Bronnen bij Rijnlands onderwijsbeleid: discussie 2005
| 17 apr.2005 |
Een paar artikelen uit de begintijd van de onderwijsdiscussie, begin 2005.
Uiteindelijk, in belangrijke mate door een serie artikelen in de Volkskrant
van Martin Sommer, heeft dit geleid tot een Parlementaire Enquête, waarin de
hier al gesignaleerde kwalen zijn bevestigd:
Uit: De Volkskrant, 09-03-2005, column van Kees Beekmans.
Het Nieuwe Leren
Volgens de Volkskrant van afgelopen zaterdag (katern Kennis)
experimenteert een op de vijf basis- en middelbare scholen met het Nieuwe Leren.
De school waarop ik werk, een vmbo, behoort daartoe.
In het begin van het schooljaar hebben wij het Nieuwe Leren
ingezet en inmiddels hebben wij het weer afgeschaft, of beter, wij beperken het
nu tot een paar uur per week. Het bleek te moeilijk om 'de winkel tijdens de
verbouwing open te houden', om het met de woorden van Kars Veling te zeggen,
directeur van het Haagse Johan de Witt College. Aangezien de winkel wel open
moest blijven, hebben wij de grootschalig ingezette verbouwing tot
overzienbare proporties teruggebracht.
Ik zeg eerlijk dat ik aanvankelijk voorstander was. Wij waren
bij ons op school net met een praktijkschool begonnen, een niveau lager dan het
vmbo, en het werd al snel duidelijk dat je de meeste praktijkschoolleerlingen
niet te lang moest lastigvallen - lastigvallen is hier wel het juiste woord -
met pogingen tot traditionele kennisoverdracht, lees: met leren uit een boek.
Misschien hielp het om wat meer projectmatig aan de slag te gaan? Het leek in
ieder geval het proberen waard.
Hoe gaat dat nou in zijn werk, zo'n radicale onderwijskundige
verandering, want het Nieuwe Leren is een radicaal concept. Dat gaat zo: de
betrokken docenten gaan een paar dagen op cursus. Daar leren zij wat het Nieuwe
Leren inhoudt, hoe het aangepakt moet worden. Vervolgens trekt het
cursusinstituut zich terug en moeten de docenten aan de slag. In hun
enthousiasme over het nieuwe concept gooien deze docenten de schoolboeken weg en
laten hun leerlingen kiezen uit een keur van projecten die zijzelf tijdens de
cursusdagen verzonnen hebben. En dan, vanaf dag één, is de school een grote
chaos. ...
Al is het Nieuwe Leren mij dus niet meegevallen, ik ben nog
steeds geen tegenstander. Wel weet ik nu dat het Nieuwe Leren nog tien keer
beter georganiseerd moet worden dan het Oude Leren - geen gemakkelijke klus - en
in het begin dus ook tien keer zo arbeidsintensief is. Je bereidt het niet even
voor in een paar cursusdagen. Het instituut dat ons in de geheimen van het
Nieuwe Leren heeft ingevoerd, heeft ons dat wel doen geloven - heeft er dus te
makkelijk over gedaan. Het is het APS, ik noem de naam hier met opzet, een
gewaarschuwde school telt voor twee. Vergeet ook niet dat de school aan bepaalde
eisen moet voldoen, niet ieder gebouw is geschikt voor het Nieuwe Leren.
Instituten als het APS, die hun brood verdienen met nieuwe aanhangers, zeggen
dat wel maar benadrukken dat onvoldoende. Geen faciliteiten, geen Nieuw Leren -
zo simpel is het.
Blijft de vraag of je leerlingen, van welk niveau dan ook,
met het Nieuwe Leren iets kunt bijbrengen dat een zekere opbouw vergt.
Leerlingen kiezen in het nieuwe concept wat ze willen leren, kiezen nu eens voor
het ene project dan weer voor het andere en zo gaat het maar door. Dan weet je
tenminste dat ze gemotiveerd zijn, zo wil het. Maar hoe zit dat met het leren
van een taal? Met het leren van wiskunde, van scheikunde, ja van de meeste
vakken? Die vergen toch een opbouw? Ik zie leerlingen geen Latijn of Frans of
wiskunde leren door het ene project aan het andere te rijgen. Je kunt een studie
geneeskunde ook niet opbouwen met Nieuwe Leren-projecten, lijkt me, dus waarom
het middelbaar onderwijs wel?
