezorger van een nieuwe stroming in de
economie. ‘De economische wetenschap schiet ernstig tekort, de huidige modellen
werken niet. Dat komt omdat dit een echte vertrouwenscrisis is en vertrouwen is
iets waar economen niet goed raad mee weten.’
Folmer betoogt dat het CPB beter zou kunnen voorspellen als ze in hun
‘mechanische’ modellen plaats inruimen voor psychologische factoren als
vertrouwen en verwachtingen. ...
Helemaal onbekend met hun eigen onkunde zijn macro-economen natuurlijk niet. Een
gangbare methode in voorspellingsland is het scenariodenken, naast het CPB ook
beoefend door partijen als Rabobank. Daarin kan het zomaar beter gaan in 2010 of
toch nog ernstig ontsporen, al naar gelang de omstandigheden. ‘Scenario’s zijn
er voor het maskeren van je eigen onwetendheid’, zegt Folmer. ‘Best leuk om
achter de hand te hebben, maar daar heeft een ondernemer niets aan. Die moet nu
een beslissing nemen.’ ...
Red.: De tussentitel: 'Wetenschap schiet tekort' kan dan ook
rustig vervangen worden: 'Economie blijkt geen wetenschap te zijn' Wat het wel
is, hebben we al gezien: ideologie - in het huidige tijdvak: neoliberale
ideologie.
Waar in de economie als studie-onderwerp grote
inconsistenties bestaan en fouten worden gemaakt, zie je die inconsistenties en
fouten natuurlijk terug in het economie-onderwijs: iets dat niet goed samenhangt
is natuurlijk ook niet goed uit te leggen:
Uit:
De Volkskrant, 23-06-2010, door Arnold Heertje, oud-hoogleraar economie
Economieonderwijs berokkent leerling grote schade
Het economieonderwijs aan havo en vwo is zo slecht dat leerlingen bij hun
studie- en beroepskeuze op het verkeerde been worden gezet.
Onlangs heeft Ferry Haan zijn beklag gedaan over de eindexamens economie havo en
vwo, beide op basis van het nieuwe programma (vk.nl/opinie, 9 juni). Hij stelde
vast dat sprake is van haastwerk door een gebrek aan menskracht bij het Cito dat
onder verantwoordelijkheid van het College voor Examens (CvE) de examens
ontwerpt.
Haan laat zien dat de teams voor havo en vwo volledig
langs elkaar heen hebben gewerkt waardoor twee pilotexamens zijn ontstaan die
een sterk uiteenlopende interpretatie van het nieuwe programma behelzen. Voorts
stelt hij twee overeenkomsten vast: beide examens zijn veel te omvangrijk en
bevatten ernstige technisch-economische fouten.
Om hieraan het hoofd te bieden, heeft de CvE de normen
dramatisch bijgesteld. ...
De secretaris van de Stichting Leerplanontwikkeling , Eric
Welp, mengde zich onlangs zijdelings in deze discussie door zijn bezorgdheid te
uiten over het soepel nakijken van het centraal examen, soms bewust en soms
onbewust door onbevoegde docenten die onjuiste antwoorden van leerlingen niet
onderkennen (Opinie & Debat, 18 juni). Daaraan voeg ik toe dat ook onorthodoxe
juiste antwoorden door een foutief oordeel kunnen worden getroffen. Welp, die
zelf verantwoordelijk is voor het niet zelden ondeugdelijke pilotmateriaal dat
naar de scholen is gestuurd, liet wijselijk buiten beschouwing dat de cijfers
voor de schoolexamens systematisch enige punten hoger zijn dan voor het centraal
schriftelijk. Winstbejag van managers en vakinhoud ondergeschikt maken aan
pseudodidactiek vergen een hoge prijs.
De zorgelijke toestand van het economieonderwijs
berokkent grote en blijvende schade aan de leerlingen die verstoken zijn van een
kwalitatief hoogwaardige beoordeling en die daardoor bij hun studie- en
beroepskeuze op het verkeerde been worden gezet. Ten onrechte opteren leerlingen
voor een studie economie zonder voldoende aanleg en omgekeerd blijven leerlingen
weg bij de economische faculteiten die wel met succes economie kunnen studeren.
