Alfa en bèta sociologisch : nature versus nurture
| 5 dec.2006 |
Het nature versus nurture debat gaat erover of de menselijke
eigenschappen voornamelijk door de genen of door de opvoeding wordt bepaald.
Gedurende vele decennia, zo vanaf eind zestiger jaren tot circa vijf jaar terug,
was de nurture opvatting, het idee dat menselijke eigenschappen
voornamelijk, 80 procent of meer, bepaald werden door opvoeding volkomen
dominant. Die dominantie was geheel ingegeven door ideologie, voor een flink
deel als reactie op de nazi-ideeën over ras en dergelijke. Nurture was
een integraal deel van de verzameling ideeën die we kennen als politieke
correctheid
- het is een tweelingbroer van het gelijkheidsideaal: alle mensen zijn gelijk
geschapen, en kunnen door opvoeding gekneed worden naar wat men maar wil.
Enigszins raillerend kan je van de nurture-opvatting het volgende maken:
"Als je een baby met een piemeltje een roze jurkje aandoet, wordt het voor 80
procent een meisje".
Sinds een jaar of vijf is er enige kentering in de dominantie
van nurture, hetgeen volledig op het conto komt van een stroom nieuwe
ontwikkelingen in de medische wetenschap. Al die ontwikkelingen wijzen erop dat
wat er in de geest gebeurd sterk bepaald is door wat er fysisch-chemisch in de
hersenen gebeurd
, dat beide ten nauwste samenhangen met genetica, en dat genetisch eigenschappen
sterk mede-bepaald worden door genetische afkomst.
Hoe sterk de nurture stroming is geweest blijkt uit
onderstaand artikel, van de hand van een wetenschapsjournalist van een
gerenommeerde krant:
Volkskrant weblog, 16-11-2006, door Marcel Hulspas, wetenschapsjournalist
van de Volkskrant
Geniaal is een persoonlijke keuze
Kun je toekomstige genieën opsporen, en dan opleiden? Soms lijkt het erop dat
het ministerie van Onderwijs werkelijk denkt dat dat mogelijk is. Men doet er
alles aan om de domme bokken van de veelbelovende schapen te scheiden, om de
bokken vervolgens op te jagen, en de schaapjes te prikkelen tot extra hoge
prestaties. Het mag weer. Uitblinkers moeten weer kunnen uitblinken. Maar werkt
het? Het antwoord op die vraag luidt: nee. Het spijt me oprecht voor alle talent
scouts, onderwijskundigen en economische planners maar toptalenten herken je
niet en je kweekt ze niet. De enige manier om talent te helpen is het met rust
te laten.
Het is nog steeds onmogelijk om in iemands brein, of van mijn
part in iemands genen te kijken, en vast te stellen of er sprake is van een
genie-in-de-dop. Natuurlijk, intelligentie is deels erfelijk, en dus aangeboren.
Maar intelligentie is een breed en vooral vaag begrip. Een hoog IQ is een
veelbelovende start, verder niks. Er zijn Amerikaanse particuliere scholen die
bewust selecteren op een hoog IQ. Onderzoek laat zien dat deze niet extra veel
leerlingen afleveren die later, in de samenleving, bovengemiddeld presteren.
Vindt u dat verrassend? Vergelijk het met extra veel spierbundels. Ook dat is
voor een groot deel een genetische zaak. En een veelbelovende eerste stap op weg
naar een sportieve carrière. Maar de grote vraag is: wat doe je ermee? Sport is
meer dan spieren. Het vergt techniek, concentratie, ervaring, zelfkennis.
Kortom, jaren en jaren van training.
Echt uitblinken, of het nu intellectueel is of sportief, is
GEEN aangeboren eigenschap. Het is een persoonlijke keuze. Welke keuze? Het
antwoord daarop ligt verborgen in een versleten grap. Hoe kom je bij het
Concertgebouw? Inderdaad, door te oefenen, te oefenen, en nog eens te oefenen.
...
Red.: Kortom: wilt u geniaal zijn, moet u oefenen. Bent u
niet geniaal, dan heeft u dus te weinig geoefend.
Laten we nu een kijken naar een gebied waar men gewend is
hard te werken: de sport. Hulspas noemt 10.000 uur als minimaal noodzakelijke
oefentijd - er zijn onnoemelijk veel atleten die die hoeveelheid tijd in
hun sport hebben gestoken. Toch zijn er maar heel weinig die zich als geniaal in
hun sport manifesteren. En ervaringen uit hardlopen laten zien dat hele groepen
en zelfs rassen kunnen trainen tot ze er bij neervallen, er zijn andere groepen,
en rassen, die het inherent beter doen
.
Maar om dat laatste te verdoezelen worden dit soort onzinnige
stellingen en theorieën als die van Hulspas natuurlijk ook van stal gehaald, zie
nog dit citaat:
En dat laatste slaat natuurlijk op onze lastige immigrantenjongeren waarvan we
er zoveel in huis hebben. En die zo aantoonbaar lager scoren in opleidbaarheid.
Het tegengeluid uit de wetenschap:
Uit:
De Volkskrant 12-06-2010, door Malou van Hintum
Een brein went nooit helemaal
Hersenwetenschapper Dick Swaab gaat met pensioen, al werkt hij
gewoon verder. Je bent je brein, vindt hij. En voor het nut van alles tussen
opvoeding en wilskracht bestaat bitter weinig bewijs.
