De onderwijsramp: het onderzoek 5 feb.2007

Sinds de publicatie van het laatste artikel op deze site is zeer veel geschreven over het onderwijs, te veel om allemaal te volgen. Een deel daarvan, met name de discussie rond het stuk van Lizzie Tabbers zal binnenkort alsnog worden opgenomen. Nu het resultaat van al dat gepraat en geschrijf:


De Volkskrant, 01-02-2007, door verslaggeefster Yvonne Doorduyn

Onderzoek | Onderwijshervormingen van de afgelopen twintig jaar

‘Les trekken voor de toekomst’

(Oud-)bewindvoerders zien parlementair onderzoek met vertrouwen tegemoet. Erfenis van twintig jaar.


Wim Deetman: CDA-minister van Onderwijs en Wetenschappen, 1982-1989.
Verantwoordelijk voor:
■  herziening Onderwijs Salarisstructuur (HOS): lager salaris voor nieuwe leraren, 1982.
■  voorbereiding basisvorming: vijftien verplichte vakken in eerste drie jaar van voortgezet onderwijs, scholen met minder dan 240 leerlingen moeten fuseren, 1987.
■  vervroegde uittreding van onderwijzend personeel, 1988.

‘Ik kan mij indenken dat een parlementair onderzoek het inzicht vergroot. Ikzelf heb niets te vrezen. Het zijn niet mijn vernieuwingen die op dit moment onder vuur liggen. Bovendien is alles in mijn tijd in de openbaarheid geschied. Wel is het zo dat de wet basisvorming die ik heb ingediend, niet de wet is die Wallage heeft ingevoerd.
    ‘Uiteraard werk ik aan een parlementair onderzoek mee. De kritiek die het onderwijs nu krijgt te verduren, daar houd ik me graag buiten. Het past een oud-minister daarover te zwijgen.’

Jacques Wallage: PvdA-staatssecretaris Onderwijs en Wetenschappen, 1989-2003.
Verantwoordelijk voor:
■  herziening bekostiging basis- en voortgezet onderwijs: grotere financiële vrijheid, 1992.
■  invoering wet basisvorming, 1992.

‘Ik vind een parlementair onderzoek heel verstandig en ik ben niet beducht voor de uitkomsten. Ik loop niet weg voor mijn verantwoordelijkheid.
    ‘Er hangt snel een sfeer van: hier is een lijk, wie is de dader? Maar dit is een heel complex vraagstuk. De situatie ligt bovendien genuanceerder dan sommige critici op dit moment onbelemmerd uiten.
    ‘Feitelijk kun je vernieuwingen niet aan het onderwijs overlaten. De politiek heeft daarin een rol. Sterker nog, de grondwet schrijft het voor. Het gevolg is dat onderwijsvernieuwingen per definitie van bovenaf worden opgelegd.
    ‘Ik heb innovaties ingevoerd met steun van de vakbonden en ouderorganisaties. Er was brede consensus dat dit de weg was.’

Tineke Netelenbos: PvdA-staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1994-1998.
Verantwoordelijk voor:
■  invoering Tweede Fase: onderwijsprofielen in bovenbouw havo en vwo, 1997.
■  studiehuis: leerlingen in voortgezet onderwijs studeren zelfstandig en zijn zelf verantwoordelijk voor de voortgang (niet wettelijk ingevoerd, wel een resultante van het beleid), 1998.
■  invoering vmbo, 1999.

‘Een parlementair onderzoek lijkt me een goede zaak. Het creëert een kans om te analyseren wat de wetgever aan invloed heeft en hoe in ons bestel, met zijn vrijheid van onderwijs, er uiteindelijk met wetgeving wordt omgegaan.
    ‘Het is een goede mogelijkheid om te bestuderen hoe het gesteld is met de kwaliteit van ons onderwijs, bijvoorbeeld in vergelijking met andere Europese landen. Ik hoop dat ook wordt gekeken naar de invloed van de veranderende maatschappelijke omstandigheden op de jeugd.’

Loek Hermans: VVD-minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1998-2002.
Verantwoordelijk voor:
■  verlichtingsmaatregelen Tweede Fase na klachten over de zwaarte van het studieprogramma, 1998/1999.
■  invoering wet zij-instroom: ruimere mogelijkheden voor niet-bevoegde leraren, 2000.
■  bachelor-masterstructuur in het hoger onderwijs, 2002

‘Ik steun een parlementair onderzoek. We moeten lessen trekken voor de toekomst en die snel uitvoeren. Een goed opgeleide bevolking vormt de sleutel tot een economie die kan concurreren met andere landen.
    ‘Er zijn nu te veel geluiden dat het onderwijs daaraan onvoldoende tegemoetkomt en dat moet veranderen. Onder ondernemers staat de verbetering van het onderwijs in de topdrie van onderwerpen die voorrang moeten krijgen van een nieuw kabinet.’