Dit verklaart mede dat steeds meer leerlingen zonder het profiel economie maar
met natuurkunde en wiskunde-B als hoofdvakken veel beter economie studeren dan
de leerlingen met economie in hun pakket. ...
Red.: Tja, in die vakken is wel structuur en dus leren
de leerlingen er iets van. Bovendien leren ze er niet dat de appel naar boven
valt, zoals er in de economie wordt geleerd dat rijken rijker maken iedereen
rijker maakt.
|
Er is daarom werk aan de winkel voor het ministerie van OCW en een
nieuwe bewindspersoon op dat departement. De huidige staatssecretaris,
Marja van Bijsterveldt, informeerde op 7 december 2009 de Tweede Kamer
over de aanpassing van de profielen tweede fase vwo en havo in verband
met het nieuwe programma economie. Zij bericht dat onder negen economen
een evaluatie is uitgevoerd door het CvE van het pilotexamen havo van
2009. Slechts vier van de gevraagde economen hebben in feite gereageerd.
Deze vier is verzocht hun mening te geven over de toetsbaarheid en de
haalbaarheid van het nieuwe programma alsmede over de vraag of de
macro-economische vraagstukken omtrent de kredietcrisis voldoende aan
bod komen.
Hoewel in het havo-examen van 2009 de door Haan en Welp
opgeworpen karakteristieken evenzeer manifest waren, kwamen de
overgebleven vier anoniem opgevoerde economen volgens de
staatssecretaris tot het oordeel dat een ‘passend en praktisch haalbaar
centraal examen werd gemaakt’. Van de vier maakten drie economen deel
uit van de commissie-Teulings die het nieuwe programma heeft ontworpen
en derhalve eigen werk hebben geëvalueerd. De vierde is prof. Arnoud
Boot, die in het openbaar van dit positieve oordeel afstand heeft
genomen, onder andere in Economisch-Statistische Berichten. |
Nogmaals "Tja...". De meeste economen hebben natuurlijk ergens ook wel door
dat inconsistenties niet uit te leggen zijn, noch het idee dat de appel naar
boven valt.
Overigens: het simpele economie-onderwijs begint natuurlijk
met de basis van de economie: productie
- en
de waarde van de arbeid van de productieven. En dat is wat economen, als
totaal improductieve mensen, natuurlijk ten koste van alles willen vermijden.
De crisis levert steeds meer interessante literatuur op:
Uit:
De Volkskrant, 17-07-2010, boekrecensie door Pieter Klok
Non-fictie | Het irrationele in de economie
Hoe domheid zich eindeloos uitbreidt
Voor economen is het gevaarlijker een afwijkend standpunt in te nemen dan een
stom standpunt, stelt de Amerikaanse journalist John Cassidy. De wereld heeft
nog veel te leren van de crisis van 2008.
Tussentitel: De mens is niet in staat om al zijn belangen rationeel te wegen,
hij wordt te vaak verblind
Die hervorming van de economie, komt daar nog wat van? Na de crisis in de jaren
dertig besloot de westerse wereld collectief zich minder afhankelijk te maken
van de grillen van de vrije markten. De overheid kreeg een grotere rol als
stabiel tegenwicht tegen wispelturige, hebzuchtige en hijgerige beleggers,
ondernemers en consumenten.
Na de crisis van 2008 is een dergelijke beweging voorlopig
uitgebleven. Aanvankelijk groeide de overheid razendsnel: banken werden
genationaliseerd, bedrijven mochten hun werknemers tijdelijk in de WW parkeren
en de investeringen in infrastructuur werden fors opgeschroefd.
Nu lijkt echter alweer een tegengestelde trend aan de gang.
Om de kosten van de reddingsoperaties te dragen, moet de overheid juist kleiner
worden, is de gedachte. ...
Een wonderlijke ontwikkeling, want zo wordt het wel erg
lastig lessen uit de crisis te trekken. Hoe laat de roep om meer toezicht op
bedrijven en financiële markten zich bijvoorbeeld rijmen met een fors kleiner
overheidsapparaat?
