Informatiefilter, algemeen

Samenvatting

Het maatschappelijke en politieke debat wordt bepaald door de pratende, schrijvende, en bestuurlijke klassen, oftewel: de hogere klassen of "elite"  .

Voor de hogere klassen geldt in verhoogde mate dat ze slechts één belang kennen: het eigenbelang . In een democratie moet dat verhuld worden, en voor en door dat verhullen is speciaal taalgebruik ontstaan, waarvan het culturele deel is de "politieke-correctheid"  .

Het meest gehanteerde middel is dat van de retorische truc  , het resultaat zijnde een sterk vervalst vocabulair  (of korter hier  ), en het opvallendste teken is het uiten van "Kleren van de keizer"-achtige absurditeiten   , uiteindelijk uitlopende in het verschijnsel van cognitieve dementie  . Voor een lijst van vervalsers, zie hier .

Om informatie te halen uit datgene dat in de maatschappij rondgaat en voornamelijk via de media tot de overige burgers komt en vervalsing te bestrijden, zijn er een aantal regels verzameld, grotendeels gegrondvest op gezond verstand van het type "Sherlock Holmes": "De meest vermoedelijke dader is degene die het meeste belang heeft bij de daad". Voor meer van die regels van het gezonde verstand zie hier .

Aangaande personen als bron:
  • Als iemand iets beweert over een zaak waar hij een belang bij heeft en de bewering is ten gunste van die zaak, is de kans dat het waar is circa 20 procent, en dat het onwaar is circa 80 procent, waarbij het percentage in een specifiek geval varieert met de mate van belang  .
  • Als iemand iets beweert over een zaak waar hij een belang bij heeft en de bewering is ten nadele van die zaak, is de kans dat het waar is circa 80 procent, en dat het onwaar is circa 20 procent, waarbij het percentage in een specifiek geval varieert met de mate van belang  .
  • Als iemand een uitspraak doet over een zaak waar hij geen belang bij heeft, zijn de kansen op waarheid en onwaarheid respectievelijk circa twee derde en één derde.
Aangaande de vergelijking van meerdere bronnen:
  • Als van tien mensen er negen iets beweren dat in het belang is van de groep, en één persoon beweert het tegendeel, is de kans dat de ene persoon gelijk heeft circa twee derde.
  • Als van tien mensen er acht iets beweren dat in het belang is van de groep, en twee personen beweren het tegendeel, is de kans dat de twee personen gelijk hebben minstens 95 procent (vrijwel zeker).
Aangaande de manier van presentatie: 
  • Naarmate de vorm van een boodschap belangrijker lijkt dan de inhoud, is de boodschap onbetrouwbaarder.
  • Naarmate een boodschap in mooiere taal is gesteld en mooiere woorden en beelden gebruikt, oftewel retorisch begaafder is verwoord, is de informatie erin onbetrouwbaarder  .
  • Naarmate in een discussie of dialoog meer gebruik wordt gemaakt van retorische trucs, is de betrouwbaarheid van de informatie kleiner.
  • Naarmate in een discussie iets wordt beweerd met een grotere hoeveelheid of meer extreme vormen van retorische trucs, is er een grotere kans dat het tegenovergestelde van het beweerde waar is  .
Toegespitst op personen:
  • Voor personen die in sterke mate gebruik maken van spelen op personen en emoties, is datgene dat ze verkondigen minder waarschijnlijk, in de zin dat bij meer dan zeg twee of drie instanties het gestelde vermoedelijk al een leugen is, en dat de kans stijgt dat het tegenovergestelde waar is.
  • Naarmate personen meer gebruik maken van retorische trucs (in het algemeen), is datgene dat ze verkondigen minder waarschijnlijk, in de zin dat bij meer dan zeg twee of drie instanties het gestelde vermoedelijk al een leugen is, en dat de kans stijgt dat het tegenovergestelde waar is  .
En in wat meer detail ingaande op de soort inhoud, in volgorde van kans op afwijkingen, beginnende met de laagste:
  • Naarmate bij de presentatie van de informatie meer de nadruk wordt gelegd op hogere abstracties, is de informatie onbetrouwbaarder  , en wel meer naarmate die abstracties hoger zijn   .
  • Naarmate bij de presentatie van de informatie meer belang wordt gehecht aan de betrokken persoon of personen in plaats van de zaak, is de informatie onbetrouwbaarder, en wel meer naarmate de persoon een belangrijker rol wordt toegedicht.
  • Naarmate bij de presentatie van de informatie meer de nadruk wordt gelegd op emotie in plaats van de zaak, is de informatie onbetrouwbaarder, en wel meer naarmate er meer emotie wordt opgeroepen.
  • Naarmate bij de presentatie van de informatie meer de nadruk wordt gelegd op morele zaken in plaats van de zaak is de informatie onbetrouwbaarder, en wel meer naar de betreffende morele regels algemener zijn.
  • Als bij de presentatie van de informatie gebruik wordt gemaakt van ideologie, is de informatie in hoge mate onbetrouwbaar.
  • Als bij de presentatie van de informatie gebruik wordt gemaakt van religieuze of soortgelijke zaken, is de informatie in zeer hoge mate onbetrouwbaar.
Die laatste in omgevingen met gezond verstand ook bekend als het adagium "Discussies over religie zijn volkomen zinloos"  . De mate van behoefte aan bovenste regels blijkt uit wat er komt uit kringen van politiek, bestuur, en media als meest gehoorde recept tegen islamitische radicalisering: "We moeten de dialoog aangaan"  .

In de praktijk is dit informatiefilter natuurlijk in eerste instantie een nieuwsfilter - met extra relevantie voor het na 2015 opgekomen fenomeen van de term "nepnieuws", zie hier  .


Inhoud

Op diverse plaatsen op deze website gaat het om processen die vallen onder de algemene terminologie van "het verwerken van informatie". Dat wil zeggen: uit een binnengekomen boodschap moet iets gefilterd worden en aan de hand daarvan een beslissing worden genomen. Dat laatste is niet altijd direct zichtbaar, maar aan het eind van ieder proces neemt de geest sowieso altijd beslissingen over hoe en waar binnengekomen impressies worden verwerkt en opgeslagen  .

