Organisatie, zwakke interactie

In Organisatie, sterke interactie  is beschreven hoe de sterke interactie tussen min of meer gelijke deeltjes leidt tot diverse patronen van geometrische ordening. Die ordening wordt als het ware opgedrongen door ruimtelijke beperktheden, en voor biologische systemen zaken als efficiënte verdeling van taken.

Bij zwakke interactie, meestal van zeer veel elementen, hebben de elementen normaliter meer ruimte om ten opzichte van elkaar te bewegen, en lijkt er sprake van minder dwang. Toch zien we ook hier geometrische patronen optreden, en wel in de manier waar op de deelelementen verandering van hun plaats of toestand aan elkaar doorgeven. Daarvan behandelen we twee gevallen: het mechanische en het door natuur of mens "geprogrammeerde", in deze volgorde.

Tenslotte is er nog het geval van zeer veel elementen en nauwelijks of geen interactie - dat is het geval van de statistiek, wat elders wordt behandeld  .

Het archetypische voorbeeld van het verstoren van een systeem dat uit veel deelelementen bestaat, is het gooien van de spreekwoordelijke steen in de vijver - oftewel: water - het water is dan de groep en de watermoleculen zijn de deelelementen. Iedereen weet wat je dan krijgt: golven.

Het feit dat er golven optreden, vertelt onmiddellijk dát er interactie is tussen de elementen - en de snelheid waarmee die golven zich voortplanten zegt iets over hoe sterk die interactie is. Neem bijvoorbeeld het geval van "the wave" in een sportstadion, die ontstaat als de supporters van hun stoel opstaan. Je ziet een golf door het stadion bewegen omdat de supporters niet tegelijk opstaan, maar een korte tijd na elkaar, en daarna, ook weer met dezelfde vertraging, gaan zitten. Als je die supporters met een stevige stok aan elkaar zou binden, dan moest je buurman vrijwel tegelijk opstaan met jou, en idem voor zíjn buurman, zodat de golf veel sneller zou gaan.

 Het feit dat je golven ziet en niet één of andere wirwar, zegt nog iets, namelijk dat de interacties tussen elementen alle kanten op ongeveer even sterk zijn, en dat als je met een steen of iets anders niet al te groots de toestand verstoort, de naar buiten bewegende golven een cirkel- of bolvorm hebben. Deze regel is ontdekt door Christiaan Huygens  (Wikipedia), en is één van de belangrijkste natuurkundige principes. Het is de tegenpool van het kenmerk van sterke interacties dat dit bij regel één-op-één interacties zijn.

Het voorbeeld van het stadion laat ook zien waar ongeveer de ondergrens ligt voor het aantal deelnemende elementen - in de orde van duizenden. Ook hierin zie je dus weer de scheidslijn met de sterke interactie, waarvan het bereik dus typisch onder die grens ligt. In het gebruikelijke geval van mechanische zwakke interactie liggen de betrokken aantallen veel hoger, in de miljoenen en nog hoger, zoals bij water en zijn moleculen, waarvoor je praat over getallen met twintig en meer nullen.

Golven zijn een voorbeeld van de kenmerkende verschijnselen van systemen met zwakke interactie. Andere voorbeelden van haar dynamiek, in het Nederland gebruikt men "vloeistofdynamica" en in het Engels "fluid dynamics", zijn de diverse gevallen van stroming (golven zijn geen stroming omdat de verplaatsingen van de deeltje "omhoog en omlaag" gaan en netto niet verplaatsen) - bij "stroming" gaat het juist om de verplaatsing. Twee bekende toepassingen zijn het vervoer van stoffen als olie of (aard)gas door leidingen, of de stroming van lucht om (vliegtuig)vleugels wat de basis van het bestaan van vliegtuigen.

Voor menselijke doelen is de belangrijkste overweging bij het proces van stroming juist het voorkomen van de diverse voren van golfachtige heen-en-weer bewegingen, die men dan aanduidt als wervelingen of turbulentie. Wat men dan wil, is het handhaven van een zo geleidelijk mogelijk stromingspatroon, wat "laminaire stroming" heet: een stroming bestaande uit laagjes met verschillende snelheden die soepel langs elkaar glijden. Als bij vliegtuigen dit proces verbroken wordt en wervels ontstaan, noemt men het vliegtuig "overtrokken" en dreigt onmiddellijk neerstorten. In vloeistofleidingen betekent het dat ze sterk geblokkeerd raken.