Er ligt nog steeds een grote opdracht op de wereld te
wachten, stelt de Amerikaan John Cassidy in Wat als de markt faalt? – De
kracht van het irrationele in de economie. Als iedereen nu weer overgaat tot
de orde van de dag, zal de wereld volgens hem ten prooi vallen aan
‘vriendjeskapitalisme van ongekende omvang, dat een lachertje zou maken van de
democratische idealen die de twee Amerikaanse politieke partijen zeggen te
vertegenwoordigen’.
Dat is een harde uithaal van Cassidy, die zich in de rest van
zijn betoog laat kennen als een voorzichtige en precieze denker. De journalist
van The New Yorker beschrijft uitgebreid en gedegen in welke mate vrije
markten tekortschieten en op welke terreinen ze dus dienen te worden
gecorrigeerd, met wetgeving, toezicht of een andere vormen van staatsbemoeienis.
Hij neemt de lezer mee langs alle grote economische denkers.
Adam Smith, de grondlegger van de moderne economie, beschreef
reeds de menselijke obsessie met het kortetermijngewin. ‘In vergelijking met het
genot dat we misschien vandaag kunnen ondervinden, interesseert het genot dat
wij over tien jaar kunnen hebben ons zo weinig, dat het ene nooit in evenwicht
kon worden gehouden door het andere, als het niet werd ondersteund door
fatsoensbesef’, schreef hij in The Theory of Moral Sentiments.
De vrijemarktdenkers, die de afgelopen dertig jaar de
economische discussie beheersten, verklaarden dat fatsoensbesef overbodig. Als
iedereen zijn eigen belang zou nastreven, zou de ‘onzichtbare hand’ van Adam
Smith er vanzelf voor zorgen dat het geld op de goede plek terechtkwam en de
economie maximaal kon floreren.
Het streven naar rationeel eigenbelang zou bedrijven
automatisch fatsoenlijk maken, was de gedachte. Ze zouden immers enorme
reputatieschade kunnen lijden als ze zich niet fatsoenlijk zouden gedragen.
Cassidy laat zien dat deze redenering lang niet altijd opgaat. Ze ging zeker
niet op voor de banken, die in hun zucht naar winst alle andere belangen
veronachtzaamden. ...
Het bedrijfsleven is daardoor ook niet in staat echt op lange
termijn te denken. Cassidy komt tot vergelijkbare conclusies als recentelijk de
Nederlandse filosoof Hans Achterhuis. De vrijemarktdenkers hebben last van
utopische gedachten, bijna net zo utopisch als de gedachten van een volbloed
communist. Beide ideologieën vertonen dezelfde overlevingsstrategieën:
tegenspraak wordt effectief uitgeschakeld. De financiële wereld, die nog steeds
een onbegrensd geloof heeft in de ‘onzichtbare hand’, heeft de sterke neiging
met één mond te spreken, blijkt uit onderzoek. Iedereen is geneigd elkaar na te
praten. Het is voor economen, analisten en vermogensbeheerders gevaarlijker een
afwijkend standpunt in te nemen dan een dom standpunt.
‘Het idee erachter is dat als jij iets doms doet, maar
iedereen doet even dom op hetzelfde moment, mensen niet gaan denken dat jij stom
bent’, zegt econoom Jeremy Stein tegen Cassidy. Wie in zijn eentje probeert de
slimste te zijn en ongelijk blijkt te hebben, ligt er echter meteen uit. Domheid
heeft derhalve, als ze een bepaalde kritische massa heeft bereikt, de neiging
zich eindeloos uit te breiden.
Een van de gevolgen hiervan is dat analisten en
vermogensbeheerders tot het laatst toe bleven volhouden dat er niets aan de hand
was op de Amerikaanse huizenmarkt. Zelfs al hadden ze het gevoel dat er een
zeepbel werd opgeblazen die elk moment kon knappen, dan nog was het beter mee te
praten met de meerderheid en vol te houden dat er niets aan de hand was.
Wie het niet eens is met de overgrote meerderheid loopt het
risico geëxcommuniceerd te worden. Medewerkers van grote beleggingsfondsen die
een andere strategie volgen dan de meeste van hun collega’s lopen een grote kans
te worden ontslagen, blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse economen Judith
Chevalier en Glenn Ellisont. ...
De opsomming van Cassidy is lang, maar hij kiest geen partij.
