Het Rijnlandse onderwijsbeleid: cultuureducatie
| 29 apr.2007 |
Twee artikelen over cultuureducatie op de basisschool. Eerst één over hoe het
wel moet, en één hoe niet.
Uit: De Volkskrant, 19-04-2007, door Rob Gollin
Reportage | Cultuureducatie in het basisonderwijs
Ze hoeven geen kunstenaar te worden
Ook basisscholen willen kunst en cultuur meer integreren in het
onderwijsprogramma. Toch wordt er nog vaak gevraagd wat kunsteducatie concreet
oplevert. ‘Je krijgt er blije kinderen van.’
Tussentitel: Ik heb van de kunstenaar geleerd dat niks fout is (Niels (9),
leerling van basisschool De Triangel in Grijpskerk)
Daar zit je dan, met een schoen voor je neus. De leerlingen van groep 7 op de
basisschool De Driemaster in Alkmaar kijken nog wat onwennig naar de gympen,
degelijke stappers, laarsjes en sandalen op de tafel, te midden van flessen
plakkaatverf en busjes hoogglanslak.
Hun leraar, Rob Komen, heeft de opdracht met opzet vrij
gehouden: maak van je schoen alles behalve een schoen. ‘Laat ze zelf
fantaseren.’ Tim (11) probeert ‘een soort truck, met wapens en zo’. Maar hoe zet
je wieltjes aan de zool? Twee speelgoedautootjes met plakband schieten er
onderuit. Busra (11) werkt aan een boot, ze kwast rode verf op het canvas. De
raampjes knipt ze straks wel uit. Hier vormt de mast het probleem. Hoe maak je
die nou vast?
Komen gaat op verzoek van de kinderen de schoenen ook zelf te
lijf. Hij boort gaatjes in het leer waar straks elektriciteitsdraden doorheen
worden getrokken, hij snijdt met een stanleymes een deur uit voor een huisje in
wording. Intussen: ‘Je moet het onderwerp simpel houden, dicht bij jezelf, dicht
bij huis en school.’
Als het over kunst en cultuur gaat, kan De Driemaster een
fraaie palmares laten zien. Eind vorig jaar won de school de Cultuur Primair
Prijs voor een project waarin leerlingen uit de bovenbouw de opdracht kregen om
de tijd te fotograferen. Ze legden een druppelende kraan vast, een bord met de
resten van bietjes en aardappelen, een putdeksel na een regenbui – er is zelfs
een tentoonstelling van gemaakt in theater De Vest. ...
Niet dat de beleidsmakers op het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap in Den Haag afbreuk willen doen aan de rol van eenlingen
als Komen zoals die wel vaker op scholen te vinden zijn – enthousiaste
leerkrachten die beurtelings optreden als inspirator, coördinator en uitvoerder
van culturele projecten. Maar nadat eind jaren negentig eerst het voortgezet
onderwijs onder handen was genomen met de invoering van het vak culturele en
kunstzinnige vorming (ckv), was kennelijk ook de positie van het kunst- en
cultuuronderwijs op de basisschool toe aan revisie.
Knelpunten: het is te ‘hapsnap’, culturele producties sluiten
nauwelijks aan op de wensen van de scholen, de regionale verschillen zijn groot.
Dat leerkrachten die vanaf de pabo instromen nauwelijks zijn geschoold in vormen
van cultuureducatie – rekenen en taal zijn al nauwelijks te nemen horden – maakt
de situatie niet hoopgevender. Wie durft nog met een blokfluit aan de lippen een
klas de notenbeginselen bij te brengen?
Het tij is aan het keren, is de boodschap tijdens een
ontmoeting op het departement. Vanaf 2004 zijn voor scholen de zegeningen van de
regeling Versterking Cultuureducatie in het Primair Onderwijs beschikbaar. Het
doel is cultuureducatie te ‘verankeren in het beleid’. Het lokaas: per leerling
10,90 euro subsidie; besteding naar eigen keuze.