Het ontstaan van wervels is bijna onvermijdelijk bij bepaalde omstandigheden, en de belangrijkste factor daarin is die van de relatieve snelheden: hoe meer snelheidsverschillen tussen de onderdelen van de vloeistof, hoe eerder de kans op wervels. Bedenk daarbij dat de snelheid van de vloeistof aan de grens met de wand (of de vleugel) per definitie nul moet zijn, want daar worden de deeltje vastgehouden door die van de vaste stof. Rechts een tekening van van turbulentie door Leonardo da Vinci, die al heel goed het belang van turbulentie begreep, in dit geval veroorzaakt door het instromen van een straal water in een vijver.

Deze regel van "hoe meer snelheidsverschillen, hoe eerder wervels" geldt zeer universeel. Zo kunnen verschijnselen in de verkeersdoorstroming naar dit voorbeeld gemodelleerd worden: als iedereen ongeveer dezelfde snelheid heeft, kan men doorrijden en is er sprake van laminaire stroming, en bij grotere snelheidsverschillen ontstaan snel verstoppingen, oftewel files.

Deze regel is ook van toepassing op vele sociologische omstandigheden, als men een grote groep mensen kan zien als een vloeistof, een fluïde. Dit geldt op het fysieke vlak, als bijvoorbeeld de toeschouwers in het stadion naar buiten stromen (let op het woord), maar ook voor zaken als inkomensverdeling: grotere inkomensverschillen veroorzaken maatschappelijke onrust, en het bijbehorende wervelproces of turbulentie kennen we als "revolutie"  .

Tezamen met het tweelingartikel  hebben we nu voor de natuurkundige, mechanische, interactie de twee karakteristieke gevallen gezien: de sterke interactie die op kleine aantallen op korte afstand werkt en dito patronen geeft, en de zwakkere interactie die op veel grotere aantallen op veel grotere afstanden met overeenkomstige patronen.

Het dierlijke en menselijke geval kent meer soorten interacties dan de dode natuur, en daarom ook meer mogelijkheden tot organisatie, op diverse niveaus. Die nieuwe organisatievormen liggen ruwweg tussen het geval van de sterke interactie van enkele elementen en de zwakke mechanische interactie van zeer grote massa's elementen in. Het optreden van die nieuwe vormen van organisatie hangt ook weer in sterke mate af van het aantal betrokken elementen - als je je een voortdurende stijgend aantal elementen indenkt, treedt iedere nieuwe vorm van organisatie pas op nadat een zekere ondergrens qua aantal is overschreden. Het actief worden van de nieuwe organisatie noemen natuurkundigen een "faseovergang". Het standaardvoorbeeld is het stollen van vloeibaar water tot ijs (hoewel dat gebeurt onder invloed van een andere verandering dan die van aantal: de temperatuur). Waar het om gaat is dat ijs nieuwe eigenschappen heeft die vloeibaar water niet heeft (je kan erop staan, oftewel: de moleculen hebben een vaste plaats).

 De invloed van aantal is goed zichtbaar in het gedrag van dieren. Kleinere aantallen, tot in enkele tientallen, vormen zich in groepen als een roedel wolven of een vlucht vogels. Wordt het aantal groter, krijg je kuddes en zwermen, met eigen kenmerkend gedrag - bekend zijn de beelden van kuddes antilopen, scholen vissen of zwermen vogels. Deze kunnen vorm van gedrag vertonen die sterk georganiseerd en zelfs  georkestreerd lijken. In werkelijkheid is dit gedrag het gevolg van zeer simpele regels van de vorm: "Als buurman naar recht gaat, ga ik ook naar rechts" - de beelden van georganiseerd lijkende zwermen vogels kan je sprekend imiteren met een computer en dit soort simpele regels. Recent onderzoek heeft laten zien dat zelfs ten gevolge van simpele natuurkundige interacties er iets dat lijkt op zwerm-gedrag kan ontstaan  .

 Voor de mens geldt het op deze website al diverse malen gebruikte evolutionaire idee dat de mens minder verschilt van dieren dan veelal gedacht. En ook dus in dit geval. In fysieke uitvoeringsvorm kennen we het menselijke zwerm- en massagedrag bijvoorbeeld van massa's in stadions of concerten. Of religieuze bijeenkomsten als hiernaast - hier heeft een mens evenveel individualiteit als een spreeuw in de zwerm rechtsboven.

Wat nieuw is bij mensen, door hun sterk toegenomen communicatievaardigheden, is dat dit soort gedrag zich ook kan afspelen op het niveau van het geestelijke processen, waarvan er weer vele subniveaus zijn - een triviaal voorbeeld is het gedrag van fans van popsterren. Ook hierin zie je het plotselinge omslaan van stemmingen die lijken op de patronen die zich voortplanten in een zwerm vogels - het komt op, en gaat even plotseling weer onder.