Hij wil de vrije markt zeker niet afzweren en pleit ook niet voor een terugkeer
naar het Keynesianisme, waarin voor de overheid een veel grotere rol is
voorzien. Cassidy pleit slechts voor precisie. We moeten ons realiseren dat
markten tekortschieten of tekort zouden kunnen schieten en op basis daarvan
besluiten wat de overheid zou moeten doen. Iets meer realiteitszin en iets
minder utopische vergezichten, graag.
Red.: Meer precisie: daarvoor bovenal is een andere
mentaliteit nodig - bijvoorbeeld kwaliteit voor kwantiteit. En die andere
mentaliteit kan alleen tezamen met een andere maatschappij. Een vicieuze cirkel.
Ook dit gaat niet werken.
Maar wat hier vooral ook staat: economie is absoluut geen
wetenschap, omdat ze zelfs het meest basale niet willen aannemen op grond van
ideologie.
De financiële crisis heeft aan het licht gebracht dat naast
de staat, dat wil zegen de maatschappij in het algemeen, dus ook de
gepensioneerden zijn bestolen. tezamen met het voortdurende gegraai van de
bankbestuurders en andere mensen in de financiële top, leidt dit tot groeiende
maatschappelijke onrust. Ook onder economen wordt die onrust gevoeld, die
daardoor ook hun eigen vrijgestelde maatschappelijke positie in gevaar gebracht
zien worden. Dit uit zich in kritiek van sommigen op de bankmensen:
Uit:
De Volkskrant, 21-03-2011, door Sylvester Eijffinger en Edin Mujagic
Bankeconomen praten elkaar vaak na
De auteurs zijn respectievelijk hoogleraar financiële economie en monetair
econoom. Ze zijn allebei verbonden aan de Universiteit van Tilburg. Ze storen
zich aan ondeskundige voorspellingen van bankeconomen.
Begin maart kondigde de Europese Centrale Bank (ECB) aan dat ze de rente gaat
verhogen. Dit zorgde voor een enorme verrassing bij bankeconomen en analisten
die het beleid van de ECB moeten voorspellen. Wie de ECB enigszins kent - en dat
is de hoofdtaak van de genoemde groep - kon die aankondiging echter van
mijlenver zien aankomen. Dat de bankeconomen en analisten erdoor verrast waren,
is dan ook zeer vreemd te noemen. Blijkbaar kennen ze de ECB en zijn modus
operandi onvoldoende.
Gebrek aan deskundigheid, maar ook aan onafhankelijkheid is
de reden. De meeste bankeconomen en beleggingsanalisten hebben nog nooit een
centrale bank van binnen gezien, laat staan dat zij centrale bankiers begrijpen.
Ze baseren hun voorspellingen op de persberichten, interviews, lezingen of
verklaringen van centrale bankiers. ...
Tenslotte is er ook nog het bandwagon-effect: er is niets zo
erg voor een gemiddelde bankeconoom of beleggingsanalist om tegen zijn baas te
zeggen dat hij tegen de stroom in fout zat. Dan kun je beter zeggen dat de
meeste collega's ook fout zaten.
Wie allerlei columns, interviews, blogs en talloze
onderzoeksrapporten van bankeconomen en analisten leest, ziet dan ook al snel
dat ze niet zozeer voorspellen wat de ECB zal doen, maar dat ze schrijven wat ze
zelf zouden doen als ze in het bestuur van de ECB hadden gezeten en/of wat zij
vinden dat de ECB zou moeten doen. Daarmee zijn hun schrijfsels volstrekt
irrelevant voor ondernemers en beleggers.
Die willen weten wat de ECB gáát doen, niet wat een
bankeconoom wil dat de ECB doet. In toenemende mate lijdt ook de Nederlandse
belastingbetaler daaronder. Voor chief financial officers van diezelfde banken
zijn deze 'voorspellingen' van hun economen en analisten een belangrijke
overweging bij het nemen van beleggings- en investeringsbeslissingen.
Omwille van de bankbestuurder, de ondernemer en de belegger
die zich laat leiden door de rapporten van zijn bank, moeten de Nederlandse
banken de deskundigheid en onafhankelijkheid van hun economen en analisten
verhogen. Te lang is de kwantiteit van een onderzoeksafdeling doorslaggevend
geweest. Onder de bankeconomen en analisten is veel kaf onder het koren. Dat is
niet in het publieke, noch in het private belang.