Projectleider Hans Muiderman en beleidsmedewerker Joost
Kuggeleijn op de afdeling Kunsten van OCW spreken van een ‘lichte regeling’. In
een beleidsplan moeten scholen aangeven hoe ze kunst en cultuur integreren in
het onderwijsprogramma. Hoeveel uur besteden ze eraan? Zijn er vakleerkrachten?
Gaan ze contacten leggen met de aanbieders van producties? Halen ze kunst in
huis?
Veel basisscholen hebben de regeling gevonden: na drie jaar
hebben 6200 instellingen een beroep gedaan op de subsidie, zo’n 80 procent van
alle scholen. In totaal is 18 miljoen euro beschikbaar. Niet aangeklopt hebben
vooral instellingen met een streng christelijke signatuur en veel vrije scholen.
Muiderman en Kuggeleijn wijzen erop dat de regeling niet op
zichzelf staat. Er is sprake van ‘flankerend beleid’. Ook lagere overheden –
gemeenten en provincies – kunnen als ‘actieplanpartner’ één euro per leerling
bijdragen; tot dusver heeft dat 6,4 miljoen opgeleverd. Voorts zijn er projecten
als het in de klas halen van beroepskunstenaars (zie kader), scholen laten
kennismaken met cultureel erfgoed in de buurt en GrassRoots, subsidie voor de
toepassing van ict in cultuureducatie. Nog een voorziening: leerkrachten kunnen
een training tot cultuurcoördinator volgen; zij zijn het aanspreekpunt op school
en leggen de contacten met culturele instellingen. Er zijn er tot nu toe duizend
opgeleid.
Met de regeling heeft de overheid een krachtig signaal willen
afgeven, zeggen de beleidsmedewerkers. Het belang van cultuureducatie op jonge
leeftijd is immers niet te onderschatten. Drama, muziek en beeldende kunst
leiden tot het aanspreken van andere dan louter cognitieve vaardigheden.
Fantasie en creativiteit worden geprikkeld. Kinderen leren bij voorstellingen en
presentaties hoe ze moeten samenwerken. Muurbloempjes bloeien ineens op als ze
op het podium staan. Bovendien: het is goed voor de afwisseling in de lessen.
Veel gehoord citaat onder begeleiders: ‘Kinderen worden er blij van.’
Het is, zo blijkt uit onderzoek van de sociologe Ineke Nagel,
ook goed voor de cultuurbranche zelf: hoe jonger voor het eerst musea, theaters
en bioscopen worden bezocht, des te frequenter latere cultuurbezoeken uitvallen.
Marion Priekaerts, onderwijskundige aan de Universiteit van
Maastricht, heeft op scholen in Limburg de effecten van cultuureducatie in het
primaire onderwijs gemeten. Voor de manier waarop kinderen tegen cultuur
aankijken, gelden als belangrijke factoren het ouderlijk milieu (hoger opgeleide
ouders brengen hun kinderen meer in contact met cultuur), sekse (meisjes doen
meer aan cultuur dan jongens) en de omgeving (in de stad stuiten de kinderen
eerder op culturele activiteiten dan op het platteland).
Maar cultuurlessen op school wegen ook mee. Priekaerts weet
er een cijfer op te plakken: voor de houding tegenover kunst en cultuur is de
school voor 6,5 procent van invloed, voor culturele kennis 5,5 procent. ‘Het is
veel meer dan ik vermoedde’, zegt Priekaerts. ‘Het effect van school op rekenen
en taal schommelt tussen de 10 en 15 procent, terwijl daar veel meer tijd en
geld in wordt gestoken.’ ...
Ontwikkelingspsycholoog Gerrit Breeuwsma, verbonden aan de
Rijksuniversiteit Groningen, pleit voor een verdere opwaardering van het vak op
de basisschool. Het mag ambitieuzer. ‘Zeker de jongsten, tussen 4 en 7 jaar,
staan nog heel onbevangen tegenover kunst en cultuur; sterker, hun gedrag
vertoont sterke gelijkenis met dat van de kunstenaar. Kijk ze maar eens tekenen
en kleuren. Pas later worden ze kritischer op zichzelf. ...
