Filmrecensie: Starship Troopers
Het is onwaarschijnlijk dat regisseur Paul Verhoeven het zich bewust is
geweest, maar Starship Troopers en zijn andere op deze site besproken
film,
Robocop
, vormen een koppel in dat de laatste de binnenlandse Amerikaanse cultuur en
politiek persifleert, en de eerste de buitenlandse. Het knappe aan beide
films is dat het karakter als persiflage dusdanig goed verborgen is
gehouden, dat het de Amerikaanse werkomgeving van Verhoeven ontgaan is. Had
men het wel gezien in Robocop, had hij
Starship Troopers zeker niet mogen maken.
In beide gevallen heeft Verhoeven gebruik gemaakt van het vehikel van de
sciencefiction. Dat had een waarschuwing kunnen zijn, want sciencefiction
gaat schijnbaar over de toekomst, maar in de praktijk is die toekomst
meestal een uitvergrote vorm van de hedendaagse werkelijkheid. Omdat de
hedendaagse werkelijkheid bezaaid is met allerlei kortzichtige
materialistische en andere psycho-sociale defecten, zien we in veel
sciencefiction uitvergrotingen van die defecten.
Starship Troopers is gebaseerd op het gelijknamige boek van de auteur die
gezien wordt als een van de klassieke grote drie van de sciencefiction:
Robert Heinlein (Paul Verhoeven was in zijn jeugd een sciencefiction-lezer).
De reputatie van Heinlein als schrijver is onomstreden, maar als ideoloog
verre van. In veel van zijn boeken wordt kennelijk de loftrompet gestoken op
streng hiërarchische en militaristische organisaties en machtsverhoudingen,
iets dat door recensenten vaak als fascistoïde wordt omschreven. Het bewijst
de kracht van de sciencefiction als veld dat er ondanks deze beperking in
zijn boeken een groot aantal waardevolle sociologische en psychologische
observaties worden gedaan. Zo beschrijft hij in Revolt in 2100 (Democraten
2100), voor het eerst in delen gepubliceerd in delen in 1939-1940, dat
Amerika verworden is van democratie tot een de facto theocratie. Met een
reborn christian, George W. Bush, als president die voor een groot deel
steunt op een min of meer fundamenteel christelijke achterban, zullen er
weinig waarnemers zijn die de mogelijkheid van een Heinlein-achtige uitkomst
zullen ontkennen.
Eén van de zaken die Heinlein,
waarschijnlijk onbewust als goed vaderlander, beschrijft, is de trek in de
Amerikaanse samenleving die, indien gedwongen een enkel woord te gebruiken,
niet anders dan fascistisch kan worden genoemd. Eén
van de meer onschuldige onderdelen ervan is een pallisadenmentaliteit,
stammende uit de tijd dat men nog werkelijk pallisadennederzettingen had, de
verovering van het "wilde westen". Misschien ook uit die tijd stamt een
fikse portie angst voor vreemdelingen - bij Heinlein zijn niet-menselijke
intelligente soorten meestal van de "enge beesten" variant, iets dat men
ook in latere Amerikaanse sciencefiction (Startrek) veel terugvindt.
In Verhoeven's Starship Troopers zijn het deze twee trekken die tot
in het absurde zijn uitvergroot. De uitheemse intelligente soort zijn
opgeblazen insecten van het meest weerzinwekkende soort, en in het
Amerikaanse homeland
dat onder beleg komt, is het stemrecht voorbehouden aan diegenen die de enig
passende wederdienst aan het vaderland hebben geleverd: de militaire dienst.
Dit is ingebed in een cultuur van volkomen geplastificeerde burgerlijkheid
bekend van zestiger-jaren televisieseries, en het kauwgum, Coca-cola, en
Disneyland ideaal. Het grootste goed in deze cultuur is vaderlandsliefde van
het ergste soort, van de fascistische soort.
Dat de film een persiflage is, blijkt onomstreden uit de manier waarop de
gevechten met de insecten, ja letterlijk: de vijand zijn 'the bugs',
worden gevoerd: man-tegen-man, of beter: man-tegen-insect, met
handvuurwapens tegen angels en scharen, waarin een overdaad aan bloed
vloeit, aan beide kanten. En dat de film een pijnlijk nauwkeurige
omschrijving is van werkelijk bestaande trekken in de Amerikaanse
samenleving bleek niet lang na zijn verschijnen, 1999, toen de Amerikanen
Irak binnenvielen. Zowel de sfeer als de praktijk van die oorlog, behalve
dan die man-tot-man gevechten, komt vrijwel naadloos overeen met die van de
film, tot en met het toen nieuwe verschijnsel van de embedded journalists.
Zoals al gezegd, zowel Robocop als Starship Troopers zijn
pijnlijk nauwkeurige beschrijvingen van bijzonder enge trekjes binnen de
Amerikaanse samenleving. Dat Verhoeven ze heeft kunnen maken is echt een
wonder, en is alleen terug te voeren tot het feit dat dit aspect van de
films goed verborgen is gehouden. In Robocop achter de façade van een
eenzame-sheriff-tegen-stad-vol-boeven scenario, en in Starship Troopers
achter een cowboys-versus-indianen beeld. Het laatste was dusdanig
simplistisch, dat men wel achter een boodschap heeft gezocht, maar die niet
kon vinden
. Pas recent,
september 2005, zijn de eerste blijken van begrip naar buiten gekomen
.
Naar Literatuur, inleiding
, of site home
.
|