Bronnen bij Linkse denkfouten: solidariteit

 
De linkse denker heeft altijd zijn mond vol over solidariteit. Maar sinds een aanzienlijk deel van de de intellectuele middenklasse er zich ook toe is gaan rekenen, in de jaren zestig, is het met die solidariteit geleidelijk maar sinds de jaren tachtig steeds sneller achteruitgegaan. Een paar waarnemers van dit verschijnsel, te beginnen met eentje van ruim voor de start van deze website:


Uit: De Volkskrant, 22-06-2002, door Kees Kraaijeveld

Links lullen, maar rechts vullen

Wat is links ? De linkse elite is hypocriet. De idealen die met de mond worden beleden, hebben voor de kapitaalkrachtige salonsocialisten privé geen enkele consequentie meer. Het is dan ook geen wonder dat de gewone man genoeg heeft van links, meent Kees Kraaijeveld.


Zelfinzicht is een schaars goed. Dit blijkt eens te meer nu de linkse elite een verklaring zoekt voor haar verkiezingsnederlaag (van 15 mei 2002). Het linkse blok - PvdA, GroenLinks en D66 – verloor op 15 mei ruim eenderde van zijn electoraat, alleen de SP groeide.
    De linkse opinieleiders tuimelen sindsdien over elkaar met verklaringen: het lag natuurlijk bovenal aan Pim Fortuyn, die het gewone volk wist te verleiden met zijn beloft de grenzen te sluiten. Het lag aan de linkse leiders; Rosenmöller, die te veel tegen de macht zou hebben aangeschurkt en Melkert, die ineens alles fout blijkt te hebben gedaan. Toch weigert de linkse elite écht de hand in eigen boezem te steken. Jammer, want juist de innerlijke hypocrisie van links maakt het begrijpelijk dat de oude achterban niets meer van links moet hebben.
    Van een volksbeweging heeft links zich opgewerkt tot een club salonsocialisten. Links lullen, recht vullen is hun Leitmotiv. En vooral dat vullen gaat de laatste jaren lekker. Zo was het merendeel van de linkse achterban bij de afgelopen verkiezingen afkomstig uit de hoogste sociale klassen, blijkt uit de landelijke enquêtes van 2Vandaag/Nipo.
    Vooral D66 en GroenLinks doen het goed onder de groep Nederlanders met een hoge opleiding (hbo+) en een dikke portemonnee (hoogste inkomensklasse). Alleen de achterban van de SP is procentueel nog goed vertegenwoordigd in de laagste regionen van de samenleving, want ook de PvdA-stemmers waren op 15 mei rijker en beter opgeleid dan de gemiddelde Nederlander.
    Rijk of niet, de linkse praatjes zijn er niet minder om. Idealen als herverdeling, de multiculturele samenleving en een streng milieubeleid worden nog altijd met verve verdedigd. Ook het linkse verkiezingsprogramma’s stond er vol mee. Maar de vertaling naar de dagelijkse praktijk, daar heeft de linkse elite lak aan. De politieke standpunten die in het publieke domein worden verdedigd, worden in het privédomein met evenveel gemak genegeerd. De oude Britse leus ‘practice what you preach’ heeft zijn geldigheid verloren voor de salonsocialisten.
    De voorbeelden kent iedereen. Neem de zwarte scholen. De opmars van dit fenomeen is links een doorn in het oog. Immers, met het oog op de multiculturele samenleving zouden zwart en wit juist moeten integreren.
    Maar dat is de theorie. In de praktijk wil ook de salonsocialist het beste voor zijn kinderen, Dus toch maar even verderop naar school met de eigen kids, dacht Karin Adelmund, staatssecretaris van Onderwijs voor de PvdA. Ze bracht haar spruiten naar een - witte – Amsterdamse school. Een slecht voorbeeld ? Welnee, ‘een privézaak’, vond Adelmund.   ...