De ruwe binnenkomende boodschap bestaat altijd uit meerdere componenten, soms van meerdere zintuigen, en die componenten worden vaak apart opgeslagen. Het algemene probleem is dus waar wat heen moet. Hier behandelen we het geval dat het gaat om objectieve informatie over de buitenwereld, de werkelijkheid, en de verwerking daarvan in het bewuste deel van het brein. En bovendien gaat het over een enkele component: de taal. Het toegespitste probleem is dus hoe uit de taalkundige boodschap die informatie gehaald kan worden die de werkelijkheid weerspiegelt. Dit is niet een ernstige beperking, aangezien het sterke vermoeden bestaat dat veel van het bewuste denken in de geest ook plaatsvindt via taal.

De bronnen van taal zijn vele, en hier delen we ze in in drie groepen, gesorteerd  op "afstand": het eigen hoofd (dat is: het bewuste denkproces), de directe sociale omgeving (ouders, familie, collega's, enzovoort), en de rest van de wereld, voornamelijk via de media. Voor het proces dat we hier gaan beschrijven: het filteren van een boodschap op de werkelijkheidswaarde van de informatie, is het het handigst om het geval van de media als voorbeeld te nemen

De term "media" is een meervoud van "medium", oftewel een instituut dat iets doorgeeft - de "media" ontvangen informatie uit de wereld en geven die weer door naar andere delen van de wereld. De bronnen zijn eigen medewerkers, medewerkers van andere media, gespecialiseerde informatieverzamelaars als persbureaus, ingehuurde deskundigen, instellingen die informatie willen verspreiden zoals regeringen, en nog veel meer. Degenen aan wie media de informatie weer doorgeven zijn eenduidiger te omschrijven - dat is het massapubliek, zeg maar: de burgers.

De informatie die de media krijgen is niet dezelfde als die ze doorgeven. Ten eerste is de informatie die ze krijgen een selectie van alle informatie die er (ook met betrekking tot een specifieke zaak) in de wereld ter beschikking is. Ten tweede is de hoeveelheid informatie die ze wel krijgen veel groter dan dat ze gewoonlijk kunnen doorgeven. Door deze en andere vormen van selectie kan het totale beeld van de doorgegeven informatie afwijken van de totale beeld van de werkelijke situatie    .

Ten derde verschilt de vorm van de doorgegeven informatie meestal van de ontvangen versie. Tegenwoordig kan iedereen dat zelf controleren omdat veel persbureaus nu ook websites hebben. De berichten van de persbureaus over een gebeurtenis zijn meestal "kaler" dan die in de kranten. Kranten voegen er meestal eigen zaken aan toe, hetgeen extra informatie kan zijn, een verbetering dus, of eigen interpretatie. Dat laatste is meestal een verslechtering als het om de objectiviteit van de informatie gaat   . In vaktermen: de persbureaus beperken zich tot "wie", "wat", "waar", "wanneer" - kranten voegen daar "waarom" aan toe. En over dat "waarom" kunnen de meningen makkelijk verschillen, en wel meer naarmate het belangrijker en groter wordt - zoals het bekende zegswijze "Het eerste slachtoffer van oorlog is de waarheid" laat zien  .

In werkelijkheid is die "waarom" toevoeging aan de boodschap een relatieve kleinigheid. Informatie wordt door de media in matige tot sterke mate gemanipuleerd, deels onbewust en deels bewust, zie de lijst horende bij het artikel hier  . Het onbewuste manipuleren gebeurt door het bestaan van algemeen aanvaarde oordelen aangaande maatschappelijke zaken die in werkelijkheid gedeeltelijk waar, niet waar of gewoon onzin zijn. Zo is in de huidige tijd een groot deel van de media overtuigd van de waarheid van stellingen als "Alle culturen zijn gelijk" en "Alle mensen zijn gelijk", terwijl die als waarheid ongetwijfeld even sterk zijn als de oudere "universele" stelling "De aarde is plat"  .

Een andere onbewuste vorm van manipulatie is het ongewijzigd doorgeven van ontvangen reeds gemanipuleerde informatie. Dat "gemanipuleerde" geldt bijvoorbeeld zeer vaak voor informatie ontvangen van regeringen, bedrijven, politici, enzovoort. Dat wil zeggen: alle informatie ontvangen van personen of instituten die een eigenbelang hebben bij die informatie. Bedenk dat het aantal mensen dat het verspreiden van dit soort gemanipuleerde informatie als beroep heeft, voorlichters en dergelijke, een veelvoud is van de mensen die in dienst zijn van de media.

Het bewuste manipuleren gebeurt meestal aan de hand van twee zaken: ideologie en eigenbelang (het belang van de eigen groep of maatschappelijke klasse), of de belangrijke combinatie daarvan geheten "politiek"  .

Al deze methoden van desinformatie bedienen zich uiteindelijk van woorden, en kunnen dus gezien worden als misbruik van woorden of misbruik van taal. Hieronder formuleren we een aantal snelle vuistregels om uit de grote hoeveelheid "informatie" de vermoedelijke werkelijkheid te filteren. Die vuistregels zijn een praktische weerslag van de algemene studie van het gebruik van taal onder de naam Algemene semantiek  .

De allereerste set regels gaan over de bron van de boodschap, en de positie die de bron inneemt ten opzichte van de informatie. Als de informatie gaat over een conflict, wat heel vaak het geval is, moet de positie van de bron in het conflict bepaald worden. Naarmate het conflict grootschaliger is, is de kans groter dat de bron op een of andere wijze bij het conflict is betrokken. Zodra de bron bij het conflict betrokken is, is zijn informatie per definitie onbetrouwbaar. Dat wil niet zeggen dat het niet waar is, maar dat dit onzeker is - het kan even goed niet-waar zijn.

