Beslissingen, sociologisch: democratie (in ontwikkeling)

.2009

Democratie kan je, net als alles, van veraf en dichtbij bekijken. Van veraf is het op het ogenblik de beste manier om een maatschappij te besturen. Van dichtbij, kijkende naar de deelprocessen en nog kleinere details, is er wel het één en ander over op te merken. Hier gaat het over het deelproces van de kiezer die zijn keuze maakt - kortom, het gaat over beslissingen, in vervolg op de algemene beschouwingen over Beslissingen, sociologisch  .

In Sociologische beslissingen hebben we gezien dat als je grote groep een keuze uit vier gelijkwaardige alternatieven voorlegt, het goede antwoord de meerheid krijgt, omdat degene die het niet weten verspreid over alle uitslagen stemmen - het wijze-menigte proces. Ook hebben we gezien dat dit fout gaat, als een van de alternatieve antwoorden een herkenning oproept, want dan gaat een groot deel van de mensen daar opstemmen, daarmee de mensen die het juiste antwoord kennen overstemmend.

Ook hebben we gezien dat er naast herkenning van één van de antwoorden, er ook allerlei vindingen kunnen zijn met een van de antwoorden, meestal van de emotionele soort, zoals etnie en religie. In landen waar deze processen de overhand hebben, is er ook bijzonder weinig tot geen democratie - als er al een keuzeproces is, leidt het toch gewoon tot etnisch leiderschap, en vaak tot diverse vormen van dictatuur en vaak burgeroorlog. Dit is nogmaals een bevestiging van de negatieve waarde van het kuddegedrag.

Wat de toepassing van het beslismodel op de democratie kunnen we ons dus beperken tot de democratieën waar in meerderheid niet volgens het basale kuddegedrag gestemd wordt, dat wil zeggen: de Westerse maatschappijen.

In het Westen kunnen we dus uitgaan van het wijze-menigte model, dat wil zeggen: als mensen moeten kiezen tussen bijvoorbeeld vier mogelijkheden, dan wint het juiste alternatief, omdat de mensen die het niet weten over alle mogelijkheden verdeeld stemmen. Of als je ze laat raden naar het gewicht van een varken, ze dicht bij de goede uitkomst komen, omdat de fouten elkaar uitmiddelen. Als je dus een manier zoekt om maatschappelijke beslissingen te nemen, is dit dus de aanpak van voorkeur. Een aanpak die we kennen als "democratie".

Grappig genoeg zijn er maar weinig landen die deze "democratie" kennen -  het bekendste voorbeeld zijnde Zwitserland. Wat, net zo grappig, ook bekend staat als een conservatief en cultureel zelfs enigszins achterlijk land, deels mede om deze reden - "Die rare Zwitsers hebben koekoeksklokken en mogen over van alles stemmen."

En de overige landen beweren ze ook dat ze democratie hebben, maar daar nemen de burgers geen beslissingen. Daar kiezen de burgers eerst andere burgers, en die burgers nemen de beslissingen.

Die aanpak zou bekend moeten klinken bij diegenen die Beslissingen, sociologisch  al gelezen hebben. In het geval van de televisiequiz is dat die andere vorm van hulplijn: niet het vragen aan het publiek, maar het bellen van de deskundige vriend. En daarvan is dus gebleken dat het minder goed werkt dan het vragen aan het publiek.

Waarom hebben wij dan toch de deskundige-vriend democratie, en niet de wijze-menigte democratie?

Dat komt door de manier waarop de maatschappelijke inrichting tot stand is gekomen. Het is niet een kwestie geweest van kijken naar wat het beter werkt, maar van historische ontwikkeling. En in die historische ontwikkeling komen we toestanden tegen waarin er helemaal geen democratie was - waar één enkele of een groepje burgers de baas is.

Het systeem waarbij één enkele burger de baas is bestond en bestaat er in diverse varianten, die allemaal een andere naam aan de positie van die burger geven, maar geen van die varianten is bijzonder succesvol gebleken. Om het streng te zeggen: ze verschillen eigenlijk alleen in de diverse graden van rampzaligheid.

