Bronnen bij Alfa- en bèta-denken: de eigenheid

Het idee dat goede kunst per definitie vernieuwend moet zijn, is een idee dat volkomen dominant is in kunstkringen, en de intellectuele alfa-gemeenschap in het algemeen. Soms constateert men dan zelfs wel dat de resultaten ervan minder kunnen zijn dan die van de hoogste kwaliteit, maar dat geeft dan toch zelden de doorslag (de Volkskrant, 18-10-2007, door Rob Gollin):
  'Gangbare zienswijze overhoop gooien'

Gemak is een nieuw podium in Den Haag voor niet-westerse kunstenaars en politiek debat. Morgen opent een expositie over de oorlog in Irak, Green Zone/Red Zone. Robert Kluijver (39) is conservator.


... Ik weet wel dat de kunstenaars uit het Midden-Oosten of Azië dat stempel van niet-westers niet prettig vinden. Het suggereert een soort apartheid. Wat voor mij telt is dat kunstenaars in staat kunnen zijn een gangbare zienswijze overhoop te gooien. ...

En dat laatste telt in dusdanige mate, dat het de moeite loont het de kop van het stuk te maken ...

Nog twee voorbeelden (VARA TV Magazine, nr. 44-2005, column door Paul Witteman):
  Lelijk Nederland

Mijn woede over moderne architectuur zou het gesprek beïnvloeden


De kwaliteit van mijn leven wordt aangetast door de lelijkheid van moderne gebouwen. Wie een doorsnee stad in Nederland binnenrijdt, moet door een haag van architectonische narigheid, bedacht door een gewetenloze projectontwikkelaar, betaald door de belastingbetaler en getekend door een architect die oorspronkelijkheid belangrijker vindt dan smaak. ...

En (de Volkskrant, 08-11-2007, door Hilde de Haan):
  Tentoonstelling over architect Koen van Velsen in Hilversum

Vooral doen wat niet wordt gevraagd

...    Koen van Velsen (1952) is een zoeker. Al zo lang hij architect is, verlegt hij gestaag zijn grenzen. Dat leverde hem vele prijzen op, zoals de Rietveldprijs, de Mart Stamprijs en de BNA- kubus. Bovendien heeft hij Nederland verrijkt met een aantal spannende, gewaagde bouwwerken, die steevast tegenstrijdige reacties oproepen: de Bibliotheek van Zeewolde, in Amsterdam de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten en de Film- en Televisie-academie, en in Rotterdam die grote witte Pathé-bioscoop midden op het Schouwburgplein. ...
    Toen Van Velsen begon, stond architectuur op een laag pitje: architecten waren vaak al tevreden als hun gebouwen praktisch waren. Zíjn generatie bracht daar verandering in. Van Velsen vindt dat architecten vooral moeten doen wat niet wordt gevraagd. ...

Dit is een bouwkundige versie van het elders vastgestelde verband tussen creativiteit en slechtheid, zie hier  .

Als je je niet aan het absolute primaat van eigenheid houdt, is minachting je deel (de Volkskrant, 28-06-2008, Kunst & Cultuur, door Rob Gollin):
  Spruitjeslucht geschetst met meesterlijk penseel

De in de kunstwereld meest gestelde en maar zelden bevredigend beantwoorde vraag – wat is kunst? – komt al snel voorbij als je, meesmuilend gezegd, een decorateur van kalender en koekblik in de sacrale stilte van de toonzaal plaatst. De vraag of Anton Pieck – hij is het – wel thuishoort in De Hallen in Haarlem, verleidde bezoekers van www.vk.nl/cafedekunst herhaaldelijk tot het formuleren van enige randvoorwaarden voor toelating tot het heiligdom van de ware muzen.
    Zo schrijft Rob dat kunst in elk geval vernieuwend moet zijn. ‘Van Gogh was baanbrekend in zowel zijn techniek, zijn kleurgebruik en soms onderwerpkeuze. Mondriaan was baanbrekend omdat hij de dingen steeds verder tot de essentie reduceerde. Pieck was dat niet, Pieck heeft werkelijk niets nieuws geproduceerd.’   ...
    Het begrip vernieuwing valt niet als Gerard Staals zijn terrein afbakent, maar het had er kunnen staan. ‘Voor mij moet een kunstenaar wat toevoegen aan de ontwikkeling van de kunst in het algemeen, en tevens ervoor zorgen dat in de werken van hemzelf een ontwikkeling te zien is. Anton Pieck voldoet hier mijns inziens absoluut niet aan.’    ...

Niet origineel... Getsie... Spruitjes ...

Idem: begrijpelijk of populair (de Volkskrant, 22-05-2010, door Arjan Peters):
  Postuum | Driek van Wissen

Hij bereikte veel mensen (foei)

Gewoon doen, was het devies van voormalig Dichter des Vaderlands, Driek van Wissen. Hij overleed vrijdag in Turkije.

‘Als dichten de rechtvaardiging van ons bestaan is, hoe zit het dan met al die andere mensen in dit café?’, kon Driek van Wissen zich afvragen, wanneer hij met boezemvriend en collega-dichter Jean-Pierre Rawie in hun Groningse stamkroeg Wolthoorn & Co om zich heen keek. ‘Hebben die dan geen rechtvaardiging?’ Met die woorden relativeerde Van Wissen de beroemde regels van J. C. Bloem: ‘Is dit genoeg, een stuk of wat gedichten/ Voor de rechtvaardiging van een bestaan?’
    Gewoon doen, was het devies van Van Wissen, die vrijdag op 66-jarige leeftijd in het Turkse Istanbul overleed aan de gevolgen van een hersenbloeding. Toegankelijk blijven, de humor niet schuwen, en je niet verschuilen achter moeilijke woorden. Als productieve en vormvaste light verse-dichter, winnaar van de Kees Stip Prijs 1987, maakte de immer goedlachse Van Wissen veel vrienden en ook wat vijanden – degenen namelijk die zijn poëzie veroordeelden als gemakzuchtige rijmelarij, en die zich in 2005 groen en geel ergerden toen hij na een intensieve verkiezingscampagne door middel van stemmen werd verkozen tot Dichter des Vaderlands.
    Bij speciale gelegenheden mocht de Dichter des Vaderlands een gedicht maken, dat door NRC Handelsblad op de voorpagina hoorde te worden afgedrukt.
    Maar in de jaren na 2005, toen Van Wissen de lier geregeld liet ruisen, werden zijn verzen in een steeds kleinere letter en dieper in de krant weggestopt.
    Poetry International, met de krant organisator van het dichterschap, ging er zelfs toe over de reglementen zodanig aan te passen, dat de volgende Dichter des Vaderlands (Ramsey Nasr, sinds 2009) niet meer rechtstreeks door het volk gekozen kon worden. Om ongewenste verrassingen te voorkomen, werd door kenners een lijstje met genomineerden opgesteld.
    Blijkbaar was het schandalig wat ik heb gedaan, zei Van Wissen daarover, met een zuur lachje. ‘Ik heb veel mensen bereikt. Dat is kennelijk niet de bedoeling van echte poëzie.’    ...
    Vanaf de jaren zeventig begon hij te publiceren (‘een uit de hand gelopen hobby’), joyeuze strikjes te dragen, en liedteksten en verzen te maken voor radio- en televisieprogramma’s als Sesamstraat, Spijkers met koppen, Tien voor taal en Binnenlandse zaken.    ...

