Bronnen bij Anglicisme, Nederland: tweedeling, ontkenning

10 mei 2014

De maatschappelijke tweedeling ten gevolge van het neoliberalisme, dat als doel heeft alle geld bij één of enkel personen te krijgen, wordt steeds beter zichtbaar, ook in Nederland. Er wordt nu zelfs openlijk over gepubliceerd, met name daar waar het gaat over de vermogensverdeling:


Uit: De Volkskrant, 12-04-2014, van verslaggever Wilco Dekker en Robert Giebels

Sparende krabbelaar is belastingtoerisme rijken beu

Dit is de eerste grote crisis waarbij de rijksten nog rijker zijn geworden. ...


Red.:   Maar als gevolg daarvan krijg je ook meer expliciete ontkenningen , propaganda en leugens van de neoliberalen. Van zowel de politieke branch in de vorm van de VVD en D66, maar ook die in de rest van de elite. Hier een vertegenwoordiger uit de rangen der economen , zoals bekend vrijwel volledig gedomineerd door het neoliberalisme:


Uit: De Volkskrant, 06-05-2014, van verslaggever Jonathan Witteman

Nederland blijft land van gelijkheid

Hoewel de vermogensverschillen behoorlijk toenemen, blijven de verschillen in besteedbare inkomens in Nederland nagenoeg gelijk.


Tussentitel: De ongelijkheid wordt vrijwel geheel gecompenseerd door uitkeringen en belastingen


Red.:   Voor de analyse van deze uitspraken eerst even de reden ervan, die staat aan het eind van het artikel:

  Onder economen woedt de laatste jaren een twist over de vraag of de ongelijkheid in de westerse economieën al dan niet toeneemt. De vermogensongelijkheid nam de afgelopen decennia sterk toe in de westerse wereld, zoals de Franse econoom Thomas Piketty in zijn boek Le Capital au XXIe siècle beschrijft. De inkomensongelijkheid verscherpte zich in veel landen ook ...

Wat de auteurs gaan  betogen is dat de inkomenongelijkheid in Nederland gelijk is gebleven. dat levert in combinatie met de sterk toegenomen vermogenongelijkheid, ook in Nederland, en de redenatie van de zwarte doos toepassend, dat wil zeggen: kijk alleen naar wat er in- en uit gaat, drie mogelijkheden: de inkomensongelijkheid is wel gelijk gebleven, maar op een constant hoog niveau. De inkomensongelijkheid is gelijk gebleven op een constant laag niveau en dus heeft de inkommens ongelijkheid heeft weinig tot niets met de vermogensgroei te maken. Of ten derde: de auteurs liegen.
    Eerst evene mogelijkheid twee, want dat is wat de kop suggereert: in Nederland is de inkomensongelijkheid op een constant laag niveau. dat betekent dat de vermogensstijging weinig tot niets met inkomen te maken heeft, oftewel: weinig tot niets met de echte economie. dan is die vermogensstijging dus puur geldkwekerij, of inflatie, if dieftal of corruptie, of iets dergelijks. aangezien het bijzonder werkwaardig zou als die plotseling aan het begin van de meetperiode begonnen zouden zijn, zullen ze er dus altijd wel een sterke mate geweest zijn, en luidt de onomstotelijke conclusie dat (vrijwel) alle vermogen op niet-economische dus onrechtmatige wijze verkregen is. Of ten minste: dat dit zo is tot het tegendeel bewezen - per geval En kan dus het overgrote deel van dit vermogen instantaan geconfisqueerd worden. waarmee in één klap talloze economische problemen zijn opgelost.
    Natuurlijk zou dit een even  instantane opstand veroorzaken onder de neoliberalen, en het staat ook vast dat hun lakeien in de rangen der economen zich bij die opstand zullen aansluiten. Dus je moet eigenlijk aannemen dat ze ook de stelling van de onafhankelijke ontwikkeling van het vermogen zullen afwijzen. Dus zullen ze impliciet dus ook mogelijkheid twee afwijzen
    Mogelijkheid één, dat het constante niveau een hoog niveau is, hebben ze ook al afgewezen in kop. Blijft dus mogelijkheid nummer drie over: dat ze liegen. Daarvoor is een directe aanwijzing - uit het eerste artikel:
  ... zegt hoogleraar Koen Caminada van de Universiteit Leiden en lid van de commissie-Van Dijkhuizen.

De commissie Van Dijkhuizen is de commissie geleid door een bankier die voorstellen heeft gedaan voor een belastingvereenvoudiging, die neerkomen op een enigszins veredelde vlaktas, waarin de hogere inkomen erop vooruit gaan, en de lagere inkomens erop achteruit.
    laten we dus eens met enige achterdocht naar hun bewijzen kijken. Als eerste in het artikel:
  De Nederlandse inkomensongelijkheid is sinds de eeuwwisseling niet toegenomen. Alle recente bekommernis over ongelijkheid ten spijt waren de verschillen tussen de besteedbare inkomens van de Nederlanders in 2001 vrijwel even groot als in 2012, met minieme verschillen in de jaren ertussen. Dat was vooral te danken aan herverdeling via belastingen en uitkeringen.