Red.: Natuurlijk onderscheiden bankeconomen zich niet op
fundamentele wijze van overige economen - alleen de specifieke omstandigheden
verschillen wat. Zoals de volgende respondent uit de doeken doet:
Uit:
De Volkskrant, 28-03-2011, door Ron Ritzen
Bij elk politiek standpunt een econoom cadeau
De auteur is oud-docent economie in het middelbaar onderwijs. Onlangs
verscheen zijn boek Het Arnold Heertje-effect. Hij betoogt dat economen met
adviezen strooien hoewel ze voortdurend de plank misslaan.
De Tilburgse economen Eijffinger en Mujagic storen zich aan de ondeskundige
bankeconomen, die niet alleen 'ondeskundig' maar ook nog eens 'weinig
onafhankelijk' zijn (Opinie & Debat, 21 maart). Hun advies heeft een hoog 'open
deur'-gehalte: de Nederlandse banken moeten de deskundigheid en
onafhankelijkheid verhogen. Waar beide economen aan voorbijgaan, is het feit dat
de economie niet in staat is adequate voorspellingen te produceren en dat hun
universitaire collega's desondanks het ene advies na het andere de media
inslingeren. Die adviezen spreken elkaar fors spreken.
Neem de kredietcrisis, die voor de meeste economen als een volstrekte verrassing
kwam maar die wel leidde tot een stortvloed aan adviezen. Zo ging de fine
fleur onder de economen in conclaaf en gaf ze enige tijd geleden ongevraagd
een adviesje om onze economie te redden.
Deze filantropenclub van hoogleraren bestond uit Bovenberg, Van Wijnbergen,
Jacobs, Boot en Buiter. ...
Red.: De heren Bovenberg en Jacobs kennen we al als fervente
aanhangers van het neoliberalisme, zie hier => . Over hun vrienden hoeven we dan
ook weinig illusies te hebben, want wie zich afgeeft met ...
|
En wat vooronderstelden deze economen zoal? Onder meer
dat je op basis van feitelijke analyses normen kunt afleiden. Zo moet de
Nederlandse overheid maatregelen nemen die de overheidsfinanciën op lange
termijn versterken zonder dat de economie op korte termijn een optater krijgt.
De regering moet de AOW-leeftijd verhogen en moet minder pensioenopbouw per jaar
toestaan voor aanvullende pensioenen. |
De bekende neoliberale reactie op het stelen van van neoliberalen en honderden
miljarden door de financiële wereld: de rest van de bevolking moet ervoor
inleveren - bloeden.
|
Al hun kennis ten spijt: uit een economische analyse kun je niet afleiden wat
een regering behoort te doen. Dat zijn namelijk politieke keuzes. Het
feitencomplex vormt een noodzakelijke, maar onvoldoende voorwaarde om tot een
normatieve conclusie te komen.
Bijna elke econoom heeft zo zijn eigen verhaal over de kredietcrisis. Jacobs
pleitte voor 'langer doorwerken'. Maar wie daar geen politieke trek in had, kon
gewoon het blik economen opentrekken waarin bijvoorbeeld Tolnaar zit
(oud-hoogleraar VU). Het verhogen van de AOW-leeftijd is volgens hem een
overhaaste maatregel. 'Ouderen langer laten doorwerken, draagt niets bij aan
conjunctureel herstel. Het is eerder een stokpaardje van de
vergrijzingsactivisten.' Wie goede herinneringen aan de arbeidstijdverkorting
koestert, kon aankloppen bij prof. De Beer. En prof. Verbon (UvT) dacht zelfs
aan een verlaging van de pensioengerechtigde leeftijd, |
Met dien verstande dat de neoliberale pensioendieven de overgrote meerderheid
vormen, en de meer rechtvaardige denkende exemplaren een kleine minderheid zijn.