En wat de intellectuelen van hem vonden (de Volkskrant, 11-05-2010, ingezonden brief van Jan Jaap Sorber (Appeltern)):
  In memoriam Driek van Wissen

Hij was wellicht geen groot poëet, maar zijn lichtvoetige sonnetten konden mijn zinnen wel verzetten. Ze waren best aan mij besteed.
   Met Pinksteren gaf hij de geest. Ik zal hem heus een beetje missen,de vaak verguisde Driek van Wissen. Hij is er niet voor niets geweest.

Die hebben hem dus vaak verguisd.
 
Het volgende voorbeeld is een geval dat al heel lang knaagde aan de ziel van de redactie, maar waarvoor onvoldoende bewijzen waren te vinden. Maar nu komt dat uit eigen kring (de Volkskrant, 11-05-2010, door Arjan Peters):
  Analyse | Libris literatuurprijs

Jury: durf is ook een kwaliteit

Kleine dagen van Bernard Dewulf is een fraai staaltje van kneuterig binnenhuiskamerproza. Literatuur verdient een jury die zijn nek uitsteekt.

Amsterdam De laatste jaren heeft de jury van de Libris Literatuur Prijs er een handje van, wanneer het er op aan komt grote favorieten niet te bekronen. Zo grepen in de laatste vijf jaar Tommy Wieringa, Charlotte Mutsaers en Marjolijn Februari naast de hoofdprijs van 50 duizend euro die hen toekwam.
    Dat is het goed recht van een jury, zij het dat haar begrijpelijke gedachtegang – wij gaan niet doen wat iedereen verwacht, want wij zijn onafhankelijk – bijna altijd ten koste gaat van boeken waarin inhoudelijk of stilistisch extremen worden opgezocht.    ...

Oftewel: juries van dit soort prijzen (maar literatuur lijkt de ergste) laat de eigen hang naar authenticiteit prevaleren boven de kwaliteiten van de te beoordelen werkstukken. Het volgen van de simpele weg van het nemen van het beste wordt gezien als "beperkt"- het is een vorm van beperktheid die je de haren te erge doen rijzen.
    De aanwijzingen die de redactie hiervoor had waren vele, maar, gezien de eigen beperkingen op dit gebied, bestonden ze uit recensies voor- en achteraf van de betrokken werken - meestal in de manier waarop het commentaar was geformuleerd. Waaruit ook valt af te leiden dat men, als groep, het over het algemeen zelf ook wel weet. Wat een des te sterker aanwijzing is voor de kracht van de autheticiteits-neiging: men weet min of meer hoe het zit, maar kan de verleiding absoluut niet weerstaan.

Tussengevoegd: gevonden in het "te doen"-archief (Volkskrant Magazine, 09-05-2006, van verslaggever Arjan Peters):
  Schippers wint 20ste Libris Literatuur Prijs

De twintigste Libris Literatuur Prijs is gisteravond toegekend aan de schrijver K. Schippers (1936) voor zijn roman Waar was je nou. De auteur kreeg de prijs, groot 50 duizend euro, uit handen van juryvoorzitter Guusje ter Horst ...
    ‘Als u de zes genomineerden hebt gelezen, waar wij natuurlijk van uit gaan, dan weet u dat het winnende boek Waar was je nou van K. Schippers is,’ besloot de juryvoorzitter de voorlezing van het rapport.
    Daarop vlogen de kreten van verbazing, in volume wedijverend met het applaus voor de winnaar, over de tafels met genodigden.
    Uit de bekendmaking van de Nijmeegse burgemeester was eerder op te maken dat de jury – naast de voorzitter bestaande uit Hans Maarten van den Brink, Bart Keunen, Daniëlle Serdijn en Wim Vogel – tot het laatst verdeeld was geweest. ...
    De keuze voor de ingetogen roman van Schippers, die in 1996 de P.C. Hooftprijs kreeg voor zijn beschouwende oeuvre, kwam gisteren zelfs voor zijn uitgever, Annette Portegies van Querido, als een verassing. In geen van de voorbeschouwingen werd Schippers als kanshebber gezien. Vorig jaar werd Waar was je nou door de literaire kritiek niet ontvangen als een belangrijk boek.
    Toen de Libris jury op 27 maart duidelijk maakte engagement en verontrusting van belang te vinden, leken de andere vijf genomineerden – Michaël Frijda, Jan Siebelink, Elvis Peeters, Stefan Brijs en de favoriet van velen Tommy Wieringa – stuk voor stuk meer in aanmerking te komen.    ...

De literatoren. Maar ook de would-be versies hebben zo die neigingen (de Volkskrant, 11-04-2008, rubriek TV door Wim de Jong):
  De vijfde bruid

Tussentitel: Een echt authentiek mens op tv, dat is zeldzaam

Zo simpel is het gewoon ook: je kijkt naar een documentaire als De vijfde bruid, en je bent na een paar uur nog kinderlijk opgewonden om wat je gezien hebt, al was het maar omdat met deze film eindelijk weer eens een bijzonder verhaal en eigenzinnige, non-conformistische mensen in beeld waren.    ...

Heerlijk, hè, die eigenzinnige, non-conformistische mensen ...

De bekendste uiting van de absurde eigenheid is de beeldende kunst. De schilderkunst was hierin de voorloper, maar de fotografie is kennelijk bezig met een inhaalslag (de Volkskrant, 04-09-2008, door Hans Aarsman):
  De Aarsman collectie

29 augustus 2008, werk van de winnaar van een prijs voor beginnende fotografen

Stel je een kat voor met een cameraatje om zijn hals dat om de minuut een opname maakt. Er bestaan dat soort cameraatjes, dat soort katten bestaan ook (zie www.catcam.com). Net buigt zo’n kat zich over een blikje kattenvoer met vis, als het cameraatje afgaat. Het etiket met het zeegezicht komt er onscherp op te staan.  ...
     Met de foto hiernaast won Saskia Dommise vorige week de Photo Academy Award 2008, een prijs voor jonge foto-academieverlaters. ...
    In het juryrapport wordt niet gerept over katten die zich over blikken kattenvoer met vis buigen of vrouwen die tijdens het fotograferen aan hun ex moeten denken. Wel dat de maker van deze foto de grenzen opzoekt van de fotografie. Zulke zinnen kom je vaker tegen in juryrapporten. De jury bestond uit tien deskundigen, dat zijn veel standpunten en belangen rond een tafel. Meer dan een compromis kun je niet van zulke samenkomsten verwachten.
    Deze blauwige foto zit in een reeks van andere onscherpe foto’s, ze heten mindscapes (zie www.saskiadommisse.nl). Wil de maakster verbeelden dat er onscherpe landschappen huizen in ons brein? Het werkterrein van de fotografie is de waarneembare wereld. Als de toedracht bekend is, kan een onscherpe foto iets zeggen over het dagelijks leven van een kat, of over het denken aan een ex. Maar opzettelijk onscherpte gebruiken om een ónwaarneembare wereld te verbeelden, zo lust ik er nog wel een paar. Dit is geen kritiek op Saskia Dommisse, zij dacht gewoon iets moois te maken. Dit is ook geen kritiek op de jury, zij waren gewoon met te veel. Dit is kritiek op de organisatie. Die moet weten dat je met een te grote jury onscherpe oordelen krijgt.

