Psycho-socio-historie: sociologie
Inleiding
Het vorige vakgebied, de
psychologie
, heeft
natuurlijk invloed op het gedrag binnen groepen van het individu, dus ook op het vak van de
sociologie.
Indien de simpelweg de optelsom van het gedrag van
individuen is, kan men à la neuro-psychologie spreken van een
psycho-sociologie. Nu bestaat er al een vak genaamd socio-psychologie, dat
ongeveer hetzelfde doet, maar dat dus eigenlijk het omgekeerde betekent: de
invloed van de sociologie op de psychologie, oftewel: de invloed van de
groep op de psyche. Verschijnselen als "religie" en ideologie zijn in hoge
mate socio-psycholgosche verschijnselen, aangezien slechts heel weinig
individuen in staat zijn een religie of ideologie te bedenken laat staan ook
nog voort te laten planten.
Basis
In wezen is de taak van de sociologie simpel: dezelfde als die van de
natuurwetenschappen. In het heel kort: neem je bestaande geheel van kennis.
Ga naar de randgebieden daar waar je kennis grenst aan het onbekende.
Probeer met je kennis en een eigen ingeving (waar je die ook vandaan hebt)
iets te zeggen over dat onbekende gebied. Bekijk dat onbekende gebied nader,
liefst door er een of andere vorm van een "schop" tegen te geven (een "stimulus"), en
kijken of de reactie overeenkomt met je wat je dacht over het gebied. En ga
verder op deze manier aan de hand van je bevindingen
. En vergeet niet je
collega's in te lichten over wat je gedaan hebt en ze vrijelijk om kritiek
te vragen.
De natuurkunde doet dat met de dode natuur, en de
socioloog zou het moeten doen met de menselijke maatschappij.
Datgene dat de natuurkunde als eerste doet, is werken van "grof" naar "fijn"
- of van "globaal" naar "detail". Of van "belangrijk" naar "minder
belangrijk", maar dat is natuurlijk gewoon een vertaling van de eerste twee.
Iets dat je niet altijd, maar wel heel vaak, of meestal, of misschien zelfs
nooit van tevoren weet, maar dat is in ieder geval het streven: je zoekt
factoren, en gaat die ordenen naar belang. Gemeten belang, in de
natuurkunde.
Er is geen enkele reden te verzinnen om dat in de
sociologie niet te doen. Dat wil zeggen: geen enkele wetenschappelijke
reden.
En op dit punt is de sociologie zelfs in het voordeel ten
opzichte van de natuurkunde: er is een heel natuurlijke meest grove schaal
om mee te beginnen: de globale schaal. Er is tenslotte niets groter dan de
hele Aarde, wat de mens betreft. Althans de reëel bestaande mens, want in de
fantasie kan je veel verder, tot en met hele melkwegen vol planeten met
allerlei menselijke en niet-menselijke beschavingen. Het is dan ook geen
wonder dat je in de sciencefiction, de aanduiding voor het noteren van dit
soort fantasieën, soms sociologische observaties treft die de huidige
sociologie ver te boven gaan. Doodgewoon omdat ze op een grotere schaal
werkt.
Eén van die observaties die je daar ook treft maar soms ook
wel eens binnen de reguliere sociologie maar, voor zover bekend bij deze
redactie, nooit systematisch genoteerd is de manier waarop je verder moet als
je eenmaal de stap hebt genomen om globaal te beginnen. Of beter: twee
stappen. Die stappen zijn:
1: Geologie. 2: Geografie of klimaat.
Het eerste kan je populairder vertalen als "Wat voor grond heb je onder
je voeten?", voorbeelden: zand of klei? En het tweede: ijstijd of
broeikasklimaat? Of wat minder extreem: tropen of gematigd klimaat?
Dat dit soort dingen gevolgen heeft voor menselijk gedrag en groepsgedrag is
een heel open deur intrappen.
Stellen dat dit de eerst-bepalende
factoren zijn, gaat wat verder, maar kan onderbouwd worden op een nogal
flauwe manier "Noem eens een alternatief ..." Waarna je niets anders kan dan
afscheid nemen van iedereen die hier komt aandraven met zaken zoals "Goden"
en dergelijke ...
De geografie van de dode natuur bepaalt in hoge mate de
aard van de haar "bewonende" levende. Op het meest basale niveau en zeer
afgekort: water: vissen, lucht: vogels, land: zoogdieren. Of een niveau
hoger, op land, eveneens zeer afgekort: hoge bomen: giraffen, uitgestrekte
vlaktes: antilopen, oerwoud: apen. En nog wat niveaus hoger, en ook sterkt
afgekort: tropisch paradijs waar de kokosnoten en avocados in de
uitgestrekte handpalm vallen: de mens die zich onderscheidt met
versieringen, de woestijn: de om het bestaan elkaar bestrijdende mens, en
moeras/weide/bos: de samen van de natuur iets makende mens. Of in
psycho-sociale termen: de hedonistische mens, de dominant-individualistische mens, en
de samen-werkende mens. Dit is een gegeven net zo oud als het leven,
want de kern van de evolutie: het leven past zich aan aan de omstandigheden.