Deel één hiervan belastingen, is zeker een leugen: de hogere belastingtarieven zijn alleen maar verlaagd, en de btw, waarddor de uitgaven van iedereen dus ook de lagere inkomen, is verhoogd.
    Deel twee wat betreft het "gelijkmaken" zijn de uitkeringen. De vraag luidt onmiddellijk: welke uitkeringen? Het staat er aanvankelijk niet bij niet bij. Er zijn ook geen uitkeringen verhoogd, de laatste dertig jaar, maar alleen maar verlaagd. Maar even verderop in het artikel:
  De toegenomen herverdeling van inkomen komt vooral op het conto van de aow ...

Een gore leugen; het bedrag ervan is misschien verhoogd, maar dat komt doordar het aantal aow'ers is gestegen.
  ...de aanvullende pensioenuitkeringen ...

Een nog goordere leugen: pensioenen zijn geen uitkeringen, dat wil zeggen: uitgaven vanuit de overheidskas, maar door werkgevers en voornamelijk werknemers gespaarde premies, dat wil zeggen; achterstallig inkomen.
  ...en de gestegen werkgeverspremies. ....

Het is niet helemaal duidelijk, maar ook dit slaat dus vermoedelijk op pensioenpremies, en heeft niets met herverdeling te maken.
     Tenslotte in de rubriek bewijzen:
  De Gini-coëfficiënt van het besteedbaar inkomen steeg slechts van 0,273 in 2001 naar 0,274 in 2012 - een verschil dat de onderzoekers verwaarloosbaar achten. De Gini-coëfficiënt, een cijfer tussen 0 en 1, is de meest gebruikte maatstaf voor ongelijkheid: 0 betekent volmaakte gelijkheid, 1 volmaakte ongelijkheid.

Maar de Gini-coëfficiënt is dus slechts een andere manier van uitdrukken van de inkomensverschillen die je eerst moet bepalen - en die dus leugens zijn gebleken.
    De auteur van het artikel merkt aan het einde nog wat op:
  Eind september bleek uit onderzoek van UvA-onderzoeker Wiemer Salverda nog dat de inkomenskloof tussen arm en rijk gegroeid was. De 10 procent minst verdienende huishoudens was er tussen 1977 en 2011 qua reëel inkomen 30 procent op achteruitgegaan.

En hierop is dus de redenatie van toepassing uit de Informatieregels : als twee lieden uit een groep met hetzelfde belang iets beweren waarvan de eerst iets zegt dat met het belang van de groep meegaat en de tweede tegen het belang van de groep in, is de kans dat de eerste gelijk heeft hooguit ongeveer 20 procent, en bij de tweede is dat ongeveer 80 procent. Waarbij we weten dat er al meerdere  voorvallen zijn geweest die dit patroon bevestigen.
    Waarmee nogmaals bewezen is: de groep der economen bestaat uit één grote club gore neoliberale leugenaars, tot per individu het tegendeel is bewezen.
    En nog geen week later wordt er bewijs geleverd - van het feit dat deze auteurs leugenaars en fraudeurs zijn:


Uit: De Volkskrant, 08-05-2014, rubriek De kwestie, door Peter de Waard

Is Nederland een lagelonenland?

Tussentitel: Minimumloon van 67 naar 41 procent van het modale salaris

Dat een realistisch en nuchter politicus als Jeroen Dijsselbloem nu zegt dat 'de recessie voorbij is' ...
    Met twee verklaringen loopt het kabinet minder graag te koop. ... De tweede is dat Nederland ook steeds meer een lagelonenland wordt.
    Dinsdag meldde het CBS dat in 2012 (actuelere cijfers zijn er niet) 491 duizend Nederlanders werkten voor een minimumloon. Dat is inmiddels 6,2 procent van de beroepsbevolking. Dat was in 2008 5,9 procent. In 1993 sappelden maar 110 duizend Nederlanders voor het minimumloon, nog geen 3 procent.
    Daarnaast is het minimumloon, net als de uitkeringen die daaraan zijn gekoppeld, fors achtergebleven bij het gemiddelde loon. Sinds de invoering van het minimumloon in 1964 is het relatief nog nooit zo laag geweest. Aanvankelijk was het minimumloon 60 procent van het gemiddelde loon. In 1976 steeg dat door een forse verhoging van het kabinet-Den Uyl naar 67 procent. Het eerste kabinet-Lubbers verlaagde het minimumloon met 3 procent en daarna is het alleen maar verder gedaald. Bij het begin van de crisis was het minimumloon nog slechts 45 procent van het gemiddelde loon. Nu is het voor mensen boven de 23 jaar 1.477,80 euro bruto per maand. Dat is 41 procent onder het gemiddelde, waarvan netto, afhankelijk van de persoonlijke situatie, rond 200 euro minder overblijft.    ...


Red.:   Het belangrijkste gegeven staat al in de onderkop: het gemiddelde loon is het totale loon verdiend door alle (relevante) Nederlanders gedeeld door het (relevante) aantal. Een gemiddelde is eigenlijk een slechte maat, speciaal wanner een verdeling nogal schaaf is   - zoals hij is bij het inkomen. Het modale loon is datgene waaroven er evenveel mensen verdienen als eronder - dat heeft veel minder hinder van scheefheid. En ten opzichte van dat betrouwbare ijkpunt van het midden, is het minimumloon dus sterk gedaald. een ijzersterk teken van een sterk toegenomen tweedeling. Ook voor het inkomen dus, naast de al min of meer erkende voor het vermogen.


Naar Anglicisme inleiding , Angl. vs Rijnland overzicht , of site home .