De belangrijkste toepassing van zwerm- en kuddegedrag bij mensen betreft natuurlijk hun geestelijke toestand, hun houding, aangaande de inrichting van hun groep of soort als geheel, en de daaruit volgende gedragingen (door evolutiebioloog Richard Dawkins "memen" gedoopt). Hier spreken we dan duidelijk over het vakgebied dat bekend staat als de sociologie, of als je wat specifieker wilt zijn: de massasociologie. Tussen twee haakjes: het lijkt hier gebruikelijker om de term "massapsychologie" te hanteren, maar dat lijkt, in ons gebruik van de term, een contradictie (of beter: een oxymoron  ) - als je stelt dat psychologie over de individuele geest gaat, staat er "massa-individuele-geest".

De wetenschap van de sociologie lijkt de interessantste nieuwe toepassing van het gedrag volgens de zwakke interactie. Dat is dan natuurlijk niet de huidige vorm van sociologie, die als wetenschapsvorm zeer matig presteert   . Wat men doet, komt niet veel verder dan het bedrijven van enige statistiek, en dat dan nog vaak op sterk vertekende gegevens   . De eerste stap in de goede richting, het bedrijven van statistiek aan neutrale gegevens met behulp van processen genaamd "data mining"  (Wikipedia) staat nog dusdanig in zijn kinderschoenen, dat de titel van het bekendste boek erover, Freakonomics  (Wikipedia), gebouwd is op het stamwoord 'freak' dat zich vertaald als "afwijking" of  "misvorming". Wat men ervoor in de plaats onderneemt, het verbaliseren en verspreiden van op persoonlijke belangen verkregen ideeën en ideologieën, is op zich ook weer een interessant sociologisch verschijnsel, maar één dat nog door de echte sociologie beschreven moet worden.

De belangrijkste les van de twee artikelen over organisatievormen is dat ook het menselijke gedrag in aanzienlijke mate aan wetenschappelijk beschrijfbare regels onderhevig is. Op welk punt we niet kunnen laten het mogelijke eindpunt van dit soort ontwikkelingen te noemen, zijnde het door sciencefiction schrijver Isaac Asimov ingevoerde, eveneens foutief benoemde, begrip "pychohistory"  (Wikipedia). Asimov veronderstelt dat bij een bepaalde omvang van de menselijke populatie, hun maatschappelijke gedrag dusdanig welbepaald wordt, dat het in een wiskundig formalisme is te vatten. Ter geruststelling: dit zou zijn bij aantallen op het niveau van galactische rijken, dat wil zeggen: in tijden dat reizen tussen werelden even gewoon is als reizen tussen steden nu. Maar misschien is Asimov in deze wat overdreven optimistisch: het gedrag van de mensensoort die nu de planeet Aarde bevolkt, lijkt ook al bijzonder simpel en behept met regelmatigheden van de redelijk tot zeer primitieve soort.

Op deze website zijn de in dit artikel verkondigde ideeën op meerdere plaatsen toegepast. Het min of meer mechanische model is te vinden in het gedrag van de samenwerkende neuronen in de menselijke hersenen. Het aantal neuronen is dusdanig hoog, tientallen miljarden, dat het redelijk begint te lijken op media als water, en het golfverschijnsel lijkt dan ook de meeste vruchtbare manier om in ieder geval de typisch menselijk vormen van denken te beschrijven, meer daarover hier  .

Het idee van de faseovergang is al toegepast in de sociologie, waar het de overgang van de archaïsche naar de moderne maatschappij betreft. De archaïsche maatschappij is gebaseerd op de verbanden van familie, clan en etnie, sterke en voornamelijk korteafstandsverbanden. In de moderne maatschappij is gebaseerd op gezin, verenging, en andere functionele en organisatorische verbanden, die veel grotere groepen kunnen bevatten, en daardoor, geheel in lijn met het alhier gestelde, ingewikkeldere organisaties van veel meer niveaus. Meer daarover hier  .

Maar voor de boven geïntroduceerde regels hun plaats in de huidige sociologie en andere menswetenschappen kunnen vinden, zullen deze wetenschappen eerst moeten gaan beseffen dat ze wetenschappen zijn, dat wil zeggen: zich aan de basale regels van wetenschap moeten gaan houden  .


Naar Organisatie, sterke interactie  , of site home  ·.

1 okt.2009; 26 jan.2014