De eerste toepassing van deze basisprincipes is dat in alle wereldwijde en continentwijde conflicten waarin de westerse wereld betrokken is, de informatie in en afkomstig van die westerse wereld niet betrouwbaar is. In het verleden gold dit voor het ideologische conflict met de Sovjet-Unie, of het communisme. Alles wat in dit kader in het westen is gezegd of geschreven is per definitie onbetrouwbaar. Recente gevallen zijn de oorlog tegen Irak, Joegoslavië, en het terrorisme - meer voorbeelden zijn verzameld in de lijst naast dit artikel  .

Omdat dit hier in een wat systematischer context wordt opgeschreven, klinkt het in westerse oren wat ongewoon, maar in feite is het onbewust wel bekend, in de al genoemde zegswijze: "Het eerste slachtoffer van oorlog is de waarheid". Vervang 'oorlog' door "groot politiek conflict" en we hebben een synoniem van de bovenstaande formulering.

Wat hier geformuleerd is voor de Koude Oorlog en buitenlandse politiek in het algemeen, geldt ook voor binnenlandse politiek waar er sprake is van belangentegenstellingen en de media een sterkere positie hebben in één van de twee kampen. Wat het geval is voor belangrijkste binnenlandse belangentegenstelling: de klassenstrijd - dat wil zeggen: die tussen de bovenste eenderde tot een paar procent (afhankelijk van de gekozen aspecten), tegenover de onderste tweederde tot 90+ procent. Die tegenstelling is zo sterk en zo belangrijk is, dat het bestaan ervan ontkend wordt door de bovenste klasse.

Bij alle indelingen behoren de media tot de bovenste klasse, en zij zijn de partij die het idee van het niet -bestaan van de klassenstrijd verspreiden. Tot de onderdelen van die klassenstrijd behoren globalisering, Europeanisering, neoliberalisering, migratiepolitiek, en de Koude Oorlog. In al deze aspecten staan de media sterk aan de kant van de bovenste tweederde tot 90+ procent. Al deze onderdelen tezamen beslaan het overgrote deel van het maatchappelijke debat. Op deze gebieden wordt het debat dus sterk vervuild door de belangen van de media, de doorgevers van informatie. Oftewel: op het overgrote deel van het maatschappelijke debat is de informatie verstrekt door de media sterkt tot volkomen onbetrouwbaar. Op vele gebieden zo sterk, dat gebruikelijke taalvormen en woorden op zich volstrekt vervuild en vervalst zijn door onjuiste associaties van het type "Oorlog is Vrede" - in zijn moderne vorm geworden tot "Islam is Vrede" - zie het alhier verzamelde woordenboek van door veelvuldig gebruik van retorische trucs  vervalste woorden en terminologie

Dit alles tezamen is vervat in samenvattende term "politieke correctheid". En volkomen in één lijn wordt ook het bestaan van zo' n alom vervuilende politieke-correctheid ontkend door de topderde dus de media.

Zoals al gesteld: onbetrouwbaar wil niet zeggen: onwaar. Hoe bepaalt men nu in een grote stroom berichten wat wel of niet een beetje of wat meer waar is? Daarvoor zijn de volgende vuistregels behulpzaam - zowel de regels als de genoemde getallen zijn gebaseerd op inschattingen die weer gebaseerd zijn op jarenlange waarnemingen van dit proces. De eerste set regels gaat over de bron van de boodschap:
  • Als iemand iets beweert over een zaak waar hij een belang bij heeft en de bewering is ten gunste van die zaak, is de kans dat het waar is circa 20 procent, en dat het onwaar is circa 80 procent, waarbij het percentage in een specifiek geval varieert met de mate van belang  .
  • Als iemand iets beweert over een zaak waar hij een belang bij heeft en de bewering is ten nadele van die zaak, is de kans dat het waar is circa 80 procent, en dat het onwaar is circa 20 procent, waarbij het percentage in een specifiek geval varieert met de mate van belang  .
  • Als iemand een uitspraak doet over een zaak waar hij geen belang bij heeft, zijn de kansen op waarheid en onwaarheid respectievelijk circa twee derde en één derde.
Dit is niets anders dan een wat systematischer formulering van diverse "gezond verstand"-observaties, één waarvan zijnde het gezegde "Het hemd is nader dan de rok", en een ander dat van het "sterke werkwoord" van wiskundige en filosoof Bertrand Russell, in zijn oervorm luidende: "I am firm, You are obstinate, He is a pig-headed fool"  .

Wees overigens in dit verband alert voor de veelvuldig gehanteerde retorische truc van de "Ja, maar ..."  : een persoon beweert in het begin van zijn betoog iets dat in strijd lijkt met zijn eigenbelang, om vervolgens een langdurig eigenbelang-verhaal op te hangen: "Een arbeider heeft weliswaar recht op een pensioen, maar het mag niet ten koste gaan van het bedrijf bla bla bla, en de staat bla bla bla, en belasting betalen is slecht voor de economie bla bla bla". Is getekend: De Aandeelhouder  .
 
In omstandigheden waar er meerdere bronnen zijn, zijn soortgelijke regels te formuleren:
  • Als van tien mensen er negen iets beweren dat in het belang is van de groep, en één persoon beweert het tegendeel, is de kans dat de ene persoon gelijk heeft circa twee derde.
  • Als van tien mensen er acht iets beweren dat in het belang is van de groep, en twee personen beweren het tegendeel, is de kans dat de twee personen gelijk hebben minstens 95 procent (vrijwel zeker).
Een tweede set regels gaat over de manier van presentatie - deze regels staan in volgorde van kans op afwijkingen, beginnende met de laagste:
  • Naarmate bij de presentatie van de informatie meer de nadruk wordt gelegd op hogere abstracties, is de informatie onbetrouwbaarder  , en wel meer naarmate die abstracties hoger zijn   .
  • Naarmate bij de presentatie van de informatie meer belang wordt gehecht aan de betrokken persoon of personen in plaats van de zaak, is de informatie onbetrouwbaarder, en wel meer naarmate de persoon een belangrijker rol wordt toegedicht.
  • Naarmate bij de presentatie van de informatie meer de nadruk wordt gelegd op emotie in plaats van de zaak, is de informatie onbetrouwbaarder, en wel meer naarmate er meer emotie wordt opgeroepen.
  • Naarmate bij de presentatie van de informatie meer de nadruk wordt gelegd op morele zaken in plaats van de zaak is de informatie onbetrouwbaarder, en wel meer naar de betreffende morele regels algemener zijn.
  • Als bij de presentatie van de informatie gebruik wordt gemaakt van ideologie, is de informatie in hoge mate onbetrouwbaar.
  • Als bij de presentatie van de informatie gebruik wordt gemaakt van religieuze of soortgelijke zaken, is de informatie in zeer hoge mate onbetrouwbaar.
Voor deze regels geldt ter onderbouwing dat waar er in argumenten andere soorten woorden en begrippen worden gebruikt dan degene die direct op de betreffende zaak slaan, de inhoudelijke juistheid van de argumenten kennelijk niet voldoende is - in praktische termen: wie moord wil bestrijden, hoeft niet aan te komen met hogere moraal, maar kan volstaan met het wijzen op de schade voor de betrokkene. Met moraal in de hand zijn moord, massamoord en genocide gepleegd - het "voorkomen van schade aan anderen" is iets dat nooit, of in ieder geval veel minder snel, tot massamoord kan leiden. Wat nog harder geldt voor ideologie (zie het nazisme) en religie (zie "Dood aan de ongelovigen!").