In het Westen heeft een ontwikkeling van circa vijfhonderd jaar ervoor gezorgd dat ze nu een vorm van democratie hebben, die we officieel kennen als de vertegenwoordigende of parlementaire democratie. We kiezen burgers die we deskundig achten, die ons besturen. Dat zijn geen deskundige vrienden, maar mensen die zich geroepen voelen tot het vertegenwoordigen, en aan de rest van de burgers vragen voor hen te kiezen.

OK, kunt u nu zeggen, dan is er toch weinig aan de hand, want voor dit keuzeproces geldt weer het wijze-menigte model, zodat je op die manier de juiste bestuurders krijgt, en dus toch de juiste beslissingen.

Maar daar schuilt een adder onder het gras. Want die bestuurders waaruit je kiest beslissen over een heleboel zaken. Als het aantaal bestuurders waaruit je kan kiezen minder is dan het aantal zaken waarover ze beslissen, zal je al moeilijk tot zelden iemand treffen die standpunten heeft die helemaal overeenkomen met de jouwe. In ingewikkeldere maatschappijen spelen zeer veel zaken, en zal het aantal zaken praktisch gezien veel groter zal zijn dan het aantal verkiesbare bestuurders. Oftewel: vanuit jouw standpunt als burger kan je niet de juiste bestuurder kiezen, maar alleen de minst onjuiste.

Deze individuele democratie is niet de manier waarop het in de meeste democratieën is ingericht. Eveneens vanuit de historische ontwikkeling is het niet zo dat individuele burgers zich verkiesbaar stellen, maar dat de deelnemers aan de verkiezingen georganiseerd zijn in partijen, bestaande uit vele en diverse burgers die zich beschikbaar maken om het land te besturen.

Die politieke partijen bestaan uit vele potentiële bestuurders, die tezamen een gemeenschappelijk standpunt opstellen, een politiek programma. Dus hier zijn het zelfs de bestuurders zelf die niet al hun opvattingen terugzien in het programma waar ze voorstaan, en weer, naarmate het aantal zaken groter is zal ook voor de individuele bestuurders het criterium niet zijn van "het juiste programma", maar van "het minst onjuiste".

Voor de individuele erger lijkt er niet zo veel vernadert,, want in plaats van een beperkte keuze uit individuele bestuurders, is er nu een beperkte keuze uit diverse politieke partijen. Maar omdat politieke partijen een organisatie vergen, is het aantal mogelijk politieke partijen in de praktijk beperkter dan het aantal individuele bestuurders. Dus in de praktijk is de keuze van de kiezer wel degelijk nog verder beperkt.

Deze beperking van de keuze van burger is natuurlijk groter naarmate het aantal partijen minder is. Een één-partijstaat geldt als niet-democratisch - het is niet meer dan logisch om te stellen dat een twee-partijstaat niet meer is dan half-democratisch. Dat dit laatste desondanks nauwelijks tot niet gezegd wordt, heeft zijn reden in het feit dat een paar van de grootste Westerse democratieën twee-partijdemocratieën zijn: met name de Verenigde Staten en Engeland. Daar komt nog bijn dat in de Verenigde Staten, de twee partijen in veel opzichten nauwelijks van opvattingen verschillen