Tussen twee haakjes: de vage structuur zichtbaar in het steeds donker wordende gedeelte is een product van het scan-proces - in de originele foto ziet men slechts een egaal vertikaal intensiteitsverloop.

Muziek (de Volkskrant, 06-06-2009, interview door Coen Verbraak):
  Louis Andriessen

Hij is nog nooit zo alleen geweest als het afgelopen jaar. Componist Louis Andriessen,dit jaar eregast van het Holland Festival, verloor zijn vrouw na vijftig jaar huwelijk. Maar in de zwartste dagen was er altijd muziek. 'Het fascinerende aan muziek is dat het goedbeschouwd totale onzin is. En toch word je erdoor getroost.'

...   Hij heeft altijd van zijn muziek kunnen leven, zegt Andriessen. 'Ik heb nooit bijbaantjes hoeven aannemen.' Hij is ook zelden in de verleiding gekomen om te zwichten voor een groter publiek. Een keer kwam hij er griezelig dicht in de buurt. 'Ik heb ooit een stuk gemaakt: De negen symfonieën van Beethoven voor Promenadeorkest en ijscobel. Een grote happening in het Concertgebouw, onder leiding van Willem Duys. Die kwam na afloop op me af: 'Geweldig, geweldig, wat was dit leuk!' Na afloop kreeg ik een ovationeel applaus. Ik dacht: Louis, bier gaat iets faliekant verkeerd. Achteraf een heel saillant moment.' ... Het is vooral een eigenaardig moreel besef dat je de plicht hebt om altijd zo goed mogelijk muziek te maken.' ...

Dat is grappig: de plicht om zo goed mogelijk muziek te maken betekent dat niet veel mensen het mooi mogen vinden.

Een ultieme vorm van conceptuele kunst (de Volkskrant, 01-09-2008, door Cyrille Offermans, schrijver):
  Rijks buigt voor patserige kunst met expositie diamantschedel

Door de schedel van Damien Hirst tentoon te stellen verleent het Rijks glans en legitimatie aan het in toenemende mate maffiose kunstcircuit, stelt Cyrille Offermans
.

Je kon erop wachten. Wim Pijbes, de nieuwe directeur van het Rijksmuseum, had immers zijn visitekaartje al afgegeven. Nadat hij ons nationale kunstbezit had verrijkt met de blotebillenjurk van Marlies Dekkers – een statement, want zijn eerste aanschaf – moest hij wel met iets heel spectaculairs komen, wilde hij nog de gewenste media-aandacht krijgen. Dat lijkt hem nu te lukken. Pijbes kent de markt. Dus weet hij dat wie zoekt naar de overtreffende trap van de nieuwe kleren van de keizer, tegenwoordig in de buurt van Damien Hirst moet uitkomen. En zo geschiede.
    Hirst is de spraakmakendste kunstenaar van dit moment. Twintig jaar geleden werd hij door Charles Saatchi, oprichter van ’s werelds grootste reclamebureau, gelanceerd als superster. Saatchi kocht zijn installatie met een zes meter lange tijgerhaai op sterk water voor een paar duizend dollar en verkocht het beest twee jaar later voor 6,5 miljoen pond.
    Daarmee was het kostje van Hirst gekocht. Toen hij vorig jaar de garantie gaf dat zijn handtekening echt was op een rommelmarktschilderijtje van Stalin wiens neus hij rood had geverfd, betaalde een bewonderaar er 140 duizend pond voor bij het ooit gerenommeerde Sotheby’s. ...

De voornaamste en misschien enige waarde van dit soort werken: het is niet eerder gedaan.

Weer wat muziek (de Volkskrant, 26-03-2010, door Marjon Bolwijn):
  Weg met de conventies

Iedere kunstenaar laat zich inspireren door andere kunstenaars. Deze week: theaterregisseur Arie de Mol over muzikant Captain Beefheart.

Fotobijschrift: Arie de Mol: 'Niks is gek, alles mag bij Captain Beefheart. Onnavolgbaar, anarchistisch. Omdat hij zich nergens iets aan gelegen laat liggen, is hij vrij.'

Een jeugdheld hoeft niet verloren te gaan. Dat geldt zeker voor Arie de Mol (48), artistiek leider en regisseur van Toneelgroep Maastricht, en al sinds zijn puberteit liefhebber van Captain Beefheart. De Amerikaanse zanger heeft bij hem de deur wijd opengezet naar het zonder concessies aan wie of wat dan ook kiezen van een eigen vorm en inhoud. Weg met conventies!
    ‘Beefheart is wars van elke muziekwet of -stijl. Het is geen blues, geen rock, geen pop of geen jazz, het is Beefheart. Hij put uit zijn levendige fantasie, volgt zijn intuïtie en heeft daardoor een geheel eigen geluid. Niks is gek, alles mag bij hem. Onnavolgbaar, anarchistisch, ongeschoold. Omdat hij zich nergens iets aan gelegen laat liggen, is hij vrij.’
     ‘Zijn ideeën voor een nieuw nummer probeerde hij verbaal uit te leggen aan zijn muzikanten. De beste en technisch goed geschoolde gitaristen, drummers en percussionisten wist hij dankzij zijn goede vriend Frank Zappa bij elkaar te krijgen. Niet elke muzikant kon met zijn werkwijze omgaan. Er gaat een anekdote dat Beefheart reageerde op een drummer die zijn instructies niet begreep, door een asbak de ruimte in te gooien met de mededeling: ‘Zó moet je spelen!’ Gitarist Ry Cooder werd gillend gek van deze manier van werken en haakte af.’
    ‘Beefhearts muziek is vol indrukken, onlogisch op elkaar volgende ritmes en de vreemdste combinaties klankkleuren. Je kunt het chaotisch noemen, of rijk. Je vindt het fascinerend om naar te luisteren of je zet het uit. Ik vind het fascinerend. Beefheart kent geen voorgangers en geen navolgers, maar staat geheel op zichzelf. Hij is voor mij het bewijs dat je het beste je eigen gekte kunt volgen. Maar het is niet terecht hem als idioot te bestempelen. Hij werd door velen niet serieus genomen; ga eerst eens leren hoe je een saxofoon moet bespelen voordat je hem aanraakt, neem zangles!’    ...