De mate van betrouwbaarheid, en afwaardering daarvan, is moeilijk te bepalen, en alleen schattenderwijs en als gemiddelde te geven. Dat is in dit lijstje qua volgorde al gedaan, gebruik makende van het voorgaande en de regel dat naarmate zaken verder van de werkelijkheid af staan, de kans op fouten groter is.

Voor de te hanteren percentages van (on)betrouwbaarheid gebruiken we de methode van de extremen:  , te beginnen met de bovenste.

De kleinste mate van afwaardering van betrouwbaarheid is bijna het aanhalen van hogere abstracties - merk op dit "kleinste" vervalt zodra er in die abstracties ideologie of religie zit - op dat moment vallen we direct door naar de op één na laagste of laagste sport op de ladder. We hebben het hier dus over abstracties die nog wel indirect slaan op zaken uit de werkelijkheid.. Het leidt tot een afwaardering, omdat abstracties per definitie minder relatie hebben met de werkelijkheid dan zaken van gelijk niveau als de werkelijkheid - dit volgens de aloude regel dat je koeien kan vergelijken met paarden, maar niet, of veel minder, met vee. De hogere abstractie met de naam "vee" slaat op veel soorten dieren, bijvoorbeeld ook pluimvee, en heeft dus veel minder gemeen met een koe dan een paard  Onder "vee" valt ook een kip, en een kip is een vogelsoort en geen zoogdier, zoals koe en paard zijn. Geformuleerd in praktische termen: het argument "Voor de bevalling van een koe moet je de dierenarts laten komen - dus voor de bevalling van een paard ook" is geldig, terwijl "Voor de bevalling van een koe moet je de dierenarts laten komen - dus voor de bevalling van een kip ook" dat niet is. Of in een moderne en maatschappelijk toegepaste vorm: "Het christendom is religie - de islam is religie - dus christendom en islam hebben gelijke rechten" (test: vul voor "islam" bijvoorbeeld in "de religie van de rituele kindermoord"). Dit laatste voorbeeld is tevens een voorbeeld van een zeer groot aantal soortgelijke argumenten, wat laat zien dat zelfs in dit meest gunstige van de vijf varianten van het gebruik van abstracties, de kans op fouten al bijzonder groot is. Dat komt mede omdat degenen de informatievoorziening en berichtgeving beheersen, de alfa's, eigenlijk niet kunnen denken in abstracte begrippen.

Hieruit is ook onmiddellijk duidelijk dat dit in versterkte mate geldt naarmate het verschil in abstractie groter is. Refererende aan de abstractieladder van Hayakawa  : een argument aangaande koeien dat ook de term "boerderijtoebehoren" gebruikt is nog minder betrouwbaar dan als het "vee" gebruikt:  "Een koe heeft voer nodig - een tractor is net als een koe een boerderijtoebehoren - dus een tractor heeft ook voer nodig" (probeer het ook eens omgekeerd, en met benzine ...).

Het feit dat een redenatie met een hogere abstractie erin onbetrouwbaar is, wil niet zeggen dat de uitkomst fout is. Want neem het volgende voorbeeld: "Voor de koop van een koe is geld nodig - een tractor is net als een koe een boerderijtoebehoren - dus voor de koop van een tractor is ook geld nodig" - dit is duidelijk wél waar.

Voor vele zaken is het gebruik van argumenten met hogere abstracties noodzakelijk - zo is wetenschap weinig anders dan het systematische gebruik van hogere abstracties. Om de betrouwbaarheid van een redenatie met hogere abstracties te vergroten, heeft de wetenschap een extra middel uitgevonden: de praktische test, of veldtest, of "experiment"  . Dat is weinig anders dan het controleren van de uitkomst van de redenatie. Dat wil zeggen: je haalt de dierenarts bij de bevalling van de kip, en gaat na of dit enige zin heeft gehad. En als het in andere gevallen wat minder duidelijk is dan met de kip, dan herhaal je de test nog een aantal keren - net zolang tot die duidelijkheid er wel is. In het geval van argumenten en informatie: je maakt een voorlopige evaluatie zonder een definitieve beslissing te nemen, en wacht op verdere herhalingen van argumenten of informatie, liefst uit andere bronnen, om na voldoende herhaling tot die definitievere beslissing te komen.

Het argumenteren in hogere inhoudelijke abstracties, de eerste van de lijst, heeft dus ongeveer even sterke positieve als negatieve consequenties. We kunnen de betrouwbaarheid daarvan dus, schattenderwijs, op fifty-fifty, 50 procent, zetten.