Te vaak wordt volgens Breeuwsma op scholen bij kunstvakken de
vraag gesteld wat het eigenlijk oplevert. Komen er eigenlijk wel kunstenaars
van? Het zijn bepaald niet de belangrijkste vragen, vindt Breeuwsma. ‘Vraagt
iemand bij wiskunde zich af of er wel briljante wiskundigen van komen? Zelfs de
vraag of ze er gelukkig van worden, is van secundair belang. Er wordt potentieel
aangeboord. Kinderen krijgen mogelijkheden aangereikt. Dat zou moeten volstaan.’
...
Voorts vraagt de mentaliteit om aandacht: leerkrachten zien
cultuur in de klas meer als extra werk, en niet als een vanzelfsprekend
onderdeel van het lesgeven. Muiderman en Kuggeleijn menen dat na de kwantiteit
nu de kwaliteit van de cultuureducatie aan bod moet komen. ‘Je zult nu de diepte
in moeten.’ Hoe dat gestalte moet krijgen, is nog in onderzoek. Ze beklemtonen
dat het niet mag uitmonden in nieuwe circulaires met kerndoelen. In elk geval,
menen ze, is bereikt dat cultuureducatie minder afhankelijk is van die ene
enthousiasteling. ‘Het zal in elk geval minder opvallen als ‘ie weg is.’
...
Red.: Dit is dus een voorbeeld hoe het wel kan, en wat
dat allemaal oplevert. Nu hoe het niet moet:
Uit:
De Volkskrant, 19-04-2007, column door Herman Koch, cabaretier en
kunstenaar
Creatief schrijven
Op de Montessori School zat vroeger een jongen die een beetje een einzelgänger
was. Medeleerlingen wisten weinig over hem te vertellen. Zijn docent Creatief
Schrijven vond zijn werkstukken verontrustend.
Op 3-jarige leeftijd verhuisde de jongen met zijn ouders van
Arnhem naar Amsterdam. ...
De jongen kwam ondertussen op een kleuterschool terecht die
de ideeën van Maria Montessori in de praktijk bracht. Hij bouwde er aan de roze
toren en de bruine trap. Schrijven leerde je er door met je wijsvinger over de
letters te bewegen. Die letters waren van schuurpapier geknipt en op houten
plankjes geplakt.
De jongen was linkshandig. Maar hij moest rechtshandig leren
schrijven. ‘Blijven proberen’, zei de juf en wreef de rechterwijsvinger van de
jongen met kracht over het schuurpapier. Het deed best pijn, maar uiteindelijk
leerde de jongen met zijn rechterhand te schrijven. Tot op de dag van vandaag
heeft hij een onleesbaar handschrift. ...
Met zijn rechterhand begon de jongen werkstukken te
schrijven. Zijn docent Creatief Schrijven vond de inhoud van die werkstukken,
zoals gezegd, verontrustend. Hij raadde hem aan de hulp van een psycholoog in te
roepen. De jongen bezocht de psycholoog en vertelde hem over het leven op een
Montessorischool. Drie dagen later was de psycholoog dood.
Creatief Schrijven, Creatief Tekenen, Creatief Kleien &
Timmeren, dit waren de vakken met de hoogste prioriteit binnen het
Montessori-onderwijs. Veel leerlingen kregen het idee dat ze echt goed waren in
een van die vakken, terwijl ze wellicht beter bij de ABN AMRO of de Fortis Bank
hadden kunnen gaan werken – waar ze waarschijnlijk veel gelukkiger waren
geworden.
Want hoe creatief ook, het is nooit leuk wanneer anderen,
straks, in de echte buitenwereld, een andere mening hebben over je talent dan de
docenten Creatief Zijn Tot Elke Prijs. ...
Naar Rijnlands onderwijsbeleid, inhoud
,
Rijnlandmodel, lijst
,
Rijnlandmodel, overzicht
, of site home
.
|