Tussenstuk:
Captain Beefheart
Don van Vliet is de naam die schuilt achter het pseudoniem Captain Beefheart. De Amerikaanse componist en zanger richtte in 1964 de Magic Band op. De band wisselde om de haverklap van samenstelling. Het grote verloop onder zijn muzikanten had alles te maken met Beefhearts eigenzinnige en dwingende karakter. ... Begin jaren ‘80 zegde hij de muziek vaarwel om zich aan de schilderkunst te wijden.

Tja, dat is de logische oplossing: volkomen individueel gaan werken. Dan is er geen probleem met anderen. Misschien in de kunst een geldige aanpak. Maar totaal contraproductief in de samenleving.

Ook in de klassieke muziek zijn er diverse varianten. Hier die van de uitvoerende praktijk (de Volkskrant, 16-04-2010, column door Roland de Beer):
  De opzichtige nul-traditie aan het Haagse Spui

Vraag van een balletdirigent aan het verzamelde corps de ballet: ‘Hoe wilt u het vanavond hebben, te snel of te langzaam?’ Het was een uitspraak van de spotzieke Thomas Beecham (1879-1961), maar ze wordt inmiddels aan verschillende dirigenten toegeschreven. ...

Hetgeen onmiddellijk doet denken aan een kritiek van Amerikaanse recensent over een uitvoering onder leiding van dirigent Leonard Bernstein: "Yesterday in the Met: Bernstein versus Beethoven - Beethoven lost".

Marjolijn Februari, filosoof en schrijfster, en zelf dus voldoende echt creatief, weet deze trek haarfijn te fileren (de Volkskrant, 07-04-2007, column van Marjolijn Februari):
  Wie weet nou wat alle Marokkanen of alle Nederlanders denken

Tussentitel: De meeste mensen kijken op Madonna neer, maar Sharon niet

Jaren geleden was PvdA-Kamerlid Sharon Dijksma de eerste die mijn aandacht trok met een vorm van rebellie die ik vervolgens overal in het leven tegenkwam. In Amsterdam, in De Balie, biechtte Dijksma tijdens een debatavond op dat ze de zangeres Madonna bewonderde. Dat was op zich niet opzienbarend, want iedereen bewondert Madonna, maar het Kamerlid gaf aan de bekentenis een ingewikkelde draai.
    Madonna, zei ze, is als vertegenwoordiger van de populaire cultuur niet bij iedereen geliefd. De meeste mensen kijken op haar neer, zei ze, maar ik niet, en ik durf hier dus best te zeggen dat ik haar bewonder. Zo maakte de politicus van een tamelijk alledaagse muziekvoorkeur een statement over haar eigen persoonlijke moed en haar onafhankelijkheid van geest. ...
    Het slimme van deze truc is dat je als toehoorder geneigd bent het eerste deel van de bewering voor kennisgeving aan te nemen. Als je kritisch bent, vraag je je misschien nog af of de politicus zelf inderdaad wel bekommerd is om de onderklasse of het milieu, maar je stelt niet gauw meer de vraag of hij gelijk heeft met zijn bewering over al die anderen. Zodra hij het heeft gezegd, staat het dus vast: niemand houdt van Madonna. Niemand? Jawel, één politicus blijft moedig weerstand bieden aan alle gangbare meningen.
    Buiten de politiek om is de truc bekend geworden door Youp van ’t Hek, die er zijn hele carrière op heeft gebaseerd. Alle anderen zijn brave burgerlijke types met verkeerde broeken aan, maar de cabaretier zelf is gelukkig een oorspronkelijke geest die zich niet conformeert aan de kudde. En een verhelderende rechttoe-rechtaan versie was de verklaring van Arnon Grunberg voor zijn afwezigheid op het Boekenbal: ‘Het Boekenbal is een zielig feest voor zielige mensen. En ik ben niet zielig. Simple comme bonjour.’
    De rebelse geest die zo door mensen als Van ’t Hek en Grunberg voor zichzelf wordt opgeëist, heeft in de loop der jaren veel benamingen gekregen – ‘stout’, ‘prettig gestoord’, freischwebende Intelligenz – maar het is steeds weer dezelfde vorm van groots en gevaarlijk leven. De conventionele meerderheid smacht naar kaartjes voor het Boekenbal, de spreker heeft het lef om tegen die verdrukking in niet naar het Boekenbal te gaan. Bravo! ...

Amen.

Er is in 2011 een nieuwe rechtse regering die aanzienlijk bezuinigt op de kunst. Op een weinig beschaafde manier. Nog onbeschaafder zijn de reacties van vele kunstenaars. Reden voor sommigen om ze daar op te wijzen (de Volkskrant, 22-06-2011, door Letty Ranshuysen):
  Ja, kunst is te veel voor ingewijden

In plaats van te keer te gaan tegen de bezuinigingen, moet de kunstsector de eigen zwaktes onder ogen zien

Letty Ranshuysen | De auteur werkt als zelfstandig onderzoeker in de cultuursector. In de kunst is de nadruk te veel op vernieuwing komen liggen. Het publiek heeft daardoor het gevoel dat er onbegrijpelijke kunst door de strot wordt geduwd.

Tussentitel: Verongelijkte en hautaine reacties werken averechts

In alle toonaarden wordt geklaagd over de gevolgen van de huidige bezuiniging op de kunsten. Weinigen vragen zich af hoe het mogelijk is dat de huidige politieke machthebbers dit beleid met bijval van de meeste stemmers uit kunnen voeren. Het wordt tijd om na te gaan waar die binnenlandse weerstand tegen de kunsten vandaan komt.   ...
    In Nederland is men minder enthousiast over de unieke infrastructuur. Daar kleven dan ook bezwaren aan, die de politicoloog Hans Blokland in zijn dissertatie uit 1991 al blootlegde. In die tijd was er in het Nederlandse cultuurbeleid vooral aandacht voor het realiseren van een omvangrijk, goedkoop en geografisch verspreid kunstenaanbod. Dit zou vanzelf tot interesse daarvoor leiden. Een misvatting, want uit divers onderzoek is bekend dat belangstelling voor kunst ontstaat door opvoeding thuis of prikkels elders, veelal op school. Om ander en meer publiek te interesseren dan alleen mensen die van huis uit met kunst vertrouwd zijn, moet de overheid zorgen voor kunsteducatieve prikkels: in het onderwijs, maar ook daarbuiten. Dit gebeurde te weinig, waardoor de uitbreiding van het aanbod niet synchroon liep met de belangstelling daarvoor.
    Een complicerende factor was dat de subsidies voor de kunsten werden verdeeld door in kunst ingewijden, die graag verrast wilden worden. Zij ontwikkelden kwaliteitscriteria die de nadruk op vernieuwing leggen.
    Zodoende ontstond er een enorm aanbod van door experts en kunstliefhebbers hoog gewaardeerde kunsten, waar buiten die kring steeds minder belangstelling voor was. De overvloed van kunst waar niet-ingewijden geen affiniteit mee hebben, geeft menigeen het gevoel dat er onbegrijpelijke kunst door de strot geduwd wordt: niet alleen in musea, galeries, theaters en concertgebouwen, maar ook in de openbare ruimte en in de media.
    In de reacties op de bezuinigingen wordt gerept van een schrikbewind van de meerderheid. Dit type verongelijkte en hautaine reacties uit de kunstsector bevestigt het vooroordeel dat het kunstenaanbod wordt gedicteerd door een hermetische incrowd.
    Hierdoor neemt de steun voor de bezuinigingen alleen maar toe. ...