De laatste van de lijst is het geval van gebruik van religie. Daarvan is het mogelijk om redelijk betrouwbare cijfers te geven aangaande de onbetrouwbaarheid van de boodschap: dat tussen de 90 en 100 procent, met een sterke neiging richting 100 - dit hangt af van de soort religie, met natuurreligies en weinig wereldlijke varianten als boeddhisme als minst erge, en die met een almachtige godheid en strenge regels als ergste, en de bekendste godsdiensten van christendom, jodendom en mohammedanisme als allerergste, in die volgorde. Zolang bidden tot god gezien wordt als een geldige manier om iets in de materiële wereld te veranderen, is ieder uitspraak die uit deze richting komt volstrekt onbetrouwbaar.
    De reden voor deze sterke (af)waardering is dat als mensen religie in argumenten gaan betrekken, ze dus ook redelijk actief gebruik maken van religie in hun leven. En religie is voor de echte religieus de zin van zijn leven. De religieuze factor in een argument van een religieus zal dus altijd alle andere factoren overstijgen, en er is dus geen enkel oorzakelijk verband met de werkelijkheid. Om heel precies te zijn: de religieus zoekt het bewijs van goddelijk ingrijpen in de werkelijke wereld, en goddelijk ingrijpen is alleen herkenbaar als het tegen de normale werkelijkheid ingaat. Als iemand genezen wordt door een operatie, is dat geen bewijs van een goddelijk ingrijpen en ook in tegenspraak met de religieuze visie op het leven. Pas als de genezing op "wonderbaarlijke" wijze tot stand komt, kan er sprake zijn van religieuze bevestiging. Als er religieuze motieven terecht komen in het praten over de gewone wereld, zijn die dus juist tegengesteld aan de wens die gewone wereld te verklaren. Een religieus argument kan dus voor mensen die alleen over de werkelijke wereld willen praten vrijwel volledig afgeschreven worden. Dat wil zeggen: de onbetrouwbaarheid is circa 100 procent.

Met de bovenste op 50 procent en de onderste op circa 100 procent onbetrouwbaarheid, is de rest nu invullen. Uitgaande van de gegeven volgorde en het aantal rubrieken kan je stappen van circa 10 procent nemen - het verschil tussen het gebruik van argumenten slaande op de persoon, Ad hominem, en het gebruik maken van emoties (vele soorten) is vermoedelijk klein, en ligt dus, aan de hand van de ernst van het geval gemiddeld rond de 60 procent onbetrouwbaar. Dat lijkt nog gunstig, maar hier gaan we dan uit van een enkelvoudig gebeuren. Bij herhaling van dezelfde fout moet je minstens in dezelfde mate afwaarderen, dus na twee keer ben je al op 85 procent onbetrouwbaar (0,4 x 0,4 betrouwbaar). Enzovoort.

Morele waardes lijken op ideologieën maar staan daar boven, omdat er meestal ook meer ervaringsgerichte zaken bij zijn betrokken. Die kunnen in gevallen van discussies over sociale en psychologische zaken wel degelijk een werkelijkheidswaarde hebben, zoals in een regel als "Gij zult niet doden" (die dus overigens niets met religie te maken heeft - deze regel was er eerder dan religie).

Voor ideologie geldt bijna hetzelfde als voor religies. Ideologieën zijn ook vaak tot stand gekomen in de geest van mensen die religies hebben afgezworen, en voor wie de ideologie een soort substituut-verslaving is - het uiteindelijke doel van religie is tenslotte zekerheid en vastigheid, het bezweren van de angst veroorzaakt door onzekerheid, en ideologie biedt een andersoortige vastigheid. In de huidige maatschappelijke praktijk slaat dit dus op zaken als kosmopolitisme, multiculturalisme, neoliberalisme, en "de gelijkheid der culturen". Dat laatste is vermoedelijk het meest urgent, omdat het slaat op alle sociale wetenschappen behalve de economie (die kent het  neoliberalisme). Dat wil dus zeggen dat voor de uitkomsten van de sociale wetenschappen de op een na laagste betrouwbaarheid geldt: gemiddelde circa 80 procent onbetrouwbaar. Dit geldt dus ook voor al die uitkomsten die gepresenteerd worden als het resultaat van onderzoek - zelfs als de methodiek klopt, kunnen de ideologieën verborgen zitten in de aannames, en de combinatie van goed methodiek en foute aannames leidt tot foute uitkomsten. Als in: "Alle culturen zijn gelijk - Papoe-immigranten hebben een achterstand - dus Papoea-immigranten worden gediscrimineerd", waarin de fout natuurlijk zit in de aanname dat alle culturen gelijk zijn. Het gegeven voorbeeld staat voor zo'n beetje alle sociologische onderzoek waarbij andere culturen dan de westerse zijn betrokken  , maar de hele sociologie is behept met aanverwante zaken  .

Voor al deze regels geldt als extra regel, dat het gebruik van deze niet-inhoudelijke argumenten moet leiden tot een sterkere afwaardering van de betrouwbaarheid naarmate de aangehaalde abstracties, emoties, morele regels, ideologieën, religie of personen dichter bij de persoon of groep van de spreker of schrijver staan. Deze regel is gebaseerd op het simpel ervaringsfeit dat, zeg, een christelijk persoon een boodschap eerder gelooft als het uit de mond van een andere christen komt, en dus minder geneigd is de informatie uit die boodschap te testen op haar werkelijkheidswaarde ("De aarde is plat", weet u nog wel ...).

Dan zijn er als derde set nog twee regels die niet slaan op specifieke informatie, maar op de vorm en inkleding van de informatie zoals gedaan door het individu dat de informatie levert:
  • Voor personen die in sterke mate gebruik maken van spelen op personen en emoties, is datgene dat ze verkondigen minder waarschijnlijk, in de zin dat bij meer dan zeg twee of drie instanties het gestelde vermoedelijk al een leugen is, en dat de kans stijgt dat het tegenovergestelde waar is.
  • Naarmate personen meer gebruik maken van retorische trucs (in het algemeen), is datgene dat ze verkondigen minder waarschijnlijk, in de zin dat bij meer dan zeg twee of drie instanties het gestelde vermoedelijk al een leugen is, en dat de kans stijgt dat het tegenovergestelde waar is  .
Deze persoonsregels, met name het tweede deel, moeten met enige voorzichtigheid worden toegepast, want ze zijn in strijd met de gezond-verstandregel die zegt dat het niet gaat om wie wat zegt, maar wat hij zegt - een andere versie van laatste regel uit de vorige groep. Bovendien is er vaak geen precies tegenovergestelde van wat de persoon beweerd heeft. Maar de regel werkt vaak genoeg om hem hier niet te vermelden, zie de voorbeelden die een stukje verderop worden gegeven. Voor een methodiek om de toepassing ervan te verbeteren, zie hier  .

