De economische klassenstrijd, hoger

Door rechtse politici wordt de economische klassenstrijd zelden expliciet en in het openbaar benoemd, omdat een aanzienlijk deel van de bevolking het niet met hun standpunt eens is, zodra het eenmaal expliciet uitgesproken wordt. Rechtse theoretici hebben dit probleem niet, zie het onderstaande citaat uit de Volkskrant (kort voor 15-08-2004), uit een stuk van Bart Jan Spruyt, directeur van de conservatieve denktank Edmund Burke Stichting:

'Maar wat is sociaal-liberaal eigenlijk? Sociaal-liberalen zijn mensen die weten dat de sociaal-democratie niet werkt, maar zich er toch een beetje voor schamen om zich liberaal te noemen. De abjecte opvatting over 'solidariteit' die de afgelopen decennia in Nederland een nieuwe vanzelfsprekendheid is geworden (en daarmee een groot taboe), noopt hen ertoe overheidsinterventies en -reguleringen te propageren, hoge belastingen in stand te houden, en alles dat niet levensvatbaar is via subsidies te laten overleven.'

Het rechtse uitgangspunt is dus dat alle overheidssubsidies, alle overheidsreguleringen, en iedere vorm van steun aan zaken of mensen die niet direct in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien gestopt moeten worden.

Wie meent dat deze laatste verwoording niet geheel en al recht doet aan het rechtse standpunt, moet aanwijzen waar deze verschilt van het citaat. Als  men daarbij nuances in het standpunt wil aanbrengen, doet af aan het principiële van het citaat, en maakt het standpunt ongeldig. We kunnen het standpunt dus als boven omschreven bespreken.

De eerste consequentie van het standpunt is dat de steun aan iedereen die niet werkt, gestaakt moet worden. Dit betreft dus alle gepensioneerden, zieken, gehandicapten, enzovoort. Voorts is het duidelijk dat instellingen als onderwijs, leger enzovoort, ook nooit in hun eigen onderhoud kunnen voorzien, dus dat de steun van de overheid daaraan gestopt moet worden. Argumenten dat deze instellingen diensten aan de maatschappij verrichten zijn ongeldig volgens het rechtse principe, dat alleen uitgaat van directe levensvatbaarheid, en niet van een eventuele uitruil van diensten en overheidsgeld.

Het is duidelijk dat deze doorredenatie van nog meer detaillering kan worden voorzien. Voor de duidelijkheid wordt meteen doorgegaan naar het einde van het verhaal, namelijk de toepassing op de Edmund Burke Stichting en de mensen in haar dienst, waaronder Bart Jan Spruyt. Het is volkomen duidelijk dat zowel stichting als heer Spruyt als ongesubsidieerde eenheid niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien: ze produceren niets van enige economische waarde. Toch bestaan zowel stichting als heer Spruyt al enige tijd, waaruit we mogen afleiden dat ze gelden in ontvangst nemen, terwijl ze zelf geen economische tegenwaarde leveren. We mogen ook aannemen dat zowel stichting als heer Spruyt principieel genoeg zijn om geen steun van de overheid aan te nemen. Maar ze nemen dus wel gelden aan van anderen, particulieren of bedrijven. Door hun bestaan geven zowel stichting als heer Spruyt er dus blijk van dat ze niet tegen subsidiëring van niet-levensvatbare personen en instellingen zijn, maar alleen als die subsidiëring  door een overheid gebeurd.

Subsidiëring door particulieren en bedrijven is in principe hetzelfde proces als subsidiëring door de overheid: economische waarde die op de ene plek wordt opgewekt, wordt op een andere plek ingezet. Het strijdpunt van de Edmund Burke stichting gaat dus over wie die verdeling mag doen: een instelling die onder controle van de hele bevolking staat, of dat dit wordt overgelaten aan de willekeur van het individu, en bedrijven, degenen die de economische macht daartoe hebben. Dat laatste model is het model zoals dat het overgrote deel van de geschiedenis heeft gegolden, van de interacties binnen de diergemeenschappen, tot de gunsten verleend door de monarch. Als de opvattingen van de Edmund Burke Stichting en de heer Spruyt in een term samengevat moeten worden, als tegenstelling tot het sociaal-liberaal waar ze zo'n bezwaar tegen maken, dan is dat niet het woord dat ze zelf gebruiken, conservatief. Conservatief betekent behoudend, het behouden van het zijnde. Het juiste woord passende bij teruggaan naar modellen uit het verleden is reactionair.


Naar Economische klassenstrijd , of site home .