Bronnen bij Ontstaan moderne wetenschap: geen genieën

Een van de populaire manieren om de ontwikkeling van de wetenschap te vertellen is als reeks van grote ontdekkingen door grote genieën - de individualistische visie. Dat individuele genieën grote bijdragen leveren is waar - maar er is veel voor te zeggen dat ze niet doorslaggevend zijn voor de ontwikkeling. De Arabische wetenschap had even grote genieën als de westerse wetenschap van na de Verlichting - en toch is de westerse wetenschap veel verder gekomen. De vermoedelijke reden is de sociale, collectieve, component (Leids universiteitsblad Mare, 29-01-2009, door Arjen van Veelen):
  Wetenschappelijke ontdekkingen zijn het resultaat van een langdurige collectieve inspanning

Geen handvol genieën

Frans van Lunteren, die vrijdag zijn oratie houdt bijzonder hoogleraar wetenschapsgeschiedenis, hoopt dat de Leidse wetenschapshistorici minder versnipperd gaan opereren.

Tussentitel: Onderzoekers ervaren niet de hele dag eureka-momenten

Prozac en Xeroxat waren in de jaren negentig wonderpillen. Het zou in tachtig procent van de gevallen werken tegen depressies. ‘Hele dorpen in de Verenigde Staten kregen het voorgeschreven’, weet Frans van Lunteren, wetenschapshistoricus. ‘Er werd meer aan verdiend dan aan welk medicijn dan ook. Tot vorig jaar dan eindelijk in de krant kwam dat het een grote hype was. De pillen werken bij gangbare depressies nauwelijks beter dan een placebo.’
    De les van de affaire: ook wetenschap is vatbaar voor hypes.
    Sinds de jaren zeventig hebben historici meer oog voor de sociale context waarin wetenschappers hun ontdekkingen deden. Ook Van Lunteren ziet de grote geesten van de geschiedenis als kinderen van hun tijd. ‘Wetenschappers ervaren niet de hele dag Eureka-momenten en bewegen zich niet louter in een sfeer van Platoonse ideeën.’
    Hij geeft Darwin als voorbeeld. Die liet zich inspireren door de ervaringen van negentiende-eeuwse dierenveredelaars en fokkers. Hij borduurde voort op de demografische inzichten van Thomas Malthus, die een overlevingsstrijd voorspelde als een bevolking de kans krijgt onbelemmerd te groeien; en op de arbeidsverdeling in de opkomende industrie. Zijn theorie was niet mogelijk geweest in de achttiende eeuw, maar was in een aantal opzichten tijd en plaatsgebonden.   ...
    Een ander populair misverstand dat hij wil wegnemen is dat van de ontdekking. Een ontdekking is zelden terug te voeren op één persoon en één moment. Ontdekkingen zijn vaak het resultaat van een langdurige collectieve inspanning. Dat kan inspirerend zijn voor studenten, vindt Van Lunteren. Want het beeld dat de wetenschap uiteindelijk bepaald wordt door een handvol uitzonderlijke genieën schrikt mensen nodeloos af.

Ook het eerder aangehaalde boek van Floris Cohen bevat hiervoor aanwijzingen (de Volkskrant, 29-03-2008, door Peter Giesen):
  Interview | Historicus Floris Cohen vergelijkt Europa met islamitische beschaving en China

Kantje boord een revolutie

....  Europa is door het oog van de naald gekropen, concludeert Cohen. ...
    Maar Europa hervond zichzelf op tijd. ...
    Cohen: ‘Het idee van een nuttige wetenschap vond steun in vooral protestantse kring. In eerste instantie leverde de wetenschap overigens nauwelijks praktisch bruikbare resultaten op. Pas in de 18de eeuw zie je de opkomst van een nieuw soort ambachtsman die de moderne natuurwetenschap weet te combineren met techniek. Uiteindelijk bouwt Watt zijn stoommachine, waarmee hele productieprocessen kunnen worden aangedreven. Dat maakt de industriële revolutie mogelijk. Pas in de 19de eeuw neemt Europa dan echt een voorsprong op China en de islambeschaving.’   ...

