De Volkskrant, 03-11-2005, door Wieteke van Zeil
Fra Angelico begreep de stilte
Welkom Fra Angelico-overzicht in Metropolitan Museum
Fra Angelico begreep de stilte en hoe je die moest schilderen. Maar op een
tentoon-stelling in New York betoont de middeleeuwse monnik-kunstenaar zich
eerst en vooral meesterverteller.
Tussentitels: Details om te zoenen
Net als in de San Marco laat Angelico zich hier zien als een
goede regisseur, die veel durft weg te laten om daarmee nog meer te kunnen zeggen
God is een cirkel en de mens kan alleen rechte streepjes trekken. Hoe meer
strepen de mens trekt en aan elkaar plakt, hoe meer deze de vorm van een cirkel
benaderen, maar een volmaakt ronde zal het nooit worden.
Zo ongeveer zag de vijftiende-eeuwse Duitse monnik-filosoof
Nicolaas van Cusa de verhouding tussen God en de mens. Voor Cusa hield streven
naar het eeuwige en het oneindige evenzeer God, astronomie, als het menselijk
kunnen in. De mens doet volgens hem vooral zijn best om God te gelijken. Kennis
en denken zijn daarbij even belangrijk als ervaring en ambacht. Hoe meer al die
elementen groeien, hoe dichter de mens het goddelijke nadert.
Hoewel Cusa en de monnik-kunstenaar Fra Angelico in dezelfde
tijd leefden, is niet bekend of ze elkaar en elkaars werk kenden. Wel is Fra
Angelico, de 'engelachtige broeder', een kunstenaar die net als Cusa precies de
grenslijn tussen Middeleeuwen en Renaissance bewandelde: aan de ene kant honger
naar kennis, aan de andere kant verlangen naar het mystieke en goddelijke. Voor
hen was er niets tegenstrijdigs aan de combinatie daarvan.
Wie de fresco's van Angelico, die vóór zijn monnikschap Guido
di Pietro heette en als monnik Giovanni da Fiesole, uit het San Marco-klooster
in Florence kent, weet wat een meditatieve rust er van uit gaat. Als de
kunstenaar ze niet speciaal voor de contemplatie van de dominicanen had gemaakt,
zou je haast denken dat ze als oase voor de overladen kunsttoerist geschilderd
waren. Tussen al het goud en de overdaad van de Florentijnse kunstkamers zijn de
kleine schilderingen in de monnikscellen als serene droombeelden. Omlijstingen
ontbreken, Jezus en Maria dragen lange witte gewaden tegen vrijwel witte
achtergronden, bijbelse anekdotes zijn teruggevoerd tot hun meest effectieve
minimum - weinig kleuren en haast abstracte vormen. Alsof Fra Angelico maar
streepjes bleef trekken en uitgummen, totdat deze goddelijke beelden
tevoorschijn kwamen. Hij begreep stilte, en hoe je die kan schilderen.
Wie naar eenzelfde soort verstilling zoekt in de grote
tentoonstelling die het New Yorkse Metropolitan Museum nu aan de kunstenaar
wijdt, zal die niet meteen vinden. Hoewel de Robert Lehmanvleugel met zijn
ronde, kloostergang-achtige ruimtes perfect is voor de middeleeuwse schilder, is
er in deze presentatie een andere Fra Angelico zichtbaar dan de schilder die
beroemd is om de San Marco-fresco's.
In deze eerste solotentoonstelling van de schilder buiten
Italië de laatste tentoonstelling van zijn werk was in 1955 in Florence doemt
hij voor het eerst op als een echte verhalenverteller. Wonderlijke, weinig
vertelde verhalen versieren de museummuren, zoals de legende van het naamgeven
van Johannes de Doper door Zacharias, en de ontmoeting tussen Sint Franciscus en
Sint Dominicus. Het zijn mooie, eenvoudige narratieven die met veel emotie maar
weinig drama zijn neergezet. Net als in de San Marco laat Angelico zich hier ook
als een goede regisseur zien, die veel durft weg te laten om daarmee nog meer te
kunnen zeggen. Maar terwijl de kloosterschilderingen uit grote, lichte
voorstellingen bestaan, zijn de paneeltjes in het Metropolitan weelderig, fijn
en kleurrijk. Hier geen gebrek aan gouden halo's met gedecoreerde patronen van
rolstempels.
Het verschil zit in functie en techniek: de celschilderingen
waren voor niemand anders bedoeld dan de monniken die er in solitaire gingen, en
mochten juist de gedachten niet afleiden. De beelden in hef Met Museum hadden
vrijwel allemaal een openbare functie. En natuurlijk kon het museum alleen
reisbare kunst tonen: kleine panelen en een paar mooie, intieme tekeningen van
de kunstenaar.