Red.:   Vooral in dat laatste opzicht is het het laatste decennium exponentieel slechter gegaan met links.
   Nog een paar waarnemers:


Uit: De Volkskrant, 03-03-2007, column door Aleid Truijens

Terug naar onze eigen puberale bevrijding

...     Nu bleek Sixties! ook een waardeloze tentoonstelling. Alle kunst, geluid- en beeldmateriaal uit 1958-1973 die de samenstellers uit kelders hadden opgediept, wordt lukraak getoond. De wereldwijde ‘jeugdcultuur’, de regentenhaat, de studentenopstanden en de anti-kunst lijken zomaar uit het niets te zijn gekomen.  ...
    Maar wat waren ze keurig, deze jongens en meisjes met hun blote buiken, hun beschaafde stemgeluid, hun hoge moraal en spandoeken zonder spelfouten. Aandoenlijke hybriden: opgevoed, voor ze losbraken, in de benepen sfeer van handjes boven de dekens, met twee woorden spreken en zaterdagavond nog een uurtje radio luisteren, met natgekamde haartjes. Misschien maakte dat fundament dat ze de bevochten vrijheid aankonden.
    Jammer dat ze, eenmaal met uitdijende billen op het pluche, vooral hun eigenbelang welsprekend wisten te verdedigen. Jammer ook dat het deel dat zich links bleef noemen, zelf een denkpolitie werd, met dreigend racisme en fascisme als enig oudbakken ijkpunt. ...


Uit: De Volkskrant, 18-12-2004, essay Dubbele moraal, door H.J. Schoo

Links als levensstijl

Ooit stond links voor klassenstrijd en emancipatie van de arbeiders. In het postindustriële tijdperk is links vooral een levensstijl geworden waarmee een elite zich juist wil onderscheiden van haar oude achterban.