Het eerste deel van dit citaat hebben we al eerder ontkracht. Het gaat hierom het tweede, waarin Cohen zelf al de clou geeft: het gaat om de opkomst van de ambachtsman. Maar die ligt dus enkele eeuwen eerder dan Cohen hem plaatst. Het is de opkomst van de ambachtsman in de Middeleeuwen die de wetenschappelijke revolutie zo veel verspreiding en diversiteit gaf, dat die revolutie in Europa wél genoeg kon overleven om verder te bloeien, en in eerdere beschavingen niet.
    Je kan dit ook formuleren in natuurkundige termen: de overgang van oude genieën-wetenschap naar de moderne massa-wetenschap is een fase-overgang  , zoals de overgang van water naar ijs - maar die in feite de termen van massagedrag zijn  . Ergens een paar duizend jaar terug was de mensheid zo ver ontwikkeld, dat op diverse plaatsen: China, Arabische wereld, Oud-Griekse wereld, eilandjes van wetenschap konden ontstaan, genieën-wetenschap. Of in de termen van het model: ijsschotsen.
    Maar de binding tussen de watermoleculen was niet groot genoeg om echt ijs te vormen, en de schotsen smolten weer. Die extra binding tussen de moleculen was datgene dat gevormd werd in de Europese Middeleeuwen met de gilden en aanverwante processen. Die extra binding maakte dat de ijsschotsen doorgroeiden tot een ijsvlakte: het ijs van de moderne wetenschap is ontstaan.
    Een interessant detail is dat het wetenschappelijke werk van de grootste renaissance geleerde, de Italiaan Leonardo da Vinci, nooit vervolg heeft gevonden. De Italiaanse renaissance had dus net zo goed als de eerdere gevallen geïsoleerd kunnen blijven. De daadwerkelijke revolutie heeft dan ook voornamelijk in Noord-Europa plaatsgevonden, waar de nieuwe sociale binding het sterkst was. Het werk van geleerden als Huygens, Newton, Leeuwenhoek, en Leibniz vond wel opvolging.

En dit geldt ook voor het meer filosofische deel van het proces der wetenschap en Verlichting (de Volkskrant, 07-09-2012, van verslaggeefster Geertje Dekkers):
  Twijfels bij 'unieke' Baruch de Spinoza

De spraakmakende 17de-eeuwse filosoof Baruch de Spinoza leunde veel sterker op voorgangers dan veelal wordt aangenomen..
    Volgens de Amerikaanse historicus Anthony Grafton zijn er volop aanwijzingen dat Spinoza bij zijn befaamde werk Tractatus theologico-politicus uit 1670 veel voorwerk van eerdere humanisten gebruikte.
    In het anoniem gepubliceerde traktaat betoogde Spinoza dat de Bijbel mensenwerk was. Volgens Grafton bestudeerden humanisten in de eeuw daarvoor al uitgebreid de chronologie van bijbelteksten. 'Heel lang probeerden ze tegenstrijdige teksten te verzoenen. Maar rond 1650 vliegen ze allemaal uit de bocht. Spinoza was daarvan op de hoogte.'    ...

Het "genieen"-idee is nauw verwant met het "één enkele god"-idee, waarvan voor wat betreft ons deel van de wereld de oorsprong bekend is.  Vandaar ook misschien het volgende:
  Spinozakenner Jonathan Israel noemde Graftons conclusies vorige week op een congres over 17de-eeuwse bijbelkritiek 'vergaand'. Hij hield vol dat Spinoza al het bovennatuurlijke afwees en brak met het religieuze, juridische en politieke systeem. 'In die tijd was dat echt heel vreemd', aldus Israel.

Maar hier kunnen ook etnsiche zaken meespelen ...