Conclusie: beperk het, zoals wij nu noodgedwongen doen, tot
een paar uur week. Die paar uur, zeg: acht, is het heel goed leerlingen uit de
vaak inderdaad geestdodende routine van klas-leraar-schoolbord te halen, hen het
initiatief terug te geven. ...
Uit:
De Volkskrant, 12-04-2005, rubriek Haagse berichten, door Hans Wansink
Leergeld betaald?
... Dat de bemoeienis van de Partij van de Arbeid met het onderwijs rampzalige
gevolgen heeft gehad, kunt u in iedere lerarenkamer beluisteren.
Scholengemeenschappen, basisvorming, studiehuis en vmbo: de bedoelingen waren
verheven, maar de praktijk was demoraliserend voor leraren en demotiverend voor
leerlingen. Het onderwijsbestel is een ondoorgrondelijk labyrint geworden,
waarin de ouders de weg volledig zijn kwijtgeraakt - om van de buitenwereld maar
te zwijgen.
Na Jos van Kemenade, Jacques Wallage, Jo Ritzen en Tineke
Netelenbos klonk dan ook uit elke school van het land dezelfde hartenkreet: laat
ons met rust. Het gebrek aan ambitie van VVD-minister Loek Hermans (1998-2002)
en zijn opvolgster Maria Verhoeven (CDA) werd als weldadig ervaren. Liberalen en
christen-democraten zijn van nature minder geneigd de school te zien als
goedmakertje voor alles wat in het gezin, de wijk, de stad en de rest van de
wereld is fout gegaan.
Voor sociaal-democraten ligt dat anders. De school is voor
hen niet primair een gemeenschap van ouders, leerlingen en leermeesters die moet
worden gekoesterd en beschermd tegen de boze buitenwereld. Nee, onderwijs is een
politiek instrument in dienst van emancipatie en sociale rechtvaardigheid.
Ouders, leerlingen en leraren zijn in deze denktrant als het ware een
noodzakelijk kwaad; de socialistische onderwijspolitiek is er in wezen opgericht
hen onschadelijk te maken.
Dat de school verborgen talent uit alle maatschappelijke
lagen tot ontplooiing moet brengen - daarover is iedereen het al een halve eeuw
roerend eens. Er zijn spectaculaire resultaten behaald; zo hebben de meisjes in
één generatie hun onderwijsachterstand volledig goedgemaakt op de jongens. Maar
voor de sociaal-democraten was dat nooit genoeg. Hun - op zichzelf sympathieke -
zorg voor kinderen die niet goed kunnen leren groeide uit tot een obsessie.
De onderwijssociologen Sjoerd Karsten en Wim Meijnen blijven,
als echte sociaal-democraten, gefixeerd op de problematiek van (allochtone)
kinderen die moeilijk leren. Wel leveren ze in Leergeld een nuttige
kritiek op de overspannen, maar ook innerlijk tegenstrijdige onderwijspolitiek
van de Van Kemenadisten. Van Kemenade en de zijnen wilden de kennisvakken
relativeren, om de verschillen tussen de bollebozen en de kneuzen te
verdoezelen. De moeilijk lerende kinderen zouden zich kunnen uitleven in
handenarbeid, tekenen, knutselen, koken, zingen, dansen en sporten. Het gevolg
was dat de achterstanden alleen maar groter werden.
Karsten en Meijnen constateren terecht dat het juist in het
belang van de achterlopers is het lesaanbod te versmallen. Zij willen dan ook
dat deze leerlingen meer uren gaan besteden aan lezen, schrijven, rekenen en
wereldoriëntatie. Ze willen de expressievakken handhaven, maar dan wel na 3 uur
's middags.
Naast de verlengde schooldag pleiten de sociologen ook voor
verschoolsing van de kinderopvang en peuterspeelzaal. Hun ideaal is een
'basisschool van twee tot twaalf jaar, waarin de voorschoolse jaren en de
naschoolse middagen publiek gefinancierde basisvoorzieningen worden. ...