Waarop de bekende nitwit, onbenul, olifant in alle porceleinkasten en ongeremde grote-mond Arnon Grunberg nog een keer het volkomen gelijk van deze analyse geeft (de Volkskrant, 24-06-2011, column door Arnon Grunberg):
  Kunstsubsidie

Het is de vraag of een fatsoenlijke staat kunst moet subsidiëren. Kunstsubsidie kan worden opgevat als onwenselijk paternalisme van de overheid. De uitwassen van dit paternalisme bleken uit een opiniestuk van Letty Ranshuysen, 'zelfstandig onderzoeker in de cultuursector', woensdag in de Volkskrant.
    Ze schrijft dat kunst, althans kunst met subsidie van de overheid, voldoende draagvlak onder de bevolking moet hebben.
    Met draagvlak wordt hier de dictatuur van de meerderheid bedoeld

Het is natuurlijk prima om alle draagvlak van het publiek af te wijzen, maar dan hoeft het publiek ook niets te financieren. Maar Grinberg liedt hier doodgewoon: met Renshuysens's draagvlak wordt niet de dictatuur van de minderheid bedoelt, maar het afschaffen van de dictatuur van de nieuwigheid -zoals ze glashelder uitlegt.
    Vervolgens stelt Grunberg
  en die dictatuur lijkt me zeker in het geval van kunst een kweekbodem voor middelmatigheid.

Hier pleegt Grunberg de gelijkstelling tussen nieuwigheid en kwaliteit: voor draagvlak is minder nieuwigheid nodig, en minder nieuwigheid is volgens Grunberg gelijk aan minder kwaliteit. Reden waarom 10 vierkante meter rauhfaserbehang of vijf vierkante meter pindakaas op de vloer gezien wordt als goede kunst: Want dat is anarchie - hoewel kennelijk nog niet geneog:
  Iets meer anarchisme graag, dames en heren kunstenaars.

Wat zou u zeggen van zestig liter fijngestampte Grunberg in een grote vissenkom...?

Overigens is die zo geroemde eigenheid ook nog eens van een zeer benepen soort (de Volkskrant, 16-07-2011, door Sara Berkeljon):
  Interview

Ernest van der Kwast

(30) schreef met de autobiografische roman Mama Tandoori een bestseller. Vooral zijn moeder moest het in het boek ontgelden. 'Overdrijving vind ik geen goed woord. Ik heb het liever over verbeeldingskracht.'

...    Als hij niet op vakantie is, neemt Van der Kwast elke dag de kabelbaan van San Genesio naar beneden, naar Bolzano. Negen minuten zweven boven de weilanden. In het dal schrijft hij, korte verhalen, romans en vijf keer per week een column voor de website van NRC Handelsblad. ...

Je werd op je 27ste vader. Was het een bewuste beslissing om jong kinderen te krijgen?
'Mijn vriendin is verloskundige, dus dan hangt het boven je hoofd. ...
    Het is een heikel thema geweest tussen ons,. Elke keer als we met haar vrienden afspraken, waren er kinderen, ging het over kinderen. In Nederland is dat anders. Vlak na de geboorte van Finn was ik op Lowlands. Daar kwam ik het hele incestueuze culturele clubje tegen. Dan zeiden ze: 'Weet je wel dat je leven nu voorbij is? Besef je dat je nu nooit me er 's avonds kunt gaan dansen?"    ...

Het incestueuze culturele Amsterdamse grachtengordel clubje.

Wat zelfs het nageslacht wenst te belasten met haar neurotische verlangen naar uniekheid (de Volkskrant, 18-04-2012, rubriek Zegge & Schrijve, door Jean-Pierre Geelen):
  Namengekte

Ouders geven hun kinderen unieke voornamen. Vooral Bekende Mensen hebben er een handje van.


Actrice Angela Schijf heeft een dochtertje gekregen; van harte. Zus. Zo heet het kind. Zusje van Mensje en Bloem. Welkom op aarde. Het is vast een wolk van een baby, daar gaat het niet om. Waar dan wel om? Die naam. Die veroorzaakte nogal wat reacties op Twitter en in andere digitale huiskamers. Zus voor een meisje, het klinkt als een novum in de namengekte die vooral onder BN'ers lijkt te tieren. ...
    Toch is Zus een nieuwe illustratie van een fenomeen dat al jaren rondwaart, met name onder Bekende Mensen (Mensjes?). Daarom geldt in de namenmode een nieuw credo: lang leve het zelfstandig naamwoord. Hoe gekker, hoe unieker. En uniek moet je zijn, in het warme nest van de roem. Als iedereen Daan of Emma heet, valt niemand meer op.
    Isa Hoes en Antonie Kamerling noemden hun kind Vlinder. Over de huiskamervloer van Bart Chabot kropen ooit Splinter en Spijker. Waar blijft Hamer? Oh, kijk: dat is de dochter van ontwerpers Lucas Verweij en Hella Jongerius. Ruud de Wild en zijn toenmalige partner Tatum Dagelet kregen Toy Travis.    ...
    Eddy Zoey die zijn kind Fender noemde. Als je je zoon naar een elektrische gitaar kunt noemen, dan gaat een wereld open. Het wachten is op de geboorte van Zanussi, onze wolk van een dochter. Trots op onze zoon Miele; er is geen betere. 'En nu opschieten, Citroën Xantia, we gaan eten.'
    Een beetje googelen leert dat de trend uit Hollywood is komen overwaaien. Daar noemde de goochelaar Penn Jillette zijn dochtertje Moxie Crimefighter. Het staat in elk geval goed in het paspoort. De trend verspreidde zich als een olievlek over de wereld van de glamour. En dus moeten de vier bloedjes van kinderen van chief Jamie Oliver door het leven als Buddy Bear, Poppy Honey, Daisy Boo en Petal Blossom Rainbow.
    Enkele maanden geleden publiceerde het Volkskrant Magazine een artikel over jonge talenten. Een van de wonderkindjes was 12 jaar oud en had al een roman gepubliceerd. 'Ik wil niet zomaar een boekje in de boekenkast zijn, maar uníek, zodat mensen mij interessanter vinden', zei ze. Haar ouders hadden alvast een handje geholpen met haar naam: Tijgerlelie.   ...
    Wij zijn blij met de geboorte van Courgettebloem.