En vergeet ook de absolute uniekheid van Einstein maar (de Volkskrant, 20-09-2012, van verslaggever Martijn van Calmthout):
  Interview | Ferdinand Verhulst, biograaf Henri Poincaré

'Poincaré was breder dan Einstein'

2012 is het Poincaré-jaar. Zijn biografie is precies op tijd gereed.


Vandaag spreken in Utrecht een eeuw na diens dood liefst drie biografen over Henri Poincaré (1854-1912): groot Frans wiskundige, theoretisch natuurkundige, ingenieur, filosoof. 'Breder dan Einstein', zegt wiskundige en oud-hoogleraar Ferdinand Verhulst.

Toeval, opeens drie Poincaré-biografieën in hetzelfde jaar?
'Niet echt natuurlijk. Ik heb acht jaar in de zijlijn aan het boek gewerkt, maar ik wist dat 2012 Poincaré-jaar zou worden. Dat geldt vermoedelijk ook voor de anderen. Dit is het moment.'

Waarvan moeten we Henri Poincaré kennen?
'Als de grondlegger van de chaostheorie, de bedenker van de topologie, en een van de architecten van de relativiteitstheorie. Hij is breder dan Albert Einstein.'
...
Gek eigenlijk dat haast niemand Poincaré kent.
'Dat is voor een geleerde met zoveel originele ideeën en zoveel invloed zeker raar. Zijn neef, de Franse premier Raymond Poincaré zegt nog meer mensen iets. Het kan eraan liggen dat weinig van zijn wiskunde op school echt aan de orde komt. Daarvoor is het te diep en ingewikkeld. Ook was hij erg breed - alles van wiskunde en mijnbouw tot filosofie interesseerde hem. Hij was ook regeringsadviseur. En hij is natuurlijk een Fransman en de Franse wetenschap is altijd wat geisoleerder, ook vanwege de taalbarrière.'    ...

Maar vooral omdat altijd dezelfde mensen worden nagewauweld met hetzelfde verhaaltje. Zoals in dit hoekje van de wereld: over de unieke Einstein:
  Is hij vooral een wiskundige?
'Daar lag zijn grootste en origineelste talent. Maar altijd met een oog naar de realiteit. Zijn choastheorie ontstaat bijvoorbeeld als hij rekent aan de stabiliteit van het zonnestelsel. Hij wint daarmee een prijsvraag die hem in Frankrijk in een klap beroemd maakt. Voor Fransen is hij een heel grote.'

De relativiteitstheorie is toch van Einstein?
'Poincaré en Lorentz in Leiden werken rond 1900 al in die richting. Poincaré geeft een heel elegante nieuwe formulering aan de vergelijkingen van Lorentz, die Einstein vervolgens in 1905 in Bern gebruikt als hij het principe van de relativiteit formuleert. Lorentz noemt Poincaré veelvuldig. Einstein gek genoeg niet. Misschien kwam dat dichter bij hem dan hij wilde toegeven.'

Kijk in een natuurkundeboek waarin de realitiviteitstheorie behandeld wordt, en ga naar de index. De naam Einstein komt niet of een enkele keer voor. Kijk verder, naar de naam Lorentz - en je vindt een dozijn of zo referenties: Lorentz-transformatie, Lorentz-invariantie, Lorentz-groep, enzovoort. Omdat Lorentz de wiskunde voor de relativititeitstheorie al had opgesteld voordat Einstein langskwam. Die er alleen een ander beeld aan heeft gekoppeld. Ook Lorentz was er op den duur wel achter gekomen hoe het zat ...

Nog een zeer prominent voorbeeld (de Volkskrant, 23-01-2013, van verslaggever Martijn van Calmthout):
  'Newton kwam ons gewoon goed van pas'

Nederland speelde een cruciale rol bij de opkomst van Isaac Newton. Maar niet vanwege zijn natuurkunde, blijkt uit nieuwe studies.