Deze benadering klinkt heel plausibel, maar kent twee
problemen. In de eerste plaats is er de ontkenning van de verantwoordelijkheid
van de ouders voor de onderwijskansen van de kinderen. Kennelijk heeft de PvdA
de allochtone ouders opgegeven, want ze wil de kinderen zo weinig mogelijk thuis
en zoveel mogelijk op school hebben. De kloof tussen het klimaat op school en
het klimaat thuis wordt daarmee alleen maar groter. Hoe moeilijk het ook is, de
allochtone ouders moeten er met hun haren worden bijgesleept. Analfabete moeders
en vaders moeten zich optrekken aan hun kinderen, anders verliezen ze hun
respect.
Het tweede probleem is nog fundamenteler. Historicus Piet de
Rooy verwoordt het in Leergeld even elegant als dodelijk. De Partij van
de Arbeid gaat uit van een enorme misvatting, namelijk dat meer onderwijs altijd
beter is dan minder onderwijs, terwijl meer onderwijs per definitie leidt tot
meer achterstand en meer uitval. Meer scholing betekent namelijk dat meer mensen
aan de nieuwe eisen niet kunnen voldoen.
De Rooy: 'De school is voor nogal wat kinderen een
betrekkelijk frustrerende omgeving. Veel kinderen ervaren het onderwijs als een
vervelende hindernis op weg naar volwassenheid (werk). Ze hebben het gevoel te
worden lastiggevallen met zaken waarvan ze nut noch belang inzien en merken
tegelijkertijd dat ze in intellectuele of sociale vaardigheden tekort schieten.
Verlenging van de schoolperiode en meer nadruk op algemeen vormende vakken leidt
dus vrijwel automatisch tot de groei van het speciaal onderwijs, van
leerplichtontwijkers en van probleemgedrag.'
Mijn oplossing is dus: minder school, maar meer praktijk.
Maak harde afspraken met werkgevers voor stageplaatsen en werkend leren. Schaf
het minimumloon en de ontslagbescherming af, zodat werkgevers meer geneigd zijn
jongeren in dienst te nemen. Schep zinvol werk in de publieke sector. Voer
sociale dienstplicht in, in elk geval voor iedereen die niet studeert of werkt.
Red.: Wansink constateert een aantal zaken en noteert
terecht het probleem van hoe meer scholing, hoe meer verschil - bekend is het
Sesamstraat effect: het idee achter het kindertv-programma was kinderen van
lager-geschoolden via televisie een extra zetje in taal en rekenen te geven; in
de praktijk bleken de kinderen van hoger opgeleiden meer te profiteren.
Ook heel opvallend en pas een paar jaar later opgepikt binnen
deze kringen: meer praktijk en praktijkonderwijs, dat wil zeggen: terug naar de
ambachtsschool!
De tegenstrijdigheid met de behoefte om iedereen zo veel
mogelijk onderwijs te bieden kan worden opgelost door passende differentiatie in
scholen: minstens drie niveaus van algemeen onderwijs, gepaard met bijpassende
hoeveelheden praktisch onderwijs.
Uit: De Volkskrant, 31-03-2005, Ton van Haperen, leraar, lerarenopleider
en vakdidacticus algemene economie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Ouders willen diploma
Ouders vinden het nieuwe leren in het voortgezet leuk, zolang er maar een
behoorlijk diploma wordt gehaald. En gelijk hebben ze, zegt Ton van Haperen.
Ontplooien kan na school.
Een school voor speciaal voortgezet onderwijs is door het budget heen. Dan rest
een strategie: grotere groepen. Leg dat maar eens uit aan leraren die met een
klas van twaalf elke les minimaal een spannend moment hebben. Zet er meer bij
elkaar en de stress groeit exponentieel. Toch gaat het door. ...