Waarop de neoliberale pensioendieven met de van hen bekende inhoudelijke
arguenten:
|
En prof. Verbon (UvT) dacht zelfs aan een verlaging van de
pensioengerechtigde leeftijd, en dat leverde hem een
boos commentaar op van zijn Tilburgse collega Bovenberg: 'Hoedt u voor valse
profeten' . |
Andere kwesties van verschillen:
|
Voorstanders van nationalisatie van banken legden Paul de Grauwe (KU Leuven) en
Nouriel Roubini als troef op de tafel. Deze economen menen dat nationalisering
van banken onvermijdelijk is. Ze vrezen dat deze instellingen steeds weer nieuw
kapitaal nodig hebben om op de been te blijven. Wie echter griezelt van
nationalisatie, tovert Jef Vuchelen (VUB) uit de economenhoed.
Maatschappijhervormers konden terecht bij Arnold Heertje: 'de kredietcrisis is
een zegen', want er liggen kansen voor het milieu. En degenen die tabak hebben
van dit soort milieuretoriek, konden op hun beurt terecht bij Den Butter,
hoogleraar aan de VU. De groene revolutie als economische redding kan bij hem op
hoongelach rekenen. 'Ik ben een groot voorstander van het verduurzamen van de
economie. Maar als rationeel denkend econoom vraag ik me af: wat heeft de
kredietcrisis daarmee te maken? Als je een structurele verandering van de
economie, zoals verduurzaming, verwart met keynesiaanse investeringen, dan bega
je een fout.' |
Met opnieuw de opmerking van de milieuverwoestende neoliberalen veruit in de
meerderheid zijn. Overigens: wie verwonderd is over de nieuwe bijnaam:
"pensioendief" en "milieuverwoester" zijn sterk aan elkaar verboden, via het
meer algemene principe van "Ikke ikke ikke en de rest kan stikke", ook bekend
als het "recht van de sterkste", hetgeen weer nog duurder bekend is als
"neoliberaal".
|
De big spenders namen de economisch adviseur van Obama, Larry Summers, in
de arm: wereldwijd moet er geld in de economie worden gepompt. 'Niet doen', riep
de Nijmeegse hoogleraar Barbara Baarsma. Volgens haar moet het kabinet juist
niet zwichten voor industriepolitiek. |
Wat kan het Barbara Baarsma, ook lid van de neoliberale economenclub SEO => , nu
schelen dat landen als Japan, Singapore, Korea en China hun huidige welvaart
hebben opgebouwd middels een industriepoltiek - "Naar de hel met de
werkelijkheid en de wetenschap, neoliberalisme is de enige weg vooruit".
Conclusie:
|
Bij menig bedrijf rouleert het volgende grapje: zet negen economen in één kamer
en na een uur heb je tien meningen. Dat grapje is inmiddels fors ingehaald wat
betreft het aantal meningen. Voor ieder kleurtje zijn er meerdere smaakjes. Het
is dan ook flauw van Eijffinger en Mujagic om enkel af te geven op de
bankeconomen. Ook in hun eigen universitaire kring produceerden de economen een
adviezendiarree, maar dan wel overgoten met een bedenkelijk wetenschappelijk
sausje. |
Een stem van nuchterheid van buiten de academische kringen:
Uit:
De Volkskrant, 03-06-2011, ingezonden brief van Wim Velthorst, Hauwert,
voormalig economieleraar Economie geen wetenschap
Weer - nu in de bijdrage van Peter de Waard (De kwestie, 1 juni) - de opvatting
dat economie eigenlijk geen exacte wetenschap is, omdat economen er totaal
verschillende standpunten op nahouden, in dit geval over de beste oplossing voor
de eurocrisis.
Dat de economie de kredietcrisis niet wist te voorspellen, is
een veelgehoord verwijt vanuit dezelfde invalshoek.
Ik kan me vergissen, maar dergelijke criticasters hebben op
hun middelbare school of wellicht zelfs op de universiteit de degelijke
economieleraar van vroeger gemist, die, nog onbekend met competentiegericht
onderwijs, gewoon uitlegde dat de economie niet meer en niet minder pretendeert
dan het bestuderen van de gevolgen van het economisch handelen.
Keynes' ex ante-bestedingsmodel, het groeimodel van
Harrod-Domar en de modellen van het CPB, mijn leerlingen hadden geen moeite met
die exacte modellen: 'Maakt u zich geen zorgen, mijnheer, wij hebben heel goed
begrepen dat economische voorspellingen staan of vallen met de gepostuleerde
exogene grootheden.'
Naar Economen
, Economie lijst
, Economie overzicht
, of site home
.
|