... Hoogleraar neurobiologie Dick Swaab (65) neemt donderdag
officieel afscheid, maar werkt daarna gewoon door. Hij is bij het grote publiek
bekend door zijn ontdekking van de ‘homokwab’, een vondst die hem bedreigingen
en bommeldingen opleverde, en zelfs voor Kamervragen zorgde.
Toen, in 1989, werd hij gehaat omdat hij had ontdekt dat de
hypothalamus van homoseksuele mannen er anders uitziet dan die van
heteroseksuele. Later sloten transseksuelen hem in de armen omdat hij de oorzaak
van hun geslachtsidentiteitsstoornis kon aanwijzen in het brein:
transseksualiteit is geen fabeltje, het bestaat echt. ...
Je bent je brein, zegt Swaab. Daar word je mee geboren, en
daar valt niet bar veel aan te veranderen. Hij heeft net zo min iets op met het
maakbaarheidsgeloof van de jaren zeventig – sociale omgeving en opvoeding
bepalen wat we doen en wie we zijn – als met het maakbaarheidsgeloof van nu: het
idee dat het louter een kwestie is van wilskracht en verantwoordelijkheidsgevoel
om je gezond en fatsoenlijk te gedragen.
U zegt nog steeds: biology is destiny.
‘Toen ik begon, kregen moeders overal de schuld van: schizofrenie, autisme of
homoseksualiteit, het kwam allemaal door de moeder. Geslachtsverschillen in
gedrag zouden ontstaan door de druk van de maatschappij. Maar de enige omgeving
die er echt toe doet, is de chemische omgeving in de baarmoeder.’
Toxische stoffen die de hersenontwikkeling beïnvloeden, komen in de
baarmoeder terecht door het gedrag van de moeder: roken, drinken, drugsgebruik.
Mensen in achterstandsituaties gedragen zich vaker ongezond dan mensen uit de
hogere sociale klassen. Het is dus wel een maatschappelijke kwestie.
‘Gedrag van een zwangere vrouw is voor mij ook biologie. Sommige mensen komen
makkelijker af van het roken en drinken dan andere. Dat komt door polymorfismen
in het brein die te maken hebben met de chemische boodschappers in de hersenen.’
De sociale omgeving kan iemand met zo’n gevoeligheid helpen, de triggers voor
dat gedrag weghalen of iemand trainen ermee om te gaan. Gedrag is beïnvloedbaar.
(Diepe zucht) ‘Iedereen weet dat je met drinken en roken de foetus beschadigt,
en toch gebeurt het. Dus mensen die dat doen, kunnen er niet mee ophouden. Dat
is een biologische kwestie.’
Iedereen weet dat? Denkt u dat?
‘Tegenwoordig wel. In mijn inaugurele rede, die ik dertig jaar geleden hield,
zei ik al dat we de hersenen van onze kinderen al vóór hun geboorte beschadigen.
Toen is er een Gezondheidraadscommissie ingesteld die alle factoren die
verantwoordelijk zijn voor hersenbeschadiging op een rijtje heeft gezet, en is
er een advies naar de minister gegaan.
‘Dertig jaar later blijkt dat menselijk gedrag vreselijk
moeilijk is te veranderen. De basis daarvoor ligt in de biologie. Nicotine en
alcohol zijn niet voor niets verslavende stoffen – tenminste, voor sommige
mensen.’
Toch hamert de overheid op de eigen verantwoordelijkheid van mensen om gezond
te leven.
‘Voor die maakbaarheidsgedachte vind je geen steun in hersenonderzoek.’
Red.: Een belangrijk bezwaar hiertegen is verwoord in
de volgende vraag:
Want gedrag blijft een relatieve kwestie: als ieders gedrag biologisch
bepaalder wordt, blijft het oordeel over wat al dan niet strafbaar is hetzelfde,
want het gaat bij strafbaarheid om in hoeverre het gedrag afwijkt van de sociale
norm, dat wil zeggen de norm van de omgeving.
Onderzoeksresultaten:
Uit:
De Volkskrant 18-10-2102 van verslaggeefster Asha ten Broeke
Ouders vormen hun kind minder dan genen
De invloed van ouders op het karakter van hun kinderen wordt overschat. In de
jeugd zijn het namelijk de genen die de belangrijkste invloed hebben op iemands
persoonlijkheid. .
Dat concludeert de Duitse psycholoog Christian Kandler
(Universiteit van Bielefeld) deze maand in Current Direction in Psychological
Science. In een overzichtsartikel laat hij 38 studies de revue passeren naar
de ontwikkeling van persoonlijkheid, en de invloed die genen en de omgeving
hierop gedurende een mensenleven uitoefenen.
De omgeving gaat pas na de kindertijd een rol van betekenis
spelen, blijkt daaruit. Levensgebeurtenissen als op kamers gaan, studeren,
carrière maken, trouwen en kinderen krijgen zijn daarbij belangrijke drijfveren
voor de ontwikkeling: ze zorgen vooral voor karakterverandering. ...
Red.: Dus de 80 procent nurture kan bij
kinderen al in ieder geval op de schroothoop ...
Naar Alfa's en bèta's, sociologisch
,
Sociologie lijst
, Sociologie overzicht
, of site home
.
|