Het nieuwe leren legitimeert deze bezuiniging. Rooster, leerboeken
en vakken verdwijnen. Leerlingen gaan zelfverantwoordelijk en onderzoekend aan
de slag, vanuit een thema dat aansluit bij hun belangstelling. Een docent en een
assistent begeleiden het leerproces. Het personeel krijgt van onderwijs
ondersteunende bureaus uitgelegd hoe dat moet, verzorgen van vraaggestuurd
onderwijs. Voor deze bureaus is het nieuwe leren een gat in de markt. ...
Menig vmbo laat zich op deze manier foppen. Begrijpelijk,
want de scholen staan onder druk en moeten iets. De redenering is zo oud als het
onderwijs zelf: kinderen leren buiten school effectief, stellen hun eigen
leerdoelen, zoeken vrienden en vriendinnen die hun interesse delen en
ontwikkelen zich razendsnel, op hun favoriete deelterrein. Plannen van
vernieuwers leunen elke keer weer op deze observatie.
Deze onderwijskundigen maken een cruciale denkfout. Stel
ouders, leerlingen en leraren de vraag: wat betekent een school voor u? Het
eerste antwoord is keurig. Zelfontplooiing. Doorvragen leert dat alle partijen
bereid zijn daarop fors in te leveren, als het rendement stijgt. Buiten de boot
vallen van de eigen kroost is de ultieme ouderlijke nachtmerrie. Het succes van
een particuliere instelling als het Luzac College vormt daarvan het levende
bewijs. Steeds meer goedverdienende vaders en moeders hebben tienduizend euro
over voor een diploma. Het debat over nieuw of oud leren zal ze een rotzorg
zijn.
Gelijk hebben ze, want school staat in onze economie voor de
hoofdweg naar maatschappelijk succes. Dat gegeven maakt onderwijs per definitie
aanbodgestuurd. De samenleving eist dat iedereen op een bepaalde leeftijd een
aantal dingen kan en weet. Op school doen leerlingen wat de maatschappij van ze
vraagt, dat sluit helaas niet altijd aan bij hun belangstelling. Vanaf die
constatering valt weinig meer te kiezen. Natuurlijk, wetten van modern onderwijs
vormen het uitgangspunt. Opbouwen van kennis gaat makkelijker als het aansluit
bij het eerder geleerde, dan wel bij een verschijnsel of probleem dat concreet
waarneembaar is. Of dat binnen een vak, thema of interesseveld gebeurt, maakt
niet zoveel uit. Feit is wel dat een schoolvak qua aanpak en structuur de meeste
houvast biedt. Dat geldt eveneens voor leerboeken. Klinkt leuk hoor, gooi de
boeken uit het raam en het leren kan beginnen, maar het is wel onzin. Een kind
dat van niks weet, zal moeten lezen.
Verder bepalen gebouw en budget de mogelijkheden. Het
schaarsteprobleem 'veel leerlingen tegenover weinig leraren' heeft als logische
oplossing een aantal vaste momenten waarbij beide partijen elkaar ontmoeten, dat
heet een rooster. Inderdaad, leuk is anders. Van kwart over elf tot twaalf uur
sommen maken bij wiskunde kan even niet uitkomen. Overreding, soms in de vorm
van dwang en intimidatie, is dan de enig juiste reactie. De maatschappelijke
kosten van niet leren en uitval zijn namelijk onacceptabel hoog.
Na schooltijd kan dan het nieuwe leren beginnen. De een gaat
zelfverantwoordelijk voetballen, de ander een boek lezen en weer een ander maakt
een vergelijkende studie van cartoons. ...
Tien jaar geleden was in de jaarbeurs in Utrecht een
bijeenkomst ter voorbereiding op het studiehuis. Het was druk, de sfeer
opgewonden. Na jaren aan een stuk klassikale confrontaties leek dit de
oplossing: leerlingen gaan het zelf doen. ... Het enthousiasme van toen is
inmiddels omgeslagen. Het nieuwe leren is een misconcept, ontwikkeld door
onderwijskundigen, verkocht door ondersteunende bureaus, ingekocht door managers
en daarmee de zoveelste leugen die leraren verzuurt.
Naar Rijnlands onderwijsbeleid
,
Rijnlandmodel, lijst
,
Rijnlandmodel, overzicht
, of site home
.
|