De reden dat de derde set regels toch vaak werken ligt waarschijnlijk in de competitieve sfeer. De individuele belangen van personen lopen vaak niet gelijk op, en dat geldt natuurlijk ook voor combinaties van personen en hun gezamenlijke belangen. Als bijvoorbeeld deze groep een bepaalde set leefregels heeft en de andere groep een ander, zullen die leefregels meestal op een of ander gebied botsen, en is er sprake van concurrentie en competitie. In het kader van concurrentie kan het van belang zijn de anderen groep van foute informatie te voorzien. En foute informatie kan het best overgebracht worden door ze in te kleden in goed lijkende, plausibele, argumenten. Alle hierboven genoemde manieren waarop informatie vervuild kan zijn, zijn ook goede manieren om anderen van foute informatie te overtuigen. De bestaande term hiervoor is "propaganda".
    In zoiets als de buitenlandse politiek wordt het bedrijven van propaganda veelal gezien als een legitiem middel  , en in de gewone politiek is dat niet veel minder  . Die propaganda is er vaak op gericht om anderen te overtuigen van iets dat niet in hun belang is. Dan is het voor die anderen dus een geldige overweging om het tegenovergestelde aan te nemen van wat de propaganda beweert.
    Een bekend literair voorbeeld van propaganda is "Oorlog is vrede", bedacht door George Orwell  (Wikipedia) . In het kader van het boek waar het in staat, 1984, en als beschrijving van hoe de "vijand" propaganda bedrijft, ziet men dit inderdaad als inhoudelijk onjuist - als propaganda. Toch gelooft een groot deel van de mensen die dit zien, ook in het idee van het brengen van beschaving door middel van oorlog, zoals gedemonstreerd door de oorlogen in Vietnam, Irak en Afghanistan. Wat dus hetzelfde is als geloven in "Oorlog is beschaving". Allemaal voorbeelden waarin het aannemen van het tegenovergestelde van het gepropageerde datgene is gebleken dat juist is.

Wat voorbeelden van de andere regels uit de maatschappelijke praktijk:

Voorbeelden van de eerste regel met de hogere abstracties zijn alles met vermelding de termen Vrijheid, Democratie, de Mensenrechten, enzovoort (let op de hoofdletters) - in praktische termen: "Het opsluiten van illegalen is in strijd met de Mensenrechten"  . De weerlegging ligt zoals gewoonlijk in het spiegelbeeld: "Het niet-opsluiten en niet-uitzetten van illegalen is de facto identiek aan vrije immigratie, en schendt de rechten van de bestaande inwoners".

Voorbeelden van de tweede regel, personen als afleider, zijn de crisis met Libië (tachtiger jaren), met als persoonlijke afleider Khadaffi (Reagan: "Kadhafi is de opvolger van Hitler, en de duivel op aarde"); de oorlog met Joegoslavië, met als afleider Milosevic (Clinton: "Milosevic is de opvolger van Hitler, en de duivel op aarde"); en de oorlog met Irak, met als afleider Saddam Hoessein (Bush sr. en Bush jr.: "Saddam Hoessein is de opvolger van Hitler, en de duivel op aarde"). Die voorbeelden laten ook zien waarom dit gedaan wordt: door de zaak te concentreren op één persoon, wordt het punt vermeden dat de actie tegen deze ene persoon, oorlog, onnoemlijke veel schade brengt aan zeer grote aantallen andere, onschuldige, personen (tot in de vele miljoenen).
    Of een ander berucht voorbeeld uit de buitenlandse politiek, tot aan de dood van de betrokkene, uit de mond van alle Israëlische voorlichters en politici: "Alle Palestijnse aanslagen zijn uitgevoerd door Yasser Arafat persoonlijk, inclusief alle zelfmoordaanslagen".
    Of voor het Nederlandse geval: "Hans Janmaat is een fascist die alle allochtonen wil vermoorden". "Pim Fortuyn is een fascist die alle allochtonen wil vermoorden". "Rita Verdonk is een fascist die alle allochtonen wil vermoorden". En als voorlopig laatste: "Geert Wilders is een fascist die alle allochtonen wil vermoorden". Dat "... die alle allochtonen wil vermoorden" wordt er niet expliciet aan toegevoegd, maar de suggestie wordt gewekt door allerlei zwarte toespelingen die in die richting duiden ("Allochtonen gaan zich onveilig voelen door de woorden van ...", "Hij/ze wil asielzoekers/immigranten/moslims deporteren", of "De ideeën van Fortuyn zijn dezelfde als de ideeën van de mensen die Anne Frank vermoord hebben"  ).

Voorbeelden van de derde regel, het gebruik van emotie-opwekkers, kunnen komen uit de al eerder genoemde lijst van politieke leugens, zoals de vermeende moord op de Koeweitse couveusebaby's  gebruikt om de oorlog tegen Irak te rechtvaardigen  , de Kosovaarse "genocide" gebruikt om de oorlog tegen Servië te rechtvaardigen  . Of wat dichter bij huis voorbeelden zoals asielzoekers die zielig gemaakt worden om hun onterechte toelating te rechtvaardigen  ,  allochtone immigranten die zielig gemaakt worden om hun onaangepaste en criminele gedrag te rechtvaardigen  , negerkindjes in Afrika die zielig gemaakt worden om zinloze hulp te rechtvaardigen  , enzovoort.

Voorbeelden van het vierde, de moraalaanroep, zijn termen als fatsoen, "goed", "fout", "Goed", "Kwaad", enzovoort bevat (let op de hoofdletters). Je kan ook argumenten aanvoeren om dit met de volgende categorie, ideologie, te verwisselen, en het hangt dus in aanzienlijke mate van de zwaarte van het geval af.