Na dit laatste uitstapje richting praktische consequenties, terug naar de theorie. Er is dus een duidelijke rangvolgorde aan te geven in de diverse vormen van democratie, aan de hand van de directheid van de invloed van de keuze, de beslissing, van de kiezer. In die rangvolgorde zitten er telkens meer tussenstappen, niveaus, tussen de keuze/beslissing van de individuele kiezer, en het uiteindelijke maatschappelijk genomen besluit. Kortom: dit is weer een vorm van de abstractieladder => . In de oorspronkelijke abstractieladder is de basis de individuele koe, en in de democratische abstractieladder is de basis de individuele keizer die mag beslissen. In de oorspronkelijke abstractieladder is het volgende niveau dat van de verzameling of groep van koeien, wat in de democratische abstractieladder overeenkomt met het niveau van een verzameling of groep van bestuurders: een politieke partij. In de democratische abstractieladder zit dus een of meerdere niveau extra ten opzichte van de oorspronkelijke ladder, in de vorm van de mogelijkheid om individuele bestuurders te kiezen. Ook is in de democratisch abstractieladder anders dat de stap naar het volgende niveau, de één-partijstaat, geen echte ladderstap is, maar een soort continue glijbaan bestaande uit de verschillende aantallen politieke partijen en de spreiding in hun opvattingen.

Nu terug naar het oorspronkelijke uitgangspunt in Beslissingen, sociologisch => : als je mensen onbevooroordeeld laat kiezen uit diverse mogelijkheden, komt de juiste mening of inschatting vanzelf bovendrijven door het uitmiddelingsproces van de onjuiste, ondeskundige, meningen - het wijze-menigtemodel. Het is volkomen duidelijk dat, zoals we al gezien hebben voor de eerste stap, dit steeds minder opgaat, naarmate de uiteindelijk beslissingen verder van de verzameling van individueel en onafhankelijke kiezer afstaan. Kortom: naarmate je hoger op de democratie abstractieladder komt, ga je verder van het wijze-menigte-model af, en kom je dichter bij het deskundige-model, waarvan de quizzes hebben uitgewezen dat het minder goed  werkt.

Waar we hier dus toe moeten concluderen, is een bevestiging van de algemene opvattingen dat democratie het betere model is om maatschappelijke beslissingen te nemen.

De extra waarde van deze wetenschappelijke aanpak boven de intuïtie  is dat het het ook een richtlijn geeft voor het soort democratie dat de betere is. Dat is versie die het dichtste bij het wijze-menigte-model staat, de directe individuele democratie. En naarmate men verder daarvandaan gaat, wordt het minder. Dus de versie van de rare Zwitsers is een stuk beter dan die van "het baken van de democratie", de Verenigde Staten.

De wetenschappelijke aanpak leert nog een tweede les uit het wijze-menigte-model: het gaat fout als één van de mogelijkheden, naast de inhoudelijke, een anderszinse, bijvoorbeeld emotionele, aantrekkingskracht uitoefent op de stemmers. De stem op Albert Einstein omdat iedereen die naam kent ondanks het feit dat hij niet de ontdekker van de magnetische inductie is.

Het democratische beslissingsproces heeft talloze van dit soort verstoorders, waarvan de twee grootste zijn etnie en religie. Etnie speelt vooral in niet-Westerse landen, en is daar meestal doorslaggevend - in dit soort landen telt het wijze-menigte-model dus in het geheel niet mee. In strikte zin zijn dit dus geen democratieën, zelfs als er een proces van verkiezingen is.

Religie speelt een sterke en soms doorslaggevende rol in bijna alle niet-Westerse landen, en ook in vele Westerse. Zo heb je in Nederland en Duistland grote religieuze partijen, die in hoge mate de politiek in die landen bepalen. Die religieuze partijen noemen zichzelf niet "religieus", maar "confessioneel". "Confessioneel" is natuurlijk slechts een eufemisme voor "religieus", en de conclusie daaruit moet zijn dat men zelf kennelijk ook beseft dat men iets doet dat niet deugt. Het niet-deugen zit erin dat de betreffende keizers veel minder tot niet letten op wat de religieuze partijen doen, inhoudelijk, maar alleen letten op het feit dat ze zich afficheren met dezelfde religieuze vaandels als die kiezers - men gaat voor de bekendheid in plaats van de inhoud.