Ook allemaal alfa's natuurlijk.

Een enkele van de vele monumentale voorbeelden (de Volkskrant, 02-01-2013, column door Rens van Tilburg, econoom):
  Monumenten van hoogmoed

Een vriend van mij probeerde eens een suppoost van het Stedelijk Museum te verleiden tot een discussie over de vraag of een daar hangend abstract werk, dat voor het ongeoefende oog inderdaad een wat rommelige indruk maakte, wel het predikaat 'kunst' verdiende. Het kostte hem bijna zijn relatie met een studente van de kunstacademie die zich zelden zo had geschaamd. Het beoordelen van kunst is een vak apart en kan daarom maar beter aan professionals worden overgelaten. Die les indachtig heb ik de laatste jaren de nieuwbouw van het Stedelijk met een gepast stilzwijgen gadegeslagen.
    Maar nu is het officieel. In The New York Times maakte architectuur-recensent Michael Kimmelman gehakt van de reusachtige witglanzende badkuip op het Amsterdamse Museumplein. Kimmelman, volgens zijn Wikipedia-pagina de 'meest scherpzinnige kunstcriticus van zijn generatie', verklaarde nog nooit zoiets 'ridicuuls' te hebben gezien. Een bezoek aan de (nog altijd) prachtige collectie is als 'het horen van Bach gespeeld door een man in een clownspak'.
    Hij bestempelt de nieuwbouw van het Stedelijk als een droevige nageboorte uit een periode waarin geld geen rol speelde en alles dat opviel goed was. ...

Precies: als het maar nooit eerder is gedaan, is het per definitie mooi. Hoe afschuwelijk het ook is:

En dit is de afschuwelijkheid ruimschoots voorbij.

Maar het verschijnselen treft ook voor de gamma-vakken (de Volkskrant, 08-06-2013, door Geerten Waling, historicus):
  Historicus verwerd tot cynische allrounder

Historici worden vooral geacht gangbare opvattingen over het verleden onderuit te halen. Die beperkte taakopvatting levert geen nieuwe Huizinga's op.


De eindexamens zijn weer voorbij. Na drie maanden vakantie zullen ook dit jaar meer dan duizend schoolverlaters ervoor kiezen om op een van de Nederlandse universiteiten de studie geschiedenis te volgen. Waarom kiezen al die mensen toch voor zo'n stoffige studie? ...
    Helaas worden studenten met al te hoge verwachtingen van hun studie spoedig teleurgesteld. ...
    Na dit schoolse 'bijspijkerjaar' raakt de studie al snel gefragmenteerd in een wirwar van thema- en keuzevakken die in geen enkele verhouding staan tot elkaar. Basale kennis en vaardigheden worden nauwelijks overgedragen. Ook is het eerder regel dan uitzondering dat een afgestudeerd historicus nog nooit één letter heeft gelezen van grote historici als Huizinga, Romein, Geyl, De Jong en Kossmann. Als die namen hem al iets zeggen.
    Dat is pijnlijk, want de maatschappij doet voortdurend een beroep op historici. In boekhandels gaan geschiedenisboeken als warme broodjes over de toonbank: van serieuze studies naar het koningshuis of de oorlog tot de historische thrillers van Dan Brown. Op televisie zijn historische documentaires en series steevast goed voor hoge kijkcijfers en laten praatprogramma's graag historici opdraven om met een kwinkslag en een overpeinzing de actualiteit te duiden. Zelfs op de opiniepagina's zijn sommige historici niet weg te slaan.
    Dus terwijl we zien dat hem een grote maatschappelijke waarde wordt toegeschreven, is de historicus van nu nog maar een schim van al die onbekende reuzen op wier schouders hij zou moeten staan. Niemand evenaart meer de culturele impact van een Huizinga met zijn notie van de 'spelende mens', een Romein met zijn wet van de remmende voorsprong of een De Jong met zijn documentatie van de Tweede Wereldoorlog.
    Wat leren de historici van de toekomst dan wel op die universiteiten? Eigenlijk maar één ding: kritisch zijn. Bijna alle boeken, artikelen en colleges worden gekenmerkt door een grondig cynisme. Dat heet ook wel debunken: het aantonen dat bepaalde collectieve verhalen over het verleden niet kloppen.
    Willem van Oranje was geen vrijheidsstrijder. Die Gouden Eeuw was zo goud nog niet. De oorlog had ook mooie kanten. De jaren zestig, waren die nou echt zo revolutionair? Enzovoorts. Kortom: zodra iets wordt beweerd over het verleden, voelt de moderne historicus zich geroepen een 'kritisch tegengeluid' te produceren.
    Op zich is het een nuttige taak om collectieve idees-fixes te doorbreken, maar het is wel erg beperkt en uitzichtloos om het kritisch denken als basisdogma te hanteren voor een heel vakgebied. En dat is wel wat de afgelopen decennia is gebeurd onder historici. Na 1989 waren de Grote Verhalen voorbij en kondigde Fukuyama het einde van de geschiedenis aan, dus wat restte de beroepshistoricus nog anders dan ironie en cynisme?    ...

In welke houding dus naadloos het afbreken van de Nederlandse cultuur, en het bijbehorende bewieroken van de islamitische: Suleyman de Grote is belangrijker dan Willem van Oranje, en de ontwikkeling van de moderne wetenschap is geheel te danken aan ibn Sina (Avicenna).

Een van de idolen van de autonomen in de popmuziek is overleden. De Volkskrant heeft hem prominent op de voorpagina, én twee complete pagina's in het nieuwskatern (de Volkskrant, 28-10-2013, door Gijsbert Kramer):
  Lou Reed (1942-2013)

Nooit voorspelbaar

Soms werden zijn composities hits, soms als onbeluisterbaar terzijde geschoven. Lou Reed deed de popgeschiedenis diverse malen kantelen met verbijsterende vernieuwende muziek.


Hoewel Lou Reed naast Bob Dylan, Chuck Berry, The Beatles en de Rolling Stones tot de allergrootsten kan worden gerekend, heeft het hem altijd gestoken dat zijn werk pas in een later stadium door critici en consumenten op waarde is geschat. Die al dan niet vermeende miskenning heeft tot zijn dood zijn, zacht gezegd, moeizame verhouding met de pers bepaald. Toen de erkenning er wel was en albums van de Velvet Underground (de 'banaan-lp' uit 1967, geproduceerd door Andy Warhol en zijn eigen album Berlin uit 1973) steeds vaker werden genoemd als cruciaal voor het verdere verloop van de pophistorie, was zijn reactie: 'Waarom ben ik dan niet schatrijk?'
    Reed, een van de invloedrijkste gitaristen, componisten en zangers uit de popgeschiedenis ...