Tussentitel: Britten leerden Newton kennen dankzij ons enthousiasme - Ad Maas - wetenschapshistoricus

Isaac Newton, de grondlegger van de klassieke mechanica, kreeg eind 17de eeuw voet aan de grond, omdat zijn ideeën Nederlandse geleerden goed van pas kwamen bij felle religieuze debatten. Zegt wetenschapshistoricus Ad Maas van Museum Boerhaave, die een congres over de kwestie belegde.    ...

Tegenwoordig vinden we Newton gewoon veel eleganter.
'Newton is ook superieur. Zonder hem zou er geen vliegtuig in de lucht hangen. Maar het idee dat dat meteen de doorslag gaf, is onjuist. Bovendien is veel van Newtons mechanica niet nieuw, Galilei en Huygens hadden veel daarvan ook al opgeschreven.'    ...

En één-of-andere opvolger had binnen 50 jaar iets dergelijks als Newton opgeschreven ...

Een voorbeeld dat de grens van het geen-genieën-arguement nog eens een flink eind oprukt richting wat op deze website verondersteld wordt (de Volkskrant, 15-06-2013, door Geertje Dekkers):
  Reportage | het mechaniek van Antikythera

Oude Grieken maakten al hightech gadgets

Een Griekse 'computer' van rond 100 v.Chr. berekende maanstanden, zonsverduisteringen en volgens de laatste inzichten zelfs de loop van planeten. Maar waarom is er maar één?


Tussentitel: Alle kennis over omlooptijden en posities is opgeslagen in de tandwielen van het Antikytheramechaniek

In de winter van 1900 schrijven Griekse kranten over een spectaculaire vondst. Bij het eiland Antikythera, ten noordwesten van Kreta, heeft een groep sponzenduikers een scheepswrak gevonden vol bronzen en marmeren standbeelden, kostbaar gekleurd glaswerk, munten en juwelen. En wat verroest brons met de resten van een houten kist.
    De schat, die tweeduizend jaar op de zeebodem heeft gelegen, verhuist naar het archeologisch museum in Athene. Maandenlang ligt het brons vergeten in een hoek, maar dan valt een archeoloog iets vreemds op. Tussen alle roest ziet hij bronzen tandwielen zitten - ongekend voor de tijd voor Christus. Heel langzaam zal duidelijk worden dat de sponsduikers een analoge 'computer' hebben gevonden van meer dan twee millennia oud, die onder meer de data van zonsverduisteringen kon voorspellen, de stand en fases van de maan en hoogstwaarschijnlijk de posities van planeten.    ...
    ... Uit de eeuwen voor Christus zijn verder geen metalen tandwielen gevonden - laat staan een mechaniek met minstens dertig van die wielen die op een ingewikkelde manier in elkaar grijpen. En het overheersende beeld is dat de oude Grieken diepzinnige filosofen waren en slimme wiskundigen, maar niet erg geïnteresseerd in praktische zaken.

En toen noemde ook nog Erich von Däniken het in zijn boeken, en toen werd er dus lange tijd helemaal niet meer serieus naar gekeken. Maar na een eerste diepgaander onderzoek van wetenschapshistoricus Derek de Solla Price allengs werd er toch meer bekend:
  Na een eeuw van moeizaam onderzoek is er sinds een paar jaar een werkende reconstructie van het mechaniek van Antikythera. Toch is het apparaat nog steeds met raadsels omgeven. Deels doordat er belangrijke stukken van het origineel zoek zijn en niemand weet of de reconstructie volledig is. Maar vooral ook doordat er geen tweede Antikytheramechaniek bestaat.
    ...In feite was het apparaat een complexe astronomische klok. Via een hendel zette de gebruiker de tandwielen in beweging, en daarmee wijzers op verschillende wijzerplaten, die onder meer de posities aangaven van de zon en maan ten opzichte van de aarde. Daarnaast lieten zij zien wanneer er eclipsen zouden zijn en opmerkelijk genoeg ook wanneer er verschillende Griekse spelen zouden plaatsvinden. 'Het ontwerp is grandioos', zegt Mike Edmunds aan de telefoon. 'En het metaalwerk is fantastisch. De Grieken waren wel degelijk geïnteresseerd in machines.'
    In het Antikytheramechaniek zat de nieuwste kennis van die tijd verwerkt. In de 4de eeuw voor Christus was Alexander de Grote met zijn legers naar het oosten getrokken en had hij onder meer Babylon veroverd. Daar hadden sterrenkundigen eeuwenlang gegevens verzameld over de periodieke bewegingen van zon, maan, planeten en sterren. Na Alexanders veroveringen beschikten ook de Grieken over al die kennis. Ze verwerkten deze in modellen van de kosmos en maakten zo sprongen vooruit.    ...
    Het apparaat staat vol met teksten, maar tot voor kort waren die door alle roest vrijwel niet te lezen. Dankzij nieuwe scantechnieken kan Jones ze nu deels ontcijferen en hij verwacht er de komende jaren meer te vertalen.