Als derde kan aan de hand van ons wetenschappelijke model ook iets gezegd worden over de democratische gezindheid van de bestuurders, de mensen die in de politieke partijen zitten. Een grote meerderheid daarvan is tegen directe invloed van de burgers, de kiezers. Natuurlijk zullen ze dit nooit zeggen, maar dat blijkt op die momenten dat die directe invloed ter sprake komt, in bijvoorbeeld de vorm van een referendum. Een referendum is niets anders dan de oorspronkelijke versie van democratie volgens het wijze-menigte-model. En zodra dit ter sprake komt, keert een grote meerderheid van de politici zich daartegen

De rechtse en confessionele politici belijden met de mond dus wel de steun aan de democratie, maar zodra het erop aankomt, zijn ze anti-democratisch. Dat kan maar één ding betekenen: dat de belangen van de politici niet overeenstemmen met die van de rest van de bevolking.

Ook hier zien we weer de invloed van de historische ontwikkelingen. Het democratische model is voorafgegaan door modellen waarin een groep van almachtigen de overige mensen bestuurden, op allerlei manieren lopende van horigheid tot slavernij. Daarin is geleidelijk verbetering gekomen, maar een flink deel van het soort mensen dat vroeger aan de top van de maatschappij zat, op die manier van willekeur, zit daar nodig steeds, of heeft in mindere of meerdere mate dezelfde mentaliteit als die oude bestuurders. Wat ook logisch is, omdat de positie van machtige in de maatschappij natuurlijk altijd hetzelfde soort mensen aantrekt: mensen die machtig zijn interessant vinden. Mensen die dus weinig democratisch denken, en eigenlijk ook minder of niet geschikt zijn om een maatschappij te besturen - zoals ook iedereen wel weet => . De manier waarop dit soort mensen in een democratie de macht kan krijgen, om zich te hullen in vaandels die dat verbergen, waarvan het religieuze vaandel er dus één is: ze afficheren zich als christen, maar zijn voornamelijk of alleen in macht of eigenbelang geïnteresseerd.

 

Er bestaat een aanzienlijke logica voor een dergelijk systeem. Om als verkiesbare burger kennis te maken met de overige burgers is zeer veel moeite nodig, rondreizen enzovoort, of zeer veel geld, voor folders of televisiezendtijd. Dat gaat veel beter als je je in een groepje organiseert - wat we kennen als politieke partij.

 

 

Dat is raar, want, zou iemand van een andere planeet zeggen, want wie zegt dat die burgers die de beslissingen nemen niet die beslissingen in hun eigen voordeel nemen.

 

Het eerst kan je in principe op alle ja/nee kwesties toepassen, bijvoorbeeld: "Gaan we al dan niet oorlogvoeren in Afghanistan?", en het tweede bijvoorbeeld op "Hoeveel moet er besteed worden aan defensie?"  Je kan het niet toepassen op vele andere kwesties, zoals bijvoorbeeld: "Hoe hoog wilt u de belastingen hebben?" Dit gaat niet werken, omdat de ondervraagden niet neutraal staan ten opzichte van de alternatieven - men zal kiezen vaar lage belastingen, uit geldzucht. Dat wordt gedemonstreerd in Amerika, waar de hele infrastructuur sterk verwaarloosd is => , en staten als Californië aan de rand van bankroet staan, vanwege de vele stemmingen voor belastingverlaging => .

 

apart en belangrijk geval van het nemen van beslissingen zijn die in de politiek, te beginnen natuurlijk met het verkiezingsproces. Volgens het gebruikelijke model stelt men de menigte, de burgers, niet losse vragen van de soort waarop je het wijze-menigte geval kan toepassen, maar een heleboel vragen tegelijk. Je laat ze stemmen op een aantal politieke partijen met bijbehorende politieke programma bestaande uit meerdere vragen: over onderwijs, defensie, zorg enzovoort. Aangezien de meeste mensen een beperkte expertise hebben, zal de kennis op een bepaald gebied verspreid raken - het is hetzelfde als je het quiz-publiek eerst moest kiezen tussen A, B, C, en D voor één vraag, nu moet kiezen tussen A, B, C en D voor tien vragen tegelijk - met de bekende dilemma's: bij vraag 1 past A beter, en bij vraag 2 past B - een proces waarvoor inmiddels de bekende Stemwijzer-website wordt gebruikt. Maar heel erg goed gaat dat natuurlijk niet.