Gruwelijke overdrijving. Hij was doodgewoon één van die lieden die met een paar nummers succes hebben gehad:
  Een grote hit had Lou Reed met Walk On The Wild Side (1972) van de mede door David Bowie geproduceerde plaat Transformer. Behalve dit nummer met het onvergetelijke bas-loopje van Herbie Flowers, stond ook Perfect Day op dat album, dat later zou uitgroeien tot misschien wel zijn beroemdste liedje.

En dat was het dan wel zo'n beetje. Maar hij was zeer getapt bij een incrowd, de "underground", die ook toegang had de schrijvende media:
  Maar het belang van Reeds werk is niet af te meten aan radio-airplay, hitgevoeligheid en verkoopcijfers. Diverse malen heeft hij de popgeschiedenis doen kantelen met even verbijsterende als vernieuwende muziek en ook teksten.

Niets van waar. Op geen enkele manier is nu invloed van Lou Reed en zijn clubje te detecteren. Dit zit allemaal in de hoofden van zijn incrowd-vrienden:
  Tussenstuk:

Maarten Corbijn, fotograaf'

Hij was mijn grote jeugdidool. Op mijn 14de hield ik een spreekbeurt over de betekenis van zijn teksten. ...

Jan Donkers, popjournalist/schrijver
'Ik ben een groot fan van Lou Reed, al behoor ik niet tot de types die meteen heel erg gecharmeerd waren van zijn muziek. Maar hij was een gigant, zowel op gitaar als wat betreft het vertellen van grotestadsverhalen. ...

Peter van Bruggen, popjournalist
'Ik ben eens een week met hem opgetrokken in het Duitse plaatsje Wilters ...

Dit soort lieden. Behorende tot de kern van de huidige politieke-correctheid. In de hoek van de ontzettende Amerikanisten, neoliberalen, en nomadisten.
  Op de universiteit van Syracuse was Reed verslingerd geraakt aan het werk van de dichter Delmore Schwartz

Waarop onmiddellijk besloten werd tot een blik op Wikipedia, en inderdaad: Reed is van Joodse afkomst (Schwartz is een archetypische Joodse naam, en ze blijven sterk in eigen culturele kring).
    En over wat voor soort iemand hebben we het dan als persoon:
  Een asshole met een zachte kant
...
Jan Donkers, popjournalist/schrijver
'... Hij heeft bijvoorbeeld een nummer gemaakt over zijn herinneringen aan de moord op Kennedy, The Day John Kennedy died. Hij stond erom bekend een asshole te zijn, maar dat was een heel gevoelig nummer.'

Peter van Bruggen, popjournalist
'Ik ben eens een week met hem opgetrokken in het Duitse plaatsje Wilters waar hij bezig was met het mixen van het album Take no Prisoners, eind jaren zeventig. Daar heb ik een idee gekregen van hoe hij eigenlijk in elkaar zat. Als een soort Romeinse keizer. Hij zei tegen de technicus over mij: 'He's an asshole, but an okay asshole.' Ik zei daarop over Reed tegen de technicus: 'He's an okay asshole too.' Reed riep me bij zich: 'Luister eens, in het Lou Reed-handboek staat dat nooit iemand mij een asshole mag noemen. Wil je dat nooit meer doen? Anders moet ik je richting Nederlandse grens sturen en dat zou ik jammer vinden.' Het was niet gespeeld. Hij vroeg het, bijna smekend. Hij zag zichzelf als een alleenheerser. In die zin was hij het slachtoffer van zichzelf. Een ontzettend moeilijk mens. Hij speelde met andere mensen. ...

En het plaatje is echt helemaal rond.
    De wereld zit meestal betrekkelijk eenduidig in elkaar.

Bijna tien jaar later in de verzameling en ruim vijftien jaar wat betreft het specifiek geval, en niets veranderd natuurlijk (de Volkskrant, 05-02-2022, door Onno Blom):
  De week in boeken

De jury van de Libris Literatuurprijs is de weg kwijtgeraakt in het bos van rijp & groen.


Toen op 11 mei 1993 de AKO Literatuurprijs werd uitgereikt, bestond vooraf geen twijfel aan wie. 'Gaat de prijs naar Mulisch of Mulisch?' luidde een krantenkop. De Goethe van het Leidseplein had in het voorafgaande jaar De ontdekking van de hemel gepubliceerd, zijn 'magnum opus' waar 'geen enkele serieuze criticus omheen kon'. Toch ging de prijs aan Harry's neus voorbij. De jury bekroonde Het grote verlangen van Marcel Möring. Mulisch reageerde stoïcijns. Parool-verslaggever Matthijs van Nieuwkerk zag na de laatste woorden van de juryvoorzitter in het Amstel Hotel louter twee korte rooksignalen uit des schrijvers pijp komen. Achteraf vond Mulisch de keuze voor een ander geen compliment voor de prijs.

Hier moest ik aan denken toen deze week de longlist voor de Libris Literatuurprijs 2022 bekend werd gemaakt. Zo'n lijst van achttien titels geeft meestal een aardig inzicht in de oogst van het jaar tevoren. Pas bij de shortlist rollen er onvermijdelijk koppen van usual suspects.

Dat is dit jaar anders. Nu ontbreken al op de longlist alle voormalige prijswinnaars: Adriaan van Dis, K. Schippers, Marcel Möring, A.F.Th. van der Heijden en Arnon Grunberg. Alleen Rob van Essen heeft bijltjesdag overleefd. Hoe kan dat? Hadden gevestigde schrijvers met een gelauwerd oeuvre massaal een inzinking? Integendeel: Van der Heijden leverde met Stemvorken een gewaagd, polyfoon meesterstuk af. De dood in Taormina is vintage Grunberg. Schrijnend, geestig. 'Een pageturner', schreef NRC Handelsblad.

Toch maar even regel één van het reglement nageslagen: 'De jury van de Libris Literatuur Prijs kijkt niet naar verkoopcijfers of uitgevers, maar gaat puur af op literaire kwaliteit.'

Theoretisch kan uit de longlist weerzin tegen mannen worden afgeleid. Want ook het verbluffende, wrang-ironische en wél voor de Boekenbon Literatuurprijs genomineerde debuut van Sofie Lakmaker, De geschiedenis van mijn seksualiteit, staat er niet op. Zij is tegenwoordig een hij en heet Tobi.

Zo zit het dus niet. Want waar is Mary van Anne Eekhout dan gebleven, de bejubelde roman van een vrouw over een vrouw, om wier hand buitenlandse uitgevers op de Frankfurter Buchmesse vochten?