En voor de mens die zich bewust is en zich dus ook bewust van de evolutie,
is dit iets dat geleerd is of kan worden. Waarbij de menselijke evolutie
kennelijk is op een punt waar dit laatste geldt: slechts heel weinig mensen
weten dat het zo is, terwijl in principe ze het allemaal zouden kunnen leren
- maar voor het wetenschappelijke deel van hen niet willen weten want te
deterministisch". Waarbij voor het "leren" geldt, ook gedicteerd door de evolutie: in verschillende mate
en in verschillend tempo. Deze basale indeling moet
verder ingevuld en uitgebouwd worden. Een stuk gereedschap daarvoor is "Het
periodiek systeem der evolutie" van Arther M. Young
uitgewerkt in The Reflexive Universe
, afgekort in de volgende illustratie
:
Het bekendste voorbeeld hierin is niveau 3: dat van atomen: links staan
de atomen met 1, 2 of 3 elektronen aan de buitenkant die makkelijk
elektronen afstaan en buigzame metalen vormen, rechts staan de atomen met 5,
6, en 7 elektronen aan de buitenkant die graag elektronen erbij hebben en
harde, "stenen", isolatoren vormen. Met 8 elektronen aan de buitenkant is
een atoom "vol" en doet niks. Waarbij de essentiële les is: het
interessante gebeurt in het midden, bij atomen met 4 elektronen. Eén ervan:
koolstof, vormt de basis van het leven, en een ander: silicium, vormt de
basis van de computer. Deze les kan meegenomen worden naar het niveau
van "geografie van het leven": links ïn het rijtje komt het geval van "de
natuurlijke overvloed" - de gemakkelijk levende mens. Rechts het niveau van
de "natuurlijke armoede": de "steen"-harde met elkaar concurrerende mens. En
het interessante staat ook hier in het midden: die geografie die het wel
moeilijk maakt, maar waarin door inspanning veel bronnen geworven kunnen
worden. Respectievelijk het Afrikaanse, het Midden-Oostige en het Europese
geval. De Europese en westerse mens is het analogon van de koolstof die het
leven faciliteert: de Europese mens heeft de wetenschap, techniek en
beschaving voortgebracht. De hedonistische mens spiegelt zich in de
schittering van de metalen, vooral dus het goud, en de steenharde
Midden-Oostenmens blinkt uit in het opstellen van 10 steenharde regels
waaraan iedereen zich moet onderwerpen. In het "periodiek systeem der
evolutie" van Young is dit dus wat zou moeten staan op de laatste rij. een
volgende stap in de uitwerking ervan is het uitzoeken van de tussenniveaus
gaande van extreem links naar extreem rechts. Het leren van het bestaan van de evolutie
en met name die delen die slaan op de menselijke ontwikkeling of
vooruitgang, is, leert de ervaring, een moeizaam proces dat in aanzienlijke
mate de component "afgedwongen" in zich draagt. De noodzaak die dwingt tot
het leren omtrent de invloed van de geografie op de aard van de daar
ontwikkelde mens is die van de door sterk toegenomen mobiliteit gedreven moderne migratie: grotere hoeveelheden van de
ene soort mens komen te wonen temidden van de andere soort mens, in dusdanig
korte tijd dat er geen gelegenheid is voor de migrerende mens zich aan te
passen aan de mensen in zijn omgeving. En natuurlijk is die trek van
plaatsen waar de (menselijke) omgeving onaantrekkelijker is naar plekken
waar die omgeving aantrekkelijker is (een tautologie)
. In concretere
termen is dit natuurlijk de trek van woestijn- en paradijsmensen naar de
mensen in de gematigde streken, oftewel: de migratie van Joden en moslims
uit het Midden-Oosten en creolen uit Afrika naar Europa. Oftewel: de trek
van de individualistische en de hedonistische mens naar de samen-werkende
mens. Waarna, volgens het standaardpatroon van de wetenschap, de
volgende stappen vanzelf spreken. Of beter: de problemen en raadselen die
het proces van migratie met zich meebrengt zijn nu in ieder geval geen
raadselen meer: wat men noemt het "integratieprobleem" van immigranten is
niets anders dan de botsing tussen de culturen van de hedonistische en
individualistische mens met de cultuur van de samen-werkende mens.
Oftewel: het integratieprobleem is evolutionair gezien dit: hoe gaat de
samenwerkende mens om met het hedonisme van de paradijsmens, en de
weerbarstigheid en het parasitisme van de woestijnmensen? Waarvan het
antwoord ook ligt in natuurlijke patronen: door tit-for-tat
. De enig effectieve sanctie tegen onverbeterlijke hedonisten of
hyperindividualisten en parasieten is, leert natuur en ervaring, boycot of
deportatie.
Groei, menselijk: Nomadisme,
residentie, parasitisme, stijgbeugel-verhaal, buskruit, china: schrift
(minder geletterden), gesloten riool, enzovoort
Naar Psychosociohistorie, inleiding
,
of site home
.
|