Tussentitel:  Vrije moraal van links dupeert de gewone man

Misschien was het wel Ernest Hemingway die de linkse levensstijl uitvond en deze als internationale celebrity zijn bewonderaars voorleefde. Kind van de betere voorstad, meester van de proletarische nonchalance, flirten met linkse ideeën, zuipen als een bootwerker, vechten - althans wat daarvoor door moest gaan - tegen het fascisme in de Spaanse Burgeroorlog, er als de kippen bij zijn om Castro te steunen. Maar tegelijkertijd grand seigneur, geld omhanden, pendelen tussen Europa en Amerika, snelle auto's, her en der een buitenhuis.
     De befaamde oorlogsreporter Martha Gellhorn, kortstondig zijn vrouw, wist ook waar het in het leven om draait. 'Voor haar was stylishness een morele aangelegenheid, verbonden met moed en betrokkenheid bij sociale rechtvaardigheid', schreef A. Alvarez dit voorjaar in The New York Review of Books, dat monument van het linkse levensgevoel dat ik al dertig jaar met plezier lees.
      Mocht Hemingway onverhoopt niet de uitvinder van de linkse levensstijl zijn, dan niet getreurd, want er zijn genoeg gekwalificeerde kandidaten voor die titel. Het gaat ook niet om hem, maar om mensen als hij die een antiburgerlijke, anti-autoritaire habitus de westerse middenklasse binnensmokkelden. In 'de eindeloze jaren zestig' adopteerde politiek links massaal die vrijgevochten levensstijl, met inbegrip van zijn lage dunk van gewone mensen, het verachte 'klootjesvolk'. Antiburgerlijk, non-conformistisch, wantrouwig tegen elke autoriteit. geobsedeerd door drugs en zelfkant, werd de tegencultuur sociaal-cultureel dominant.
     Voor hogere milieus betekende de nieuwe ontspannen levensstijl het beste van twee werelden. Zij konden voortaan de zekerheden, status, hulpbronnen en het sociaal kapitaal van de gezeten burgerij combineren met de culturele verworvendheden van de jaren zestig. Maar voor lagere maatschappelijke strata - van onderklasse tot lage middenklasse - pakte de maatschappelijke ontspanning negatiever uit.
     Zij beschikken immers niet over dezelfde ring of protection als de bourgeoisie en betaalden daarom het gelag van de permissive society, van informalisering, ontremming en afkeer van autoriteit. Maatschappelijke plagen als de gestegen criminaliteit, 'gedemocratiseerd' drugsgebruik, verzwakking van het gezin, verslonsde buurten, schooluitval en uitkeringsafhankelijkheid deden daar hun destructieve werk.
      Door een antiburgerlijk wereldbeeld en een krachtig waarden- en cultuurrelativisme te omarmen, gaf links zijn centrale politieke project prijs: de emancipatie der minder bedeelden. Wie burgerlijkheid minacht, neemt dat streven niet langer serieus - wat men verder ook beweert. Emancipatie van de lagere strata betekent immers 'verheffen', cultureel, sociaal en economisch laten opklimmen tot de rangen van - om te beginnen - de kleine burgerij. Verburgerlijking liep via het onderwijs en de wereld van het werk.
      Minstens zo belangrijk was een ordentelijke, gedisciplineerde gezinssfeer, gesteund door de maatschappelijke waardering voor burgerlijke deugden als spaarzaamheid, netheid, matigheid, arbeidsethos en prestatiemoraal - normen die door het om zich heen grijpende antiburgerlijke ethos ondermijnd raakten.
     Dragers van links gedachtegoed als gelijkheid en solidariteit waren vroeger de arbeidersklasse en haar leidslieden. De huidige linkse ideologie heeft als organieke basis de meritocratische Nieuwe Klasse, het best opgeleide, professionele, welvarende volksdeel. Voor deze bohemian bourgeois of bobo, zoals David Brooks de Nieuwe Mens in Bobos in Paradise (2001) noemt, is linkszijn geen emancipatoire noodzaak, maar een houding, zelfexpressie, sociale pasmunt. Met hun opvattingen, stijl en smaak definiëren (en feliciteren) zij zichzelf en - minstens zo belangrijk - onderscheiden zij zich van mensen met een lagere status en minder esoterische voorkeuren. Met elkaar vormen zij wat marktonderzoekers een 'levensstijlsegment' noemen.
      De Nieuwe Klasse is verregaand autonoom en opereert in een complexe, postmoderne, grotendeels hiërarchieloze, subjectieve wereld. Perceptie, imago en emotie wegen er zwaarder dan objectieve feiten. Sociale en emotionele intelligentie behoren tot haar 'kerncompetenties'. Alle 'waarheid' is subjectief en ontstaat in een permanent proces van onderlinge afstemming.
     Niet voor niets heeft de term chattering classes opgang gemaakt. Haar metier is het fijne onderscheid, subtiele emotionele nuances, het juiste (dus machtige) woord, de betere moraal en de goede gezindheid. Die bestanddelen vormen een onuitputtelijke, zich steeds vernieuwende bron van kennis, waarnemingen en oordelen. Op dit sociaalculturele kapitaal baseert de Nieuwe Klasse het recht uit te maken wat goede smaak is en maatschappelijk leidend te zijn.
     Al in 1970 signaleerde Tom Wolfe, Amerikaans trendwatcher en sociaal chroniqeur, met zijn hilarische Radical Chic de doorbraak naar maatschappelijke prominentie van de Nieuwe Klasse - althans de extravagante wegbereiders ervan. (De Nederlandse socioloog Abram de Swaan deed dat in Amerika in termijnen al eerder, in 1968. Naderhand muntte hij ook nog de term 'linksisme' voor het nieuwe, diffuse linkse gedachtegoed.)
     Inmiddels bemensen - in de postindustriële samenleving staan vrouwen hun mannetje - 'kosmopolitische' professionals een veelomvattende bewustzijnsindustrie: onderwijs en wetenschap, communicatie en media, de hogere echelons van overheid, juristerij, gezondheidszorg en grote delen van de nieuwe diensteneconomie.