Maar waar het hier om gaat, is het contrast tussen verfijndheid en de vergevorderdheid van dit apparaat, en het gebrek aan andere versies ervan 9citaten in een wat gewijzigde volgorde):
  Uit de eeuwen voor Christus zijn verder geen metalen tandwielen gevonden - laat staan een mechaniek met minstens dertig van die wielen die op een ingewikkelde manier in elkaar grijpen. ...
    ...Rond 500 na Christus is er in het Oost-Romeinse Rijk een enigszins vergelijkbaar apparaat gemaakt - het enige dat bewaard is gebleven. Het is een metalen zonnewijzer met daarin een klokmechaniek en met een venstertje waarachter de maan elke dag wast of afneemt. Het toestel heeft slechts acht tandwielen en is vele malen simpeler dan de Antikyhtera. Maar het suggereert dat er een traditie was, een die standhield.     ...
    Maar als er meer astronomische klokken zijn geweest - hoe kan het dan dat de kennis daarover was verdwenen? Is die simpelweg verloren gegaan toen Rome en daarmee de klassieke wereld ten onder ging?

De verklaring in de geest van deze verzameling is dat de kennis die verstopt zit in het Antikytheramechanisme bekend was bij te weinig mensen. Uit het bestaan van het apparaat si volkomen duidelijk dat de benodigde handvaardigheid er wel was. En dat is, in tegenstelling tot wat men misschien denkt, absoluut geen probleem; tandwielen maken vereist alleen handmatig gereedschap, en voor het bewerken van brons is niets meer nodig dan staal: ijzer dat je een tijdje in koolstof laat gloeien, enzovoort.
    War het om gaat si dat degen die het apparaat gemaakt hebben, mechanisch, dat vermoedelijk gedaan hebben zonder dat ze precies wisten wat ze maakten. Ze waren alleen handwerkslieden. De kennis zat bij enkele mensen of zelfs een enkele. En zonder de kennis van het hoe en waarom, de noodzaak om de technische vaardigheid te ontwikkelen, kon deze ook weer makkelijk verdwijnen. Een echte instrumentele, experimentele wetenschap kan pas ontstaan als de kennis verspreid is over een grotere groep die zowel kennis als vaardigheden heeft.
    Een hint waarvan ook gegeven wordt in het artikel:
  Daarnaast vertelt Cicero dat ook zijn leermeester Posidonius een planetarium had gemaakt waarin de zon, de maan en de planeten samen rondwentelen. Nog een aanwijzing dus dat het mechaniek van Antikythera niet op zichzelf stond.
    Posidonius was een filosoof met een beroemde school op Rhodos. Jongemannen uit de elite kregen daar onderwijs. Mogelijk waren het Antikytheramechaniek en vergelijkbare apparaten voor die school bedoeld, als demonstratiemateriaal in de lessen kosmologie voor de happy few. Dat ze dienden als wetenschappelijk instrument is minder waarschijnlijk, want kenners konden astronomische berekeningen ook af zonder zo'n ingewikkeld en dus duur apparaat.

Dat lijkt er al aardig op.

