Formalisme: groei en generalisaties
In
het formalisme zijn tot nu toe de volgende stappen genomen: het
onderzoeksveld leidende naar een wetenschappelijke sociologie is opgesplitst
in deelvelden, zoals neurologie, psychologie, sociologie enzovoort
. Die
opsplitsing bleek gebaseerd op één-veel en veel-één relaties oftewel
generalisaties
- en de natuur bleek ook in ruime mate gebruik te maken
generalisaties voorkomende als niveaus van structuren. Dat laatste geldt
onomstotelijk voor de dode natuur in vorm van opsplitsingen van de soort
"elementaire deeltjes", atomen, moleculen enzovoort, en er waren duidelijke
globale aanwijzingen dat het evenzeer geldt voor de levende natuur, zij het
met geleidelijker overgangen.
De overgang van dode naar levende
natuur is die van de exponentiële groei
.
Dit
is gebleken een explosief proces te zijn dat uiteindelijk weer in de hand gehouden wordt door een andere
exponentieel proces: het exponentieel opraken van de voedingsstoffen,
leidende tot een S-vormige curve.
De vraag zou kunnen zijn: hoe rijmt
de situatie van explosieve groei zich met het feit dat de natuur toch
voornamelijk stabiele situaties kent die zich lenen voor generalisaties?
De clou zit in de exponentiële groei zelf. Het opraken van de
voedingsstoffen is ook een exponentieel proces dat juist een gevolg
is van de exponentiële groei. Zodat het uiteindelijk weer de natuur is die
zichzelf in evenwicht houdt. Mede er toe leidende dat evenwicht de
meest-voorkomende, natuurlijke, stand van zaken is. Die dus afgewisseld
wordt door periodes van groei, hetgeen weerspiegeld wordt in het symbool
van deze pagina rechtsboven.
Dat plaatje is een afgekorte weergave
van een meer gedetailleerde figuur die een reeks werkelijke historische gebeurtenissen
weergeeft (uit: Little science, big science
):
Dit is een grafiek van de groei van het aantal bekende chemische en
natuurkundige elementen in de loop van de tijd, duidelijk bestaande uit een
aantal achtereenvolgende S-curves. Iedere keer als er
een nieuwe methode ontdekt werd om elementen te ontdekken, nam het
ontdekte aantal exponentieel toe, om al snel af te vlakken,
omdat het aantal daadwerkelijk bestaande elementen nogal klein is - een
stuk of honderd.
Deze reeks is ook weer een uitzondering in dat de
afzonderlijke S-curves dicht op elkaar liggen - normaliter liggen die veel
verder uit elkaar (het dicht bij elkaar liggen komt door de snelle
ontwikkeling van de wetenschap, oftewel: het is geen materieel maar een
geestelijk proces, en die hoeven zich minder aan de natuurlijke regels te
houden):
Haal je daar de tijd uit, dan krijg je dit:
Een zogenaamd "spectrum" van mogelijke toestanden. Merk op: in deze
figuren zijn de lijnen van de grafieken opzettelijk dik en slordig gehouden,
als voorstelling van het feit dat het niet om scherp-omlijnde meer
natuurkundige zaken gaat maar aan sociologie verwante "wazige" zaken zonder
scherpomlijnde grenzen.
Dit zijn nog
steeds toestanden in de levende natuur. Dat is nog niet hetzelfde als hoe de
mens dit ervaart, want als er een eenduidige weg was van natuurlijke
generalisaties naar menselijke categorieën, zou er geen menselijke discussie
ontstaan. Althans: zeer veel minder. Over die opbouw van de menselijke
generalisaties gaat het verder hier
.
Naar Psychosociohistorie, inleiding
, of site home
·.
|