Onderstaand commentaar gaat in eerste instantie over de rede van Van Oostrom, zie hier  , maar het belangrijkste is de tweede helft over de motivatie van studenten en de marktwerking die in combinatie de kwaliteit van het onderwijs bedreigen:


De Volkskrant
, 10-05-2006, hoofdredactioneel commentaar

Iets te veel gerechten

Het hoger onderwijs lijkt steeds meer op de menukaart van een slechte chinees, sprak president Frits van Oostrom van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in zijn jaarrede. Universiteiten en hogescholen bieden te veel modieuze studies aan die soms nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden, van vrijetijdskunde tot Europese-Unie-studies.
    Het zou inderdaad een goede zaak zijn als het studieaanbod enigszins zou worden gestroomlijnd. Daarbij zouden allerlei ‘kundes’ kunnen worden gereduceerd tot afstudeerrichtingen binnen een stevige, min of meer gevestigde discipline. Tegelijkertijd stelde Van Oostrom terecht vast dat jonge vakken als management of communicatiewetenschappen vermoedelijk niet meer verdwijnen. Zijn eigen specialisme, middeleeuwse Nederlandse letterkunde, begon ooit als een door velen verguisde vorm van nieuwlichterij. Grondlegger van het vak was de 19de eeuwse geleerde Jonckbloet, die in opstand kwam tegen de dominante positie van Latijn.
    De opmars van de ‘kundes’ is een gevolg van het feit dat het hoger onderwijs, in de geest van de jaren negentig, steeds meer op een markt is gaan lijken. Universiteiten en hogescholen proberen studenten te lokken met studies die nog nieuwer en leuker lijken dan het aanbod van de concurrent. De plannen van staatssecretaris Rutte van Onderwijs voor een stelsel van ‘leerrechten’ zal dit mechanisme slechts versterken. Rutte gelooft dat de student als onderwijsconsument zal kiezen voor kwaliteit. Dat is een naïeve gedachte.
     Natuurlijk is er een groep gemotiveerde studenten die het beste uit zijn studie wil halen. Maar er zijn ook veel studenten op zoek naar een leuke, niet al te moeilijke opleiding. Dat valt ze ook niet kwalijk te nemen: veel late tieners en vroege twintigers zijn nu eenmaal meer geïnteresseerd in het studentenleven dan in het doorgronden van taaie theorieën. Dat is nooit anders geweest. Daarom moet het onderwijs zelf deugdelijke eisen stellen aan de kwaliteit van zijn studies.
    Ook in het onderzoek domineert steeds meer een vorm van marktdenken, constateerde Van Oostrom. Onderzoekers moeten in toenemende mate wedijveren om onderzoeksgeld. Het ‘voortdurende hollen naar fondsen’ heeft van het wetenschapsbedrijf een ‘hyperdynamische flipperkast’ gemaakt, stelde Van Oostrom.
    Zijn verzuchting sluit aan bij een vaker gehoorde klacht. Professionals, van onderwijs tot gezondheidszorg, voelen zich in toenemende mate de slaaf van een bureaucratisch, door managers geregeerd systeem. Die klacht is terecht. Tot in de jaren zeventig werd de universiteit gefinancierd zonder veel vragen te stellen. Dat leidde tot uitwassen, zoals wetenschappelijk medewerkers die zelden een artikel schreven en nooit promoveerden. Maar van de weeromstuit is de universiteit in een bureaucratisch keurslijf geperst. Terecht pleitte Van Oostrom voor versterking van de zogenoemde eerste geldstroom, als een basisfinanciering die een zekere vrijheid geeft.


Terug naar Onderwijsbeleid, lijst , Rijnlands beleid , Rijnlands beleid, overzicht  , of naar site home .