Een geval dat de redactie al heel lang kende, vermoedelijk uit de werken van de bioloog J.B.S. Haldane, maar vergeten was op te schrijven. Hier is de herinnering (de Volkskrant, 07-11-2013, van verslaggever Martijn van Calmthout):
  De verlosser van Charles Darwin

Vandaag een eeuw geleden overleed Alfred Russel Wallace, de commerciële dierenjager die in Indonesië de vorming van soorten doorgrondde. Hij schudde Charles Darwin wakker.


Charles Darwin wond er in 1858 geen doekjes om: een essay van de Britse commerciële verzamelaar van exotische dieren Alfred Russel Wallace in voormalig Nederlands Indië had hem ertoe aangezet om zijn eigen evolutietheorie te publiceren. Dat werd On the Origin of Species, en de rest is geschiedenis.
    Wallace, op zijn beurt, was steevast de welwillendheid zelve; bij de ontvangst van de eerste Darwin-medaille wees hij er jaren later 'voor eens en voor altijd' op dat Darwin destijds zijn hele theorie al een kleine twintig jaar klaar had liggen. Onafhankelijk van elkaar hadden beiden het idee van de natuurlijke selectie ontdekt, hield hij vol.
    Vandaag een eeuw geleden, op 7 november 1914, overleed Wallace in Engeland. In Londen wordt voor het Natural History Museum een standbeeld van hem onthuld. Darwin staat er al jaren.
    Het is de eeuwige vraag in de wetenschap: wie had het eerst het baanbrekende idee? In het geval van de evolutietheorie kent het grote publiek alleen Darwin, zegt de Nederlandse journalist-schrijver en Darwin-kenner Alexander Reeuwijk. 'Bij mijn lezingen zegt de naam Wallace de meeste mensen niks.'    ...
    Wallace krijgt als commercieel jager duizenden gedode vogels en andere dieren onder zijn neus en ziet daarin de kleine variaties. Hij is geen bioloog, maar heeft al sinds zijn jonge jaren, mede geïnspireerd door Darwins Voyage of the Beagle, nagedacht over het ontstaan van soorten. 'Hij gebruikt dan in een brief al de term 'origin of species'. Jaren later schrijft hij, geveld door malaria, een opstel waarin hij doorgrondt hoe het werkt: natuurlijke selectie. Dat essay stuurt hij naar Darwin, met de vraag het bij de Linnean Society in Londen aan te bieden. Darwin herkent er de ideeën in die hij al jaren in de kast heeft liggen, maar vooral om religieuze redenen niet durft te publiceren. Nu moest hij wel.' Wallace, zegt Reeuwijk, als verloskundige van Darwin.    ...

Oftewel: zowel Darwin als Wallace zijn als persoon redelijk onbelangrijk. Dit idee zou binnen enkele tientallen jaren door iemand ontdekt zijn.

En daar is een derde bij de vorige twee (de Volkskrant, 19-05-2018):

  Wetenschapsnieuws
...
Big data versus Darwin

Kende Darwin het werk van de Schotse Patrick Matthew toen hij in 1859 zijn Origin of Species schreef? Nieuwe studies van de dwarse Britse criminoloog Mike Sutton maken dat aannemelijker dan veel historici denken. Sutton bekeek met computers hoe koopman Matthews boek over houtteelt voor de scheepsbouw uit 1831 werd besproken. Vaak, aldus Sutton. Daarin gaat een hoofdstuk over 'natural selection', de centrale term bij Darwin. Matthews wees daar Darwin in een briefje op en Darwin memoreerde hem ook in de volgende drukken, maa r hield vol Matthews 'onbekende' werk niet te kennen. Wel bestelde hij er alsnog een exemplaar van. Dat bewijst volgens historici zijn onschuld, maar Sutton houdt het toch op ideeënroof.

Die evolutieleer was er ook zonder Darwin snel gekomen.


Naar Wetenschap, historie  , of site home  .

29 jan.2009