Dit denk ik: de jury wilde origineel zijn, maar had geen idee hoe. Geen neus voor kwaliteit. Gevalletje ontspoorde onderscheidingsdrift. De weg kwijt in het bos van rijp & groen.

Wat mij betreft krijgt Nico Dros, als bij toeval wél genomineerd, de prijs voor Willem die Madoc maakte. Een tintelend pleidooi voor de historische verbeelding. En een fascinerende zoektocht van een man naar een man.

Eigenlijk verschillen alleen de namen en titels met de aflevering uit 2006.
    Moedig hoor, van Onno Blom ...
    Maar die zit ook niet in de belleterie maar schijft leuke en interessante boeken.

Tjonge ... (de Volkskrant, 05-08-2022, column door Delphine Lecompte is dichter en prozaïst.):
  Speciaal worden we als mens pas echt wanneer we woeste, walgelijke, grensoverschrijdende kunst en literatuur maken

Toen ik een 5-jarige morsige immorele primitieve wildebras was in De Panne, wilde ik een jongetje zijn. Jongens mochten meer. Jongens mochten ongestraft blindencentra in brand steken, gemummificeerde kogelvissen stelen van vereenzaamde gravinnen, boksen tegen kermiskangoeroes en vanuit de kruin van een trompetboom pissen op het hoofd van de kribbige onderpastoor. En later, wanneer de jongens volwassen mannen waren, mochten ze: poolreiziger, leeuwentemmer, messenwerper, berg-beklimmer, syfilislijder, uroloog, treinrover, bankovervaller, pooier, dichter, discuswerper, brandweerman, premiejager of fazantenstroper worden. Meisjes in De Panne mochten niets.

Meisjes moesten koket, gedwee, zachtmoedig, zorgzaam en nederig zijn: de tafel dekken, de caviakooi schoonmaken, hazen villen en virtuoze doch geruisloze pijpbeurten uitdelen aan incestueuze imkers, verdorven touwslagers en racistische fietsenmakers.

Ik verzette me hevig tegen dit keurslijf. Ik kon en wilde niet in de pas lopen. Ik was niet bevallig en de genitaliën van incestueuze imkers, verdorven touwslagers en racistische fietsenmakers zeiden me niets.

Dus sprak ik op een dag mijn wens uit tegen mijn moeder: 'Mama, ik wil een jongetje zijn. Voor eeuwig en altijd. Verlos me van mijn vagina en schenk me een penis. Graag een gigantisch exemplaar, dan kan ik er pocherig over doen en wulpse garnalenpelsters en naïeve Moldavische bobijnsters laten krijsen van zalige pijn en heidense extase.'

Gelukkig nam mijn sluwe spottende intelligente moeder mijn wens niet ernstig. Anders was ik nu een man. Een afschuwelijke man met schabouwelijke teelballen en een spuuglelijke penis. Mijn moeder nam mijn wens niet ernstig, omdat ik grillig, onnozel, irrationeel, warrig, wispelturig, rusteloos en redeloos was. Maar vooral: omdat ik verwaarloosbaar was, van geen tel.

In de jaren tachtig werd er niet op kinderen gelet. Er werd alleszins geen rekening gehouden met onze klachten, complexen, angsten, trauma's, obsessies en bevliegingen. Wij waren (in de ogen van de hooghartige autoritaire volwassenen) bleke, hortende, stotterende, snotterende, sniffende, schimmige, inferieure, gebrekkige, onaffe, demonische wezens.

Dat de volwassenen mij negeerden kwam mij goed uit, zo kon ik naar hartelust: verwilderen, verloederen, vriendschappen sluiten met eekhoorns en boemannen, banken overvallen, onorthodoxe taxidermisten lastigvallen, en koortsig masturberen met kroonkurken en vermangelde krabben in de bunkers op het strand. Pas op mijn 11de wilde ik een meisje zijn. Ik woonde toen in Gent. Ik begon een paarse diadeem te dragen en dweepte met Charlotte Gainsbourg, de brutale hese Franse dochter van de onweerstaanbare hitsige blasfemische provocateur Serge Gainsbourg.

Ik werd verliefd op een klasgenoot: Bart.

Maar Bart had zijn zinnen gezet op de vulgaire vroegrijpe corrupte snerende Wendy die reeds priemende peervormige borstjes had onder haar te dunne T-shirt van The Cure. Dus moest ik mijn pap koelen met een 60-jarige bedlegerige Cobraschilder. De Cobraschilder woonde in de Penitentenstraat. Het scheen me een hilarische, obscene straatnaam. Tot mijn moeder me vertelde dat penitenten boetelingen waren en geen mannelijke genitaliën.

Maar dat maakte de straatnaam alleen maar aantrekkelijker, gewelddadiger en interessanter. De bedlegerige Cobraschilder stierf aan een welverdiende bloedvergiftiging, en ik vond uiteindelijk een liefje van mijn leeftijd: Anton. Anton was erg romantisch: hij kocht om de haverklap marsepeinen rattenvangers en pluchen walrussen voor mij. Helaas weigerde hij om mijn zondige schaamlippen te verminken met natte espadrilles en roestige veiligheidsspelden. Schoon ik het hem vroeg. Nee: ik smeekte erom. Ik verbrak de relatie en Anton verdronk enkele weken later in een mistroostig Bulgaars waterpretpark.

Tegenwoordig zijn er veel kinderen die zich inbeelden dat ze verlangen om van geslacht te veranderen. Vanaf het moment dat ze hun ondoordachte, nukkige wens hebben uitgesproken worden ze geforceerd in een slopend, intimiderend, hormonaal, psychologisch uitputtend, financieel aderlatend, onomkeerbaar proces.

Allicht krijgt een deel van de kinderen spijt, maar ze durven hun staart niet meer in te trekken. En ze voelen zich speciaal: in transitie. Maar speciaal worden we als mens pas echt wanneer we woeste, walgelijke, compromis-loze, grensoverschrijdende, anarchistische kunst en literatuur maken.

En die kunst en literatuur kunnen door elke opstandige mens worden gemaakt. Met of zonder penis, met of zonder horrelvoet, met of zonder dwerggroei, met of zonder criminele voorouders, met of zonder rolstoel, met of zonder littekens, met of zonder naargeestig ver-leden, met of zonder kleurrijke anomalieën.

Elke puber heeft het recht om te experimenteren met piercings, promiscuïteit, black metal, zeezoogdiertatoeages en haarparafernalia. Maar bij de buitensporige vaart en koortsige haast waarmee van geslacht wordt gewisseld stel ik me, als trotse drager van duivelse eierstokken en druipende labia, toch vragen.

Wat een goed idee, van die Pol Pot, om ze gewoon aan het werk te zetten ...


Naar Alfa wereld  , of site home  .
 

23 apr.2006