De grote illusie
Het centrale thema in de discussie over de relatieve voor- en nadelen van
verschillende maatschappijmodellen is de rol van het individu versus van de
maatschappij als geheel. In dit discussiespel hebben de voorstanders van de
volkomen vrije markt een joker in handen die ze, zodra ze in de discussie in
moeilijkheden komen, met graagte uitspelen. Die joker is de uitspraak: "Maar
iedereen heeft toch dezelfde kans om succesvol te zijn en de top te
bereiken?". Het is een erg succesvol wapen, want er is een volledige
maatschappij gebaseerd vrijwel alleen op dit idee, die van de Verenigde
Staten.
Een simpele analogie is voldoende om het argument te ontmaskeren. De
maatschappij is een samenspel met meerdere samenhangende groepen, die met
elkaar kunnen contrasteren maar toch belangrijk voor elkaar zijn, geordend
zijn binnen een hiërarchie, en met een leiding die zorgt voor een goede
samenwerking, kortom een situatie die in het klein ontzettend lijkt op die
van een symfonieorkest.
Het argument dat iedereen succesvol kan zijn, is het argument dat iedereen
dirigent kan worden. Dat is overduidelijk onjuist: een symfonieorkest
bestaande uit honderd dirigenten is geen symfonieorkest. In een
hiërarchische structuur is er altijd maar een beperkte hoeveelheid
topplaatsen. Oftewel: er kan maar een zeer beperkt aantal mensen succesvol
zijn (de evidentie ervan blijkt wanneer je het tegenovergestelde neemt: is
iedereen rijk; dan werkt er niemand).
Gegeven dat maar een zeer beperkt aantal mensen succesvol kan zijn, kunnen
we ons nu concentreren op de vraag naar de criteria voor succes binnen het
huidige model. Het is duidelijk dat het aantal mensen dat voldoet aan deze
criteria groter is dan het aantal beschikbare topplaatsen, en dat het
uiteindelijke bereiken van een toppositie in belangrijke mate afhankelijk is
van toeval, toeval hier zijnde alle factoren die niet afhangen van de
functionele kwaliteiten van de persoon zelf, zoals het hebben van vriendjes,
het hebben van het juiste uiterlijk, het zijn op de juiste plaats op het
juiste tijdstip, enzovoort. Daar waar het hebben van een toppositie in
belangrijke mate afhangt van toeval, ontvalt het recht op bijzondere rechten
omdat men die toppositie heeft, zoals daar zijn een inkomen hoger dan
degenen die andere posities innemen.
De grote illusie werkt ook nog een andere kant op: waar het mensen in de
topposities het idee geeft dat ze veel bijzonderder zijn dan ze in
werkelijkheid zijn, geeft het mensen in lagere posities het idee dat ze veel
minder zijn dan ze in werkelijkheid zijn. Het is waarschijnlijk dat veel van
het slechte dat in een maatschappij gebeurt samenhangt met het zelfbeeld dat
mensen hebben, net zoals dat op kleine schaal voor het individu geldt. In de
Amerikaanse variant werkt dat dubbelop: daar wordt ieder individu
voorgehouden dat hij vooral succesvol moet zijn, en dat iedereen succesvol
kan zijn. De conclusie moet wel zijn dat degenen die niet succesvol zijn,
dit aan hun eigen gebrek aan kwaliteiten te wijten hebben, in populaire
termen: dat ze losers zijn. In psychologische termen leidt dit tot
frustratie.
Maar ook de tweede groep, degenen die de filosofie van het meer-zijn geloven,
opnemen, zonder het te zijn, veroorzaakt veel ellende. In de Verenigde Staten
komt het tot uiting in gewelddadig gedrag binnen de eigen maatschappij en in
gewelddadige gedrag als land tegen andere landen, het gewelddadig opleggen van
de eigen waarden aan anderen. In Nederland hebben we het effect van de grote
illusie over de termijn van circa twintig jaar kunnen waarnemen. Hier kwam de
illusie in vrij korte tijd op in het begin van de jaren tachtig, tezamen met de
start van het tijdperk van Thatcher en Reagan. Ideeën die sterk gepropageerd
werden zijn dat de rijken rijker maken de armen ook rijker maakt, en dat er
überhaupt niet zo iets als een maatschappij, een samenspel, bestaat. In
Nederland is gedurende deze tijd een flink deel van onderwijs, gezondheidszorg,
en sociale zorg afgebroken, en nam het aantal rijken en de inkomensverschillen
enorm toe. Tegelijkertijd zag men een ontzettende toename in criminaliteit, zich
toespitsende op het fenomeen dat bekend werd als "zinloos geweld". Recent
onderzoek heeft uitgewezen dat degenen die dit soort gedrag begaan niet de
mensen zijn die zich minder voelen, maar juist degenen die zich veel meer
voelen. Het door een medemens op gedrag aangesproken worden, of andere
kleinigheden, is dan een dusdanige aantasting van dit eigenbeeld dat
gewelddadige reacties ontstaan. Dit beantwoordt meteen de vraag van het waarom
van het zinloos geweld: het is niet zinloos, het is gewoon blinde
machtsuitoefening, veroorzaakt door de illusie van het meer zijn.
Maar ook de andere groep de gefrustreerden, is gevaarlijk, voornamelijk door hun
aantal. Deze groep kwam in Nederland naar buiten naar aanleiding van de
gebeurtenissen rond Pim Fortuyn. De groep van gefrustreerden was in Nederland
extra in het nadeel gekomen omdat zij geconfronteerd werd met de lasten die een
sterke instroom van allochtonen met zich mee bracht: een vreemde taal, een
vreemde dracht, drugsoverlast, misdaad. Vanwege hun middels de grote illusie
aangeprate minderwaardigheid hebben ze lang geen uiting gegeven aan hun slechter
wordende situatie, terwijl er vanuit de hiervan vrijgestelde top van de
maatschappij, deels uit ideologische overwegingen, geen aandacht was voor hun
problemen. De standaard gang van zaken is dan dat de druk zich opbouwt tot het
moment dat een geschikte aanleiding zorgt voor een uitbarsting. Die aanleiding
was Pim Fortuyn. [bron: De Jonge in
de Volkskrant, 24/08/02]
Het is duidelijk dat de grote illusie ook een gevaarlijke illusie is. De grote
illusie is een van de grote fouten waar onze maatschappij aan leidt. Maar zoals
het voorbeeld rond Fortuyn aantoont, moet er met verandering van dit soort zaken
ook voorzichtig worden omgesprongen. Een aantal voorstellen zal elders worden
uitgewerkt.
Naar Houding van de top I
, Het recht van de sterkste
,
Sociologie lijst
, Sociologie overzicht
, of site home
.
|