Voorbeelden van dat vijfde, ideologie, zijn zaken als "In naam van het communisme ..." (vul in talloze andere "ismes") , "De multiculturele samenlevingen een verrijking van onze cultuur" (vul in talloze andere varianten), enzovoort.

De laatste regel, die over religie, is al min of meer afgedaan en spreekt eigenlijk voor zich.

De twee persoonsregels uit de derde set zijn erg handig, omdat erdoor niet alleen specifieke informatie, maar hele informatiestromen kunnen worden weggegooid, doodgewoon door te kijken naar wie het zegt. De al genoemde Amerikaanse presidenten, alle Israëlische voorlichters en politici, vrijwel alle multiculturalisten, enzovoort. Ook dit zijn allemaal gevallen waarin ook tweede persoonsregel klopt: met de Amerikaanse oorlogsdaden is de vrede niet gediend gebleken, maar de vrede schade te zijn aangebracht, het geweld in het Midden-Oosten is niet de schuld van de Palestijnen maar van Joodse immigranten, en de multiculturele samenleving is niet een verrijking van onze cultuur maar een verarming (allochtone culturen hebben gebracht: wij-zijdenken, cliëntilisme, uithuwelijken, eerwraak, wapenbezit, enzovoort).

Dit over de filtering van informatie voor zover slaande op informatie uit de media. Zoals al in het begin gesteld zijn dezelfde soort processen werkzaam op alle niveaus waarop informatie, boodschappen, tot de individuele mens komen: media, sociale omgeving, familiekring. Natuurlijk heeft ieder van de genoemde soorten brongebieden zijn eigen karakteristiek: boodschappen van ouders en dergelijke vallen veel sneller op het emotionele vlak en hebben vele sneller en veel meer een emotionele component, maar voor allemaal geldt dat ze als geheel de geest van het individu ingaan, en daar op verschillende plaatsen terechtkomen: het emotionele deel van de boodschap wekt iets op in de emotionele hersenen, het informatieve deel gaat eerst naar de bewuste hersenen.

Het proces in de hersenen kan grotendeels vertaald worden naar dat met betrekking tot de media. Er is in beide gevallen een objectieve werkelijke wereld. In beide gevallen is er een eerste selectie uit die oneindig grote werkelijke wereld: voor de media in de berichten die ze ontvangen, en voor de hersenen in de informatie die ze van de zintuigen krijgen - dat is namelijk al sterk gefilterd, zoals overbekend is voor het oog: kleuren als infrarood en ultraviolet ziet het menselijke oog niet, en voorbij die kleuren liggen er nog veel meer.
    De tweede fase is wat de media zelf doorgeven. Dat is in de hersenen datgene wat naar het bewuste deel van de hersenen gaat - heel veel blijft in het onbewuste achter (bij de ogen is dat bijvoorbeeld het bewuste en het onbewuste zichtsveld). En tenslotte de diverse vervormingen van de informatie door de media zijn ook in de hersenen terug te vinden - er is de onbewuste vervorming, met als bekende voorbeeld de optische illusies, de overbekende vervormingen door emoties, en tenslotte de vervorming door al in de hersenen aanwezige ideeën omtrent de werkelijkheid - dit is allemaal nader beschreven hier  .

In deze volgorde is dit tevens gerangschikt naar hardnekkigheid: aan optische illusies is niets te doen - dat zit in de aard van het zintuig en de neurologie. Aan de invloed van emoties is wel iets te doen, maar is duidelijk erg moeilijk en vergt langdurige training (dat heet "opvoeding"), en het lukt gemiddeld genomen voor iets als enkele tientallen procenten. De vervorming door ideologie is ingebracht door de wijdere sociale omgeving, en het meest vatbaar voor verbetering. Dat is het terrein waarop het voorgestelde filter het meest van toepassing is.

Er is echter één groot verschil tussen de filtering door de media en die door de eigen geest: die door de media is niet beïnvloedbaar door het individu, die van zijn eigen geest wel. Beïnvloeding van het filter in de geest dóór de geest is een vorm van het algemene proces van terugkoppeling  . Van terugkoppeling zijn er twee hoofdsoorten: degene die de afwijking versterkt, en degene die de afwijking tegenwerkt - het eerste noemt men "positieve" terugkoppeling, want het is een toename dus heeft het wiskundig een plusteken, en het tweede "negatieve", want het is een afname dus wiskundig een min-teken. De praktijk werkt vaak precies andersom uit: de "positieve" terugkoppeling geeft negatieve resultaten en andersom - kanker is een geval van "positieve" terugkoppeling. Dit is ook zo in onze situatie: bij "positieve" terugkoppeling zorgt het filter voor nog meer afwijking tussen idee en werkelijkheid. Bij "negatieve" terugkoppeling wordt het filter naar minder afwijking tussen werkelijkheid en idee gestuurd. Het tweede is ruwweg de methodiek gehanteerd door de wetenschap - de wetenschap test zijn afwijking van de werkelijkheid, en probeert die te verminderen  . Het eerste geval is dus ruwweg het omgekeerde van de wetenschap - en daaronder verstaat men normaliter de religie, en dus meer algemeen: de ideologie. Maar als je wetenschap formuleert als "het rationele denken", kan je daar ook "de emoties" tegenover stellen. Emoties en vooral ideologie hebben dus een zelfversterkende werking op het filter dat het beeld van de werkelijkheid vervormt: door de ideologie heb je een filter dat de ideologie bevestigt - die daardoor sterker wordt, en de informatie nog meer filtert, enzovoort. Meer over ideologie hier   .

Met deze gelijkstellingen is nu helder wat de bovenstaand geformuleerde regels doen: ze proberen de door fysiologie (de optische illusies), emoties, en ideologie veroorzaakte vervormingen van het beeld van de werkelijkheid te corrigeren, door een vorm van "negatieve" terugkoppeling. En zoals bij Terugkoppeling gezien  , is negatieve terugkoppeling het proces dat leidt tot een toestand van evenwicht  , een evenwicht hier bestaand uit een goed beeld van de werkelijkheid.