    'Klassiek' links was innig verbonden met de industriële samenleving, met klassenstrijd (zaliger nagedachtenis), zeggenschap over de productiemiddelen, verdelingsvraagstukken, het 'optillen van de onderkant'. Die sociaal-economische dimensie hoort nog steeds bij postmodern links, maar is niet langer de kern. Links bewijst routineus lippendienst aan dergelijke materiële kwesties, maar de immateriële dimensie is steeds belangrijker geworden. Veel linkse politiek (met name van PvdA en GroenLinks; de SP schurkt nog tegen de oude kwesties aan) heeft een culturele inzet en draait om de interpretatie van de sociale werkelijkheid, om definitie- en benoemmacht. Je kunt ook zeggen dat links zich engageert met kwesties waarin niet de belangen van zijn oude aanhang in het geding zijn - de arbeidersklasse - maar de voorkeuren van de postmateriële Nieuwe Klasse.
     Linkse stijlmeesters en fijnproevers ijveren voor de rechten van verdachten, extravagante rechtsstatelijkheid, het non-discriminatiebeginsel, privacybescherming, de internationale rechtsorde, het gelijkberechtigen van seksuele voorkeuren, multiculturalisme - om enkele thema's te noemen.   ...
      Zo zijn inzet en inhoud van links de voorafgaande decennia onherkenbaar veranderd. De klassieke linkse ideologie richtte zich op belangenbehartiging, lotsverbetering en emancipatie van de arbeidersklasse. Postmodern links is een potpourri van postmateriële ingrediënten, een statement over de smaak en sociaal-culturele voorkeuren van de Nieuwe Klasse: links als levensstijl.
    Op zichzelf is dit natuurlijk geen probleem. Dat in een postindustriële samenleving andere politiek-maatschappelijke kwesties komen bovendrijven dan onder eerdere sociaaleconomische condities is logisch. Ook spreekt het vanzelf dat een nieuw type samenleving een nieuwe elite voortbrengt.
     Veel minder logisch is dat de Nieuwe Klasse er bijna systematisch een andere levenspatroon op nahoudt dan zij voor anderen wenselijk en mogelijk acht. Huidige linkse opvattingen en waarden corresponderen nauwelijks met het alledaagse bestaan van hun meest uitgesproken aanhangers. Theorie en praktijk blijken twee geheel verschillende zaken. Op bijna schizofrene wijze zijn ideologie en maatschappelijk-zijn ontkoppeld geraakt. Ook hier houdt links er een dubbele moraal op na. En dat is wel een serieus probleem.
     Een voorbeeld. Een links, dus milieubewust lid van de Nieuwe Klasse is rijk, woont in een kast van een huis op ruime afstand van de madding crowd, maar vindt dat er geen huizen (meer) in het groen gebouwd kunnen worden. Vol is vol. De 'anderen' moeten dus in hoge dichtheden (blijven) wonen, op elkaars lip. In die volheid des levens worden zij geacht solidair te zijn met hun lotgenoten en nog minder geprivilegieerde medeburgers.
     Uiteraard is de neolinkse rijkaard ook voorstander van immigratie en een royaal asielbeleid. Toch bezoeken zijn kinderen een hagelwitte school. De anderen, alweer, moeten hun scholen en overige publieke voorzieningen wel delen met het kroost van de laatste lichting immigranten. Vanzelfsprekend mogen zij geen lucht geven aan eventuele onvrede - hun plicht is het om tolerant te zijn en intercultureel ongemak zonder morren te dragen.
     Regentesk links is van alle tijden. Ook vroeger rekruteerde links zijn voorlieden in betere kringen. ...
     Het verschil met toen is niet gradueel, maar fundamenteel. Voormalig links hield zich aan de categorische imperatief van Immanuel Kant: we mogen anderen alleen een gedragswijze opleggen indien deze ook voor ons geldt. Dus als het om een algemeen toegepast beginsel gaat. Maar gaandeweg zijn linkse beginselen veranderd in een door een elite voor derden gepropageerde plichtenleer, waarvan men zelf goeddeels is gedispenseerd.
     Openbaar vervoer is goed – maar niet voor ons, want, … Gemengd onderwijs moet – maar natuurlijk niet hier op het dorp, of in de witte stadsenclave. Hasj en ecstasy moeten kunnen – maar wij zorgen wel dat onze kinderen er met hun tengels van afblijven. Leve de middenschool – zolang er voor de elite gymnasia zijn.
     Dit klinkt als je reinste populisme, als afgunst jegens de elite. Met het wegkwijnen van de categorische imperatief als vanzelfsprekend onderdeel van het linkse gedachtegoed, is principieel van een andere orde dan het klassieke verwijt aan wereldverbeteraars dat zij 'niet praktiseren wat ze preken'.
     De al te zichtbare discrepantie tussen leer en leven van de Nieuwe Klasse, tussen de morele hoogspanning die zij maatschappelijke problemen meegeeft en haar vermogen zelf buiten schot te blijven, heeft dan ook voedsel gegeven aan nieuwe maatschappelijke tegenstellingen. Niet zelden kwam die morele politiek, de plichtenleer voor lager geschoolden en maatschappelijk minder gevorderden, neer op een openbare kastijding door de Nieuwe Klasse van een tegenstribbelende onderkant. Hervormd predikant Sam Janse had het onlangs in Trouw over 'een Bergredemoraal waarin aan mensen gevraagd wordt om constant boven hun macht te leven en te werken.'   ...
     Wil links buiten de Nieuwe Klasse aanhang behouden, dan moet het, milder en wijzer, zijn dubbele moraal herzien, de categorische imperatief in ere herstellen en het emancipatieproject weer oppakken. Dat lukt alleen als links zijn achterhaalde antiburgerlijkheid aflegt, dat allesoverheersende thema van de linkse levensstijl.


Naar Linkse denkfouten  , Politiek lijst  , Politiek & Media overzicht  , of site home  .