Toelichting bij Rijnlands onderwijsbeleid: meritocratie
Alfa- en gamma-intellectuelen zijn de mensen in vakken als de talen, sociologie,
psychologie, en dus ook pedagogie en didactiek, de vakken die gaan
over het onderwijs en het onderwijsbeleid. Daartegenover staan de bèta-vakken,
de alternatieve naam voor de natuurwetenschappen en wiskunde. Het onderscheid wordt ook wel aangeduid als
de zachte en de harde sector.
Een belangrijk deel van dit verschil in hardheid
zit in de benoembaarheid en de aanwijsbaarheid van de capaciteitsverschillen.
de vaardigheden in de bèta-sector zijn in belangrijke mate aan te tonen
door cijfers zoals IQ. De vaardigheden in de zachte sector niet. Op school zijn
dit de vaardigheden in rekenen, en deels ook taal, omdat wat aan taal geleerd
wordt op school over structuur gaat, en dus even abstract is als rekenen.
De nadruk op capaciteiten op lagere scholen brengt dus onvermijdelijk een
grotere nadruk op de bèta-capaciteiten met zich mee. En op middelbare scholen
meer nadruk op de inhoud van het vak zelf, in plaats van de zelfontwikkeling van
de leerling. Om die reden hebben de onderwijshervormers, vrijwel altijd stammend
uit de alfa- en gamma-hoek, met succes het lager onderwijs omgevormd naar model
met gelijke, middelmatige einddoelen voor iedereen, en de middelbare scholen
naar instituten waar leerlingen op eigen initiatief hun vaardigheden bij elkaar
garen.
Dit verzet tegen natuurwetenschappelijke kennis, inhoudelijk leren, en selectie
op capaciteiten is een specifieke vorm van een algemeen begrip waar de alfa- en gamma-sectoren
zich tegen verzetten, en dat begrip is
meritocratie, het model waarbij de wereld bestuurd wordt door mensen met de
meeste vaardigheden; meer over deze algemene strijd hier
. In de praktijk loopt die
strijd
dus veelal via het onderwijs, bijvoorbeeld in de strijd over de rol van
cijfers in de beoordeling van leerlingen
.
Naar Rijnlands onderwijsbeleid
,
Rijnlandmodel lijst
, Rijnlandmodel
overzicht
, of site home
.
|