Maria van der Hoeven: CDA-minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 2002- heden.
Verantwoordelijk voor:
■  invoering lumpsumbekostiging: scholen mogen eigen personeelsbeleid voeren en zelf investeren in onderwijskundige vernieuwingen, zoals het ‘nieuwe leren’, 2005.
■  flexibele schooltijden, 2005.
■  afschaffing basisvorming, 2006.

‘De Tweede Kamer gaat over haar eigen onderzoeken. Dat is niet aan mij als minister.
    ‘Ik heb wel een kanttekening bij de kritiek op het ‘nieuwe leren’. We moeten niet alles onder één noemer brengen. Het nieuwe leren is geen eenduidig begrip en de kritiek geldt niet alle vormen.’

Oud-PvdA-minister Jo Ritzen wilde niet aan dit artikel meewerken. Oud-PvdA-staatssecretaris Karin Adelmund is in 2005 overleden.

Tussenstukken:
PvdA-plan overvalt CDA

Het CDA voelt zich overvallen door de roep van beoogd coalitiepartner PvdA om een parlementair onderzoek naar de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen twintig jaar, zoals de basisvorming, het studiehuis, het vmbo en het ‘nieuwe leren’. De christen-democraten hopen de PvdA daar vandaag in een procedurevergadering alsnog van te weerhouden. PvdA-Kamerlid Hamer liet woensdagavond echter weten dat ze niet wijkt. Ze dient vandaag haar voorstel in. Ook SP, Partij voor de Vrijheid, GroenLinks en D66 – samen goed voor 77 zetels – zijn voorstander van zo’n onderzoek.
    De Tweede Kamer kan bij haar taak de regering te controleren kiezen voor een parlementair onderzoek of een parlementaire enquête. Het voornaamste verschil is dat de commissie die bij een parlementair onderzoek wordt ingesteld, geen enquêtebevoegdheden heeft: getuigen kunnen niet onder ede worden gehoord. Getuigen hebben bovendien niet de plicht om na een verzoek van de commissie te komen opdagen.
    Anders dan bij een parlementaire enquête is voor een parlementair onderzoek niets bij wet geregeld. De Kamer werkt aan verbetering van de wet, zodat de commissieleden ook bij een parlementair onderzoek meer wettelijke rechten hebben.
    Recente parlementaire onderzoeken gingen over het tbs-stelsel, infrastructuurprojecten en integratie. Oud-politici zijn er vaak beducht voor. Minutieus onderzoek brengt vrijwel altijd fouten aan het licht.
 

De Volkskrant, 01-02-2007, door een verslaggever

Onderwijs verwacht weinig van onderzoek parlement

Onderwijsorganisaties bepleiten onafhankelijk, extern onderzoek. Er zou geen enkel bewijs zijn dat het niveau van het onderwijs daalt.


De onderwijsorganisaties zien meer in een extern onafhankelijk onderzoek naar de kwaliteit van het onderwijs, dan in het aangekondigde parlementaire onderzoek naar de doorgevoerde onderwijshervormingen.
    ‘Het probleem van een parlementair onderzoek’, zegt Walter Dresscher van de Algemene Onderwijsbond (AOb), ‘is dat het parlement zijn eigen wonderlijke en warrige beleid moet beoordelen. Een externe onderzoekscommissie is veel beter.’
    Hij verwijst naar de besluitvorming rondom het studiehuis: ‘Toen begin 2000 leerlingen te hoop liepen omdat ze het studiehuis te zwaar vonden, verordonneerde de Kamer direct versoepelingen. Nu de leerlingen te hoop lopen tegen de gebrekkige kwaliteit, wil men een parlementair onderzoek’, aldus Dresscher, die erkent dat de ‘situatie onhoudbaar is’.
    Ook de VO-Raad, de sectororganisatie voor de middelbare scholen, ontgaat het nut van een parlementair onderzoek. Voorzitter Sjoerd Slagter: ‘Een onderzoek naar stelselwijzigingen in het verleden helpt het huidige onderwijs niet. Ik ben ervan overtuigd dat zal blijken dat het Nederlandse onderwijs internationaal goed presteert, en de docenten onder zware omstandigheden goede prestaties leveren.’
    Marleen Barth van de Onderwijsbond CNV vindt een parlementair onderzoek ‘verspilling van tijd en geld’. Voor de oorzaken van de problemen verwijst ze naar het gebrek aan geld, tijd, goed management en voldoende personeel. Barth: ‘Al jaren dringen vakbonden, scholen, studenten, leraren en de politiek aan op hogere kwaliteit en meer geld. Tot echte verbeteringen heeft dat nog niet geleid.’ Dat mag de politiek zichzelf aantrekken, vindt het CNV.
    Barth: ‘Er is geen enkel bewijs dat het niveau van het onderwijs daalt. Internationaal onderzoek bestrijdt dit soort wilde verhalen. Sommige politici zouden wat meer naar de honderdduizend mensen in de onderwijspraktijk moeten luisteren. Die worden met zulke kreten op een kwetsende manier in de hoek gezet.’