Door dit systeem van stemmen op politieke partijen, de vertegenwoordigende democratie, werkt het wijze-menigte-model niet meer. Wat nog wel werkt is het emotionele model. In de praktijk kiezen mensen niet zozeer op grond van een inschatting van de werkelijke gang of stand van zaken: het gewicht van het varken, maar op grond van hun emoties ten opzichte van de betrokken zaken, begrippen en personen. Belangrijke voorbeelden van betrokken zaken en begrippen zijn religie, idealen/ideologieën, materiële belangen, etnie, en dergelijke.

 

 

Het voor de hand liggende antwoord is het houden van aparte stemmingen per vraag: het referendum. Volgens de theorie zou dit veel beter werken. Volgens de politici niet, want volgens hen is het publiek niet deskundig genoeg om concrete vragen te beantwoorden. Dat is in principe dus een leugen. De reden dat deze leugen geuit wordt door zich democraten noemende politici is natuurlijk simpel: het referendumproces haalt de beslissingsbevoegdheid weg uit hun handen.

 


======
Een van de kenmerken van het politieke bedrijf is het gebruik maken van emoties. In een maatschappij bestaande uit mensen met de gewone verdeling van intelligentie, dat wil zeggen: dat het gemiddelde veruit in de meerderheid is, zou je ook zeer gemiddelde besluitvorming verwachten. Het grappige is dat dit niet zo is. Erg voor de hand liggend, maar toch pas recent bedacht is het volgende proces, dat we eerste beschrijven in zijn kleine vorm,

 

Hetzelfde geldt voor het nemen van besluiten op politiek gebied. Een verkiezing is in principe hetzelfde als het voorleggen van een vraag of diverse vragen. Ook voor dit proces geldt dat de statistisch willekeurige verdeling van de fout-stem er automatisch toe leidt dat de goede stem van een beperkte groep automatisch boven komt drijven  .

Dat laatste is vaak niet de bedoeling van de politici. De eerste methode om dit te voorkomen is om de keuzes te vervagen: je stelt niet een bepaalde vraag, maar een heleboel vragen tegelijk. Je laat ze stemmen op een aantal politieke partijen met bijbehorende politieke programma bestaande uit meerdere vragen: over onderwijs, defensie, zorg enzovoort. Aangezien de meeste mensen een beperkte expertise hebben, zal de kennis op een bepaald gebied verspreid raken - het is hetzelfde als je het quiz-publiek eerst moest kiezen tussen A, B, C, en D voor één vraag, nu moet kiezen tussen A, B, C en D voor tien vragen tegelijk - met de bekende dilemma's: bij vraag 1 past A beter, en bij vraag 2 past B - een proces waarvoor inmiddels de bekende Stemwijzer-website wordt gebruikt. Maar heel erg goed gaat dat natuurlijk niet.

Dit systeem van stemmen op politiek bedrijven, de vertegenwoordigende democratie, werkt dus niet goed voor het nemen van besluiten. Het voor de hand liggende antwoord is het houden van aparte stemmingen per vraag: het referendum. Volgens de theorie zou dit veel beter werken. Volgens de politici niet, want volgens hen is het publiek niet deskundig genoeg om concrete vragen te beantwoorden. Dat is in principe dus een leugen. De reden dat deze leugen geuit wordt door zich democraten noemende politici is natuurlijk simpel: het referendumproces haalt de beslissingsbevoegdheid weg uit hun handen.