Het bovenstaande filter, en het verhaal eromheen, is dus het algemene geval van meer op specifiek psychologische problemen toegesneden methodieken als cognitieve therapie  , rationeel-emotieve therapie, en het voor gebruik door het algemene publiek bedoelde neuro-linguistisch programmeren  (Wikipedia). Deze overeenkomst stamt van de basis die ze gemeen hebben met de analyse hierboven, zijnde het idee van algemene-semantiek ontwikkelaar Alfred Korzybski  (Wikipedia), dat zegt dat psychologische misconcepties en problemen samengaan met taalkundige misconcepties en problemen.

Tot nu toe is bij alle besproken informatiestromen uitgegaan van eenrichtingsverkeer. Er is ook een tweerichtingsversie genaamd "discussie" of "dialoog". Dit proces heeft naast regels voor de binnenkomende informatie zoals ze hierboven staan, ook zijn eigen gedragsregels, die uitgewerkt zijn hier  . Maar het direct interactieve karakter brengt ook op het vlak van de over te brengen boodschap weer nieuwe dynamiek met zich mee, zoals, vooral onder mannen, de wil tot "het winnen van de discussie". In het kader van dit soort zaken acht men weer verdere afwijkingen van de werkelijkheid geoorloofd, waarvan vele al sinds de oudheid bekend zijn onder namen als "Ad populum" (op het volk spelen), en dat inmiddels het aantal van vele tientallen retorische trucs heeft bereikt  . Voor informatie ontvangen in het kader van discussie of dialoog geldt de voor de voor de hand liggende uitbreidingen van de al genoemde regels:
  • Naarmate in een discussie of dialoog meer gebruik wordt gemaakt van retorische trucs, is de betrouwbaarheid van de informatie kleiner.
  • Naarmate in een discussie iets wordt beweerd met een grotere hoeveelheid of meer extreme vormen van retorische trucs, is er een grotere kans dat het tegenovergestelde van het beweerde waar is  .
Voor de laatste regel geldt ook weer het genoemde voorbehoud van voorzichtigheid, maar ook hier is hij in de praktijk gebleken zeer vaak te werken. In dit geval kan het ook dienstig zijn om het hanteren van de regel in de discussie te melden, in een poging de methodiek van de andere partij te matigen.

En tenslotte is er nog een wat algemenere regel die af te leiden is van de voorgaande, met name de laatste twee, en waarvoor dus hetzelfde voorbehoud geldt:
  • Naarmate de vorm van een boodschap belangrijker lijkt dan de inhoud, is de boodschap onbetrouwbaarder.

 De juistheid van deze regel kan geïllustreerd worden door haar tegenovergestelde op te schrijven: 'Niet de inhoud van een boodschap is van belang, maar de vorm'. Dat is makkelijk te herkennen als een onjuistheid, als het je doel is om betrouwbare informatie te verschaffen of verspreiden. Deze uitspraak is in diverse gedaantes terug te vinden, gedaan door literatoren en andere alfa's  . Zelfs in het maatschappelijke leven is hij terug te vinden, in de manier waarop een sollicitatiebrief wordt beoordeeld: spelfouten worden essentiëler geacht dan vele inhoudelijke zaken  .
     In het geval van het vinden van informatie in een boodschap, hebben we het tegenovergestelde doel, en is de vorm een afleider daarvan. Naarmate die informatie mooier is ingepakt, is het dus des te makkelijker om af te geraken van dat doel. Wat extra gevaarlijk is omdat degenen die mooi kunnen schrijven en spreken, in zeer gevallen doelstellingen hebben die afwijkt van die van mensen die zich concentreren op de inhoud, zoals in de bekende tegenstelling tussen alfa's (en gamma's) en bèta's  - het geval van de sollicitaties is slechts een specifiek voorbeeld van een algemeen verschijnsel  , ertoe geleid hebbende dat de alfa's en gamma's de baas zijn in de wereld  . Daar komt nog bij dat diezelfde groep veruit de grootste capaciteiten tot liegen bezit  .
    De zoeker van informatie kan en moet zich dus wapenen tegen het belangrijkste strijdmiddel van de alfa's en gamma's en de machtigen van deze wereld, met de volgende stelling:

  • Naarmate een boodschap in mooiere taal is gesteld en mooiere woorden en beelden gebruikt, oftewel retorisch begaafder is verwoord, is de informatie erin onbetrouwbaarder  .
Slechts een beperkte hoeveelheid oefenen en luisteren naar politici en wat alfa- en gamma-intellectuele waarnemers over de leugens van politici opmerken zal de algemene juistheid van deze stelling aantonen, en laten zien dat het aantal uitzonderingen redelijk tot zeer beperkt is - voor een praktische methode om dit uit te voeren, zie hier  . Test zelf hoeveel van datgene dat ze zeggen er later uitkomt of waar blijkt te zijn, zie specifieke voorbeelden hier  (buitenlands) of hier  (binnenlands).

Overigens zijn er zelfs neurologische aanwijzingen voor de relatie tussen persoonlijkheid en leugenachtigheid  - daarover later meer.

Al het voorgaande gaat over het verkrijgen van enigszins betrouwbare informatie. Met die informatie moet in het algemeen ook nog iets gedaan worden. Redeneren, denken, weer verder argumenteren, beslissingen nemen, en dat soort zaken. Ook hierin kan veel goed en fout gaan. Een aantal foute denkmethodes staat verzameld hier  , en wat werkende methodes hier  .

Uit welke regels je dus ook de regels kunt afleiden waaraan de media zich zouden moeten houden  , maar die dat zodanig niet doen  , dat je bijna van de tegenovergestelde situatie kan spreken: media liegen standaard (hanteer de regel: media liegen over alles waarbij hun klasse-eigenbelang in het geding is, oftewel: bijna alles, behalve aardbevingen, vulkaanuitbarstingen en dergelijke).


Naar Algemene semantiek, trainingsprogramma  , of site home  .

7 nov.2010; 24 jul.2013; 4 mrt.2016