IRP:   Marleen Barth is één van de dragers van het beleid van de laatste twintig jaar. Ze was ook één van de mensen die verbaal afgeslacht werden door Marijke Verbrugge-Breeuwsma, in een openbaar debat tijdens een uitzending van Buitenhof .


De Volkskrant, 01-02-2007, door Robin Gerrits

‘We klagen elke dag in de lerarenkamer’

De Kamer wil een parlementair onderzoek naar de onderwijshervormingen. Waar moet dat zich vooral op richten?

Claudia Kuiper, docent geschiedenis aan scholengemeenschap De Grundel in Hengelo:
‘Het studiehuis en hoe dat niet aansluit op het vervolgonderwijs. Leerlingen worden geacht zelfstandig te werken, maar de meesten zijn daar nog niet aan toe. De ouderwetse vorm van onderwijs was zo slecht nog niet. De vernieuwingen zijn vaak ingevoerd om de vernieuwing, niet om iets te verbeteren.
    ‘Of zo’n onderzoek veel uithaalt, weet ik niet. We klagen er elke dag over in de lerarenkamer, maar al die hervormingen hebben ons ook murw gemaakt.’

Frank van Rest, wiskundestudent in Leiden en initiatiefnemer van Lieve Maria, de website waarop vwo’ers bij minister Van der Hoeven (Onderwijs, CDA) klaagden dat ze niet klaar waren voor de universiteit:
‘Het werd tijd. Het onderwijs is te vrij geworden. Iedereen krijgt formulekaarten en rekenmachines, maar inzicht krijg je niet meer bijgebracht. Er moet voor sommen en met taal gewoon heel veel meer worden geoefend.
    ‘Ik heb gemerkt dat het onderwijs achteruitgaat. Toen ik op de universiteit kwam, kon ik het niveau niet aan. Goed onderwijs begint toch met kennis en beheersing.’
    Niek Bouman, docent algemeen vormende vakken aan het Groene Hart Lyceum in Alphen aan den Rijn:
    ‘De basisvorming, die werkte niet voor onze groep leerlingen: vijftien vakken met dikke boeken. Je zag de motivatie hard achteruitlopen bij de vmbo’ers.
    ‘Toen kregen we de vrijheid om in domeinen te gaan werken, en het slaat geweldig aan. Ik weet niet of je dat het nieuwe leren moet noemen, maar het werkt wel. Er gebeuren tegenwoordig een heleboel goede dingen in het onderwijs. Voor de algemene examenvakken Nederlands, Engels en wiskunde krijgen ze nog gewoon klassikaal les, met boeken. Ik hamer er persoonlijk op dat de d’s en dt’s goed worden gespeld.’

Joop van der Schee, sinds vandaag hoogleraar onderwijsgeografie aan de VU:
‘Het belangrijkst is te onderzoeken of het allemaal wel waar is dat het achteruitloopt met het onderwijs. Daar zijn weinig harde bewijzen voor. Wel denk ik dat het goed is weer meer aandacht te besteden aan de vakdidactiek, het leren overbrengen van een vak, aardrijkskunde in mijn geval. Daar is bagage voor nodig, en dat is de laatste jaren wel onderschat. Maar terug naar alleen maar klassikale kennisoverdracht is niet goed. Een goede docent kenmerkt zich door het juiste evenwicht van kennis en vaardigheden.’


Naar Onderwijsbeleid, lijst , Rijnlandmodel, lijst , Rijnlandmodel, overzicht  , of site home .