========================

Een van de kenmerken van het politieke bedrijf is het gebruik maken van emoties. In een maatschappij bestaande uit mensen met de gewone verdeling van intelligentie, dat wil zeggen: dat het gemiddelde veruit in de meerderheid is, zou je ook zeer gemiddelde besluitvorming verwachten. Het grappige is dat dit niet zo is. Erg voor de hand liggend, maar toch pas recent bedacht is het volgende proces, dat we eerste beschrijven in zijn kleine vorm, bij de televisiequiz: bij de quiz mogen kandidaten voor het beantwoorden van vragen, bestaande uit multiple choice met vier mogelijkheden, afgekort tot A, B, C en D, "hulplijnen" gebruiken waarvan twee zijn het opbellen van een veelwetende bekende die in 30 seconden het antwoord moeten geven, of het vragen aan het publiek. Het blijkt dat het gemiddelde publiek veel beter is dan de opbeldeskundige. De reden is simpel: degenen onder het publiek die het niet weten stemmen verdeeld op alle vier de mogelijkheden - statistisch gezien op allemaal evenveel. Degenen die het wel weten stemmen op één en dezelfde mogelijkheid. En die mogelijkheid heeft dus altijd de hoogste score.

Dat klinkt aantrekkelijk, maar wie goed leest ziet een groot proleem, namelijk de voorwaarde dat de mensen die het antwoord niet weten, gelijkmatig verdelen over alle keuzemogelijkheden. Dat laatste hoeft zeker niet het geval te zijn - men kan het niet weten, en toch op andere gronden een vermoeden hebben dat men het wel weet. Vraag bijvoorbeeld naar de man achter een wetenschappelijke ontdekking, en geef een rijtje mogelijkheden bestaande uit drie onbekende wetenschappers en Albert Einstein. Dan zal een aanzienlijk deel van het publiek stemmen op Albert Einstein, omdat ze die naam kennen. Dat is een fout besluit, omdat het kennen van een naam niet de vraag is, en als ze het goed zouden doen zouden ze of hun knopen moeten aftellen om een willekeurig antwoord te geven, of niet moeten stemmen. Dit geval laat ook meteen zien waarom het niet werkt: in een opzicht dat er toe doet, zijn de vier mogelijkheden niet gelijkwaardig. Voldoe je wel aan die gelijkwaardigheid, dan werkt het systeem.

Hetzelfde geldt voor het nemen van besluiten op politiek gebied. Een verkiezing is in principe hetzelfde als het voorleggen van een vraag of diverse vragen. Ook voor dit proces geldt dat de statistisch willekeurige verdeling van de fout-stem er automatisch toe leidt dat de goede stem van een beperkte groep automatisch boven komt drijven  .

Dat laatste is vaak niet de bedoeling van de politici. De eerste methode om dit te voorkomen is om de keuzes te vervagen: je stelt niet een bepaalde vraag, maar een heleboel vragen tegelijk. Je laat ze stemmen op een aantal politieke partijen met bijbehorende politieke programma bestaande uit meerdere vragen: over onderwijs, defensie, zorg enzovoort. Aangezien de meeste mensen een beperkte expertise hebben, zal de kennis op een bepaald gebied verspreid raken - het is hetzelfde als je het quiz-publiek eerst moest kiezen tussen A, B, C, en D voor één vraag, nu moet kiezen tussen A, B, C en D voor tien vragen tegelijk - met de bekende dilemma's: bij vraag 1 past A beter, en bij vraag 2 past B - een proces waarvoor inmiddels de bekende Stemwijzer-website wordt gebruikt. Maar heel erg goed gaat dat natuurlijk niet.

Dit systeem van stemmen op politiek bedrijven, de vertegenwoordigende democratie, werkt dus niet goed voor het nemen van besluiten. Het voor de hand liggende antwoord is het houden van aparte stemmingen per vraag: het referendum. Volgens de theorie zou dit veel beter werken. Volgens de politici niet, want volgens hen is het publiek niet deskundig genoeg om concrete vragen te beantwoorden. Dat is in principe dus een leugen. De reden dat deze leugen geuit wordt door zich democraten noemende politici is natuurlijk simpel: het referendumproces haalt de beslissingsbevoegdheid weg uit hun handen.


Naar Beslissingen, sociologisch  , Sociologie lijst  , Sociologie overzicht  , of site home  .