Het Metropolitan schotelt daarmee niet alleen een welkome
tentoonstelling voor, maar ook een verrassende. Fra Angelico stierf dit jaar 550
jaar geleden en er is in geen tijden een uitgebreide studie naar zijn oeuvre
gedaan. Zelfs zijn zaligverklaring door paus Johannes Paulus II in 1984 bracht
daar geen verandering in. Het nieuwe onderzoek in de catalogus is weliswaar
onleesbaar droog en saai, het levert wel inzicht op.
Angelico wordt gepresenteerd als leerling van de Florentijnse
Lorenzo Monaco, een onbekende schilder in middeleeuwse traditie. Het biedt de
niet-ingewijde museumbezoeker misschien weinig nieuws, maar door dit inzicht kon
een aantal van de schilderijen op de tentoonstelling aan Angelico worden
toegeschreven, zoals voorstellingen uit het verhaal Ninfale Fiesolano
(uit Boccaccio's Decamerone) en een indrukwekkende Kruisiging uit
de collectie van het Metropolitan. Die schilderijen blijken al decennia vóór het
vroegst gedocumenteerde werk van Angelico - het altaarstuk van San Pier Martire
in Florence in 1429 - te zijn gemaakt.
Het lijkt wonderlijk dat Fra Angelico's werk nog zo
uitgesproken middeleeuws van karakter is. Giotto had immers al een ruime eeuw
eerder de . aanzet gegeven voor de renaissanceschilderkunst. Maar Giotto bleek
slechts een voorwee van de wedergeboorte van de klassieke oudheid. De honderd
jaar die er tussen de twee kunstenaars gepasseerd zijn, vormen een gat waarin
een zware terugval in de ontwikkelingen plaatsvond. Dat werd veroorzaakt door
een pestplaag in 1348, die de helft van de Toscaanse bevolking en alle
Giotto-navolgers het leven kostte. Na deze pest reageerde de kunst zoals wel
vaker na grote rampen: met een terugkeer naar een strenge, hiëratische stijl.
God was weer groot en schrikbarend. Alleen in de literatuur, zoals in de
Decamerone, gaven kunstenaars de brui aan de religieuze dogma's.
Angelico's stijl is in zekere zin een gekalmeerde uitwas van
de schrikjaren na de Zwarte Dood. Net als hijzelf is zijn kunst diep religieus.
Veel devotiebeelden, zoals de vroege Madonna en Kind met twee engelen,
geleend van Museum Boijmans Van Beuningen, zijn statig, met weinig diepte, en
voorzien van eerbiedige gebedteksten. Maar zijn werk sluit ook, zoals nu blijkt,
verrassend aan bij de verhalende fresco's van Giotto, zoals die in de
Scrovegni-kapel in Padua.
Dat zit hem in de ingetogen manier van vertellen. In New York
wordt dat zichtbaar in de predella's, de kleine afbeeldingen die onder een
altaarstuk werden geschilderd. Die werden in de loop van de tijd van de grote
altaarstukken afgesneden en verhandeld.
Het zijn fantastische mini-filmpjes, zoals de legende waarin
Cosmas en Damianus, de beschermheiligen van de Medicidynastie, worden vermoord
op een brandstapel. De vlammen krijgen geen vat op hen, maar slaan naar de
belagers, die kreperend neervallen. Of een predella die, uit twee scènes
bestaat: de redding door Sint Nicolaas van drie ter dood veroordeelden en het
sterfbed van de heilige. De figuren zijn levendig, de landschappen abstract en
de details (zoals een huilende man die zijn ogen met zijn gewaad bedekt) om te
zoenen.
Van Fra Angelico wordt gezegd dat hij altijd bad voor hij
begon te schilderen en dat hij, in tegenstelling tot zijn jongere collega Fra
Filippo Lippi, zijn monnikschap boven zijn kunstenaarschap stelde. Hij bleef een
religieus en ongelooflijk bescheiden schilder. Zelfs toen paus Nicolaas V hem
tot bisschop wilde bevorderen nadat hij de Cappella Niccolina had gedecoreerd,
weigerde Angelico dit uit deemoedigheid.
Het is dan ook die eenvoud en bescheidenheid waardoor
Angelico's schilderijen, in de San Marco en hier in New York, er tussen de
andere vroege renaissancekunst uit springen als een verademing. Angelico's kunst
heeft de nederigheid van middeleeuws ambachtswerk, maar de nabijheid en de
natuurlijkheid die je van renaissancekunst verwacht.
De emotionele lading is in veel van zijn schilderingen zo
sterk dat ze zich opdringt, door heel kleine, onverwacht 'echte' details. Maar
het is het ontbreken van één kenmerkende renaissancetrek dat zijn kunst zo
oorspronkelijk maakt: zelfzucht.
In een periode waarin de kunstenaar zijn maatschappelijke
aanzien de lucht in zag vliegen en de mens zich met evenredige groei plaatste
ten opzichte van God, is het werk van Fra Angelico verrassend vrij van
hedonisme, praalzucht en sentiment. Een nuchtere poging om dicht bij het
oneindige te komen.
Terug naar Angelico gallerij
, Illustraties lijst
, Hiërarchie
algemeen
, of naar
site home
.
|