Onschuldige burgers in Israël
In Israël is op 18 augustus 2003 het proces begonnen tegen de Palestijnse leider
Marwan Barghouti. Barghouti wordt beschuldigd van het (mede-) organiseren van
zelfmoordaanslagen, of in termen van de aanklacht: moord, poging tot moord, en
terrorisme.
De standaardopinie in het westen is dat de Palestijnse zelfmoordaanslagen
onaanvaardbaar zijn als strijd- en drukmiddel, omdat ze onschuldige burgers als
doel hebben
.
Deze stellingname bevat een aantal verborgen aannames die niet
noodzakelijkerwijze juist behoeven te zijn. Onder een analyse van die aannames.
De deelterm "aanslag" in "zelfmoordaanslag" slaat op een daad van geweld; dit is
een feit. De term "aanslag" impliceert echter ook "een daad van geweld in een
toestand van vrede". Toegepast op de zelfmoordaanslagen van de Palestijnen gaat
deze subbetekenis over de toestand in Palestina. De verdere analyse gaat hier
over in een beschrijving van de feitelijke staatsrechtelijke toestand van
Palestina.
Na de Tweede Wereldoorlog trokken veel joden uit West-Europa naar Palestina, dat
op dat moment mandaatgebied van de Verenigde Naties was, en bestuurd werd door
de Engelsen. De Engelsen gaven geen toestemming voor de joodse immigratie. Nadat
er een groot aantal joden clandestien Palestina waren binnen getrokken, begonnen
ze een guerrilla tegen het Engelse bestuur. Bekend is de aanslag op het Koning
David hotel in Jeruzalem waarbij meer dan honderd doden vielen, gepleegd onder
leiding van de latere premier van Israël, Menachem Begin.
Als gevolg van het toenemende geweld en onder druk van de Verenigde
Staten is in 1946 een deel van Palestina door de Verenigde Naties toegewezen aan
de joden, zonder inspraak of toestemming van de toenmalige bewoners, de
Palestijnen. Tegen de afspraken in riepen de joden in hun deel van Palestina de
staat Israël uit.
Een ander deel van Palestina werd toegewezen aan de Palestijnen. Het
aan de Palestijnen in 1946 toegewezen deel is door Israël veroverd en bezet in
1948. De westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn door Israël veroverd en
bezet in 1967.
Over de toewijzing van Palestijns gebied aan de joden in 1946 kan men
discussiëren. Het feit dat de Palestijnen gehoord noch gecompenseerd zijn voor
de afname van hun grondgebied is voldoende redenen voor verzet. Het feitelijke
verzet tegen deze gang van zaken lijkt te voldoen aan de omschrijving als
oorlog. De verovering en bezetting van het Palestijnse gebied in 1948 en 1967 is
zonder meer het gevolg van oorlog. Dat er sinds die tijd ook periodes van
inactiviteit in deze oorlog zijn geweest, doet niets af aan de feitelijkheid
ervan. De Palestijnen hebben sinds 1946 nooit een vredesverdrag of een
staakt-het-vuren met Israël gesloten. De huidige toestand tussen Palestijnen en
joden in Israël is er dus een van oorlog.
Het is een kenmerk van oorlog dat er geweld wordt gepleegd. In de moderne tijd
bestaat dat geweld uit het afvuren van schietwapens, en het tot ontploffing
brengen van explosieven met het doel zaken te vernietigen en mensen te doden.
Dat kan op verschillende manieren, maar in feite doet de manier er niet toe. Als
een gebouw vernietigd wordt door een bom er uit een vliegtuig van boven op te
gooien, of met een handkar in de kelder te leggen is een kwestie van uitvoering,
die niets met de beoordeling van de daad zelf te maken heeft.
De stand van de feiten is dus dat als een Palestijn een bom tot ontploffing
brengt in Israël, hij bezig is in het kader van een oorlog. Het feit dat hij dit
met behulp van een handkar doet, of de bom op zijn lichaam draagt, is
irrelevant. De ontploffing is gewoon een oorlogsdaad, en geen aanslag. Iedere
melding van het tegendeel is Israëlische propaganda.
Blijft over de analyse van de interpretatie van de rechtvaardiging van het
doelwit. Volgens de standaardopinie in het westen is het doelwit onschuldige
bevolking. Ook hierover valt te discussiëren.
Ten eerste moet weer gekeken worden naar de geografie. Circa twee derde van het
huidige Israël is bezet gebied. Mensen die gaan wonen in bezet gebied maken een
integraal deel uit van bezetting. In de meeste gevallen, bijvoorbeeld in de
Tweede Wereldoorlog, werden aanslagen op zulke mensen als legitiem beschouwd. In
veel gevallen gebruikt men ook het argument dat de "burgers" de infrastructuur
verschaffen die het de "militairen" mogelijk maakt hun bezetting te effectueren
(bijvoorbeeld gebruikt door de Amerikanen in de oorlog tegen Joegoslavië);
"burgers" kan men dus vervangen door "ongewapende bezetters" en militairen door
"gewapende bezetters". Vanuit het oogpunt van de bezetten is het verschil tussen
gewapende en ongewapende bezetters cosmetisch. Beiden behoren tot een groep
mensen die hun het dierbaarste eigendom, huis en grond, hebben afgenomen. Voor
de bezetten, zijn de niet-militaire Israëliërs
gewoon burgerpersoneel in dienst van de bezetting.
Meer algemeen wordt in de meeste oorlogen het verschil tussen burgers en
militairen wel met de mond beleden, maar in de praktijk veelal genegeerd.
Bekende voorbeelden zijn in de Tweede Wereldoorlog de grootschalige
bombardementen op de Duitse steden zoals Hamburg en Dresden, met de expliciete
doelstelling om de burgerbevolking te treffen, en het gooien van atoombommen op
Japanse burgersteden. In de Vietnamese oorlog was de burgerbevolking een
voortdurend en expliciet doelwit. Degenen die deze daden gepleegd hebben, hebben
geen enkel recht van spreken als andere bevolkingsgroepen hetzelfde doen.
De conclusie van de analyse is dat het bombarderen van Israël door de
Palestijnen een daad binnen een bestaande oorlog is, en dat Amerikanen en
Europeanen zich door eerdere daden niet kunnen beroepen op een strikte scheiding
tussen burger en militair. Hetzelfde geldt dus voor de Israëliërs, die zich
altijd beroepen hebben op een materiele en geestelijke band met Europa en de
Verenigde Staten.
Conclusie: de beschrijving van het doen afgaan van bommen in Israël door
Palestijnen als aanslagen, terreur, of dergelijke termen is feitelijk onjuist,
en maakt deel uit van propaganda gevoerd binnen een oorlog. Degenen die
consequent de propaganda van een van de partijen doorgeven, zoals de Westerse
media doen, zijn dus partijdig in het conflict.
Samenvatting: bezetting is oorlog; deelnemers aan bezetting zijn
deelnemers aan oorlog; alle (joodse) Israëlische burgers nemen deel aan de
bezetting; dus: alle (joodse) Israëlische burgers nemen deel aan de oorlog; dus:
er zijn geen onschuldige (joodse) Israëlische burgers.
Addendum 23-07-2005: En dat laatste weten de Israëliërs
zelf natuurlijk ook, zie hier
.